GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor onze emigranten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor onze emigranten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

Nog steeds houdt ons de vraag bezig, hoe we moeten adviseeren aan degenen, die van het vaderland afscheid nemen, en verhuizen naar Canada, of de Vereenigde Staten van Noord Amerika. Wij voor ons hebben op dit punt al lang een gevestigde meening, die we ook hebben kenbaar gemaakt; daar is nog geen enkele wijziging in gekomen. Maar anderen bleken daar nog niet zoo dadelijk mee klaar te zijn. Hun zweefde de mogehjkheid voor oogen van aansluiting bij de Chr. Ref. Church. Of anders die van de institueering van geheel zelfstandige gemeenten, voorloopig los van elk verband, en zich alleen baseerende op het feit, dat ide leden destijds hadden behoord tot een der plaatselijke kerken in Nederland, aangesloten bij ons kerkverband. Tegenover de in Canada etc. reeds bestaande instituten dus.

Zie ik het wel, dan zijn zij, die aanvankeUjk neigden tot een advies ten gunste van aansluiting bij de Chr. Ref. Church, langzamerhand op die gedachte teruggekomen. Geen wonder ook. Het is bekend geworden, dat deze groep wel graag onze menschen „opslokt"; — als het dan ook maar echt „opslokken" is. Houden ze zich stil, en herinneren ze de Chr. Ref. Church niet aan het feit, dat degenen, die in Nederland in '44 eruit geworpen zijn, dezelfden zijn, wier belijdenis hen sierde, die destijds de Chr. Ref. Church hebben gesticht, zwijgen ze dus over de dwaze bindingen, die de heeren Ridderbos-Grosheide te onzaliger ure in onverstand via een gauw belezen synode hebben gebruikt om de kerken uiteen te jagen, dan zijn ze welkom; een kerk van zwijgers schijnt daar zoo ongeveer het ideaal. Maar inmiddels is al gebleken, dat er ginds gekomen zijn, die wèl spraken over hun in Nederland weer uit het stof opgehaalde belijdenis; en die zich realiseerden, dat men een doopvraag eerlijk beantwoorden moet, en dan bedachten, dat de Chr. Ref. Church afgevaardigden had gezonden naar een z.g. oecumenische synode van Grand Rapids, die met huid en haar de vervangingsformule van 1946 had „gesUkt"; en die dus binnen de Chr. Ref. Church opkwamen voor recht en waarheid; en die toen deswege van het avondmaal afgehouden, ja zelfs in een ambteHjken dienst geschorst zijn. Het mechanisme der domheid, idat in 1944 in Nederland de kerken uiteen gejaagd heeft, werkte dus ook ginds; het kwam in zijn verwoestende kracht voor den dag; en de menschen gingen begrijpen, dat het alternatief was, voor wat deze kerk betreft: óf zwijgen, en zich laten steriliseeren, óf, als men dan wilde profeteeren en getuigen, weer worden vervolgd. De papieren van de Chr. Ref. Church zijn in Nederland bij wie nadenken, in waarde gedaald. DIat te constateeren heeft natuurlijk niets te maken met ressentiment, of zoo iets; zulke nonsens mag worden gesuggereerd door ds E. v. Halsema, en gretig worden overgenomen door dr den Hartogh; ze maakt alleen indruk op wie niet bedenkt, idat ds v. Halsema nimmer heeft geantwoord op zaJteUjke argumenten, net zoo min als dr den Hartogh dit ooit gedaan heeft. En dan: afzonderhjke institueering op basis van het feit van het vroegere lidmaatschap van een nederlandsche „vrijgemaakte" kerk? We gelooven, dat ook daarvan niets kan komen. Primo, omdat een feit uit het verleden nimmer basis is voor kerkformatie, Secundo: omdat, waar dit de b e 1 ij d e n i s moet zijn, meteen het kerkverband moet optreden, wil men althans voor zijn kinderen en kleinkinderen naar vermogen de gevaren helpen bezweren, die het leven in Canada of Noord-Amerika oplevert voor de belijders van den Christus, Men moet maar eens hebben gezien, hoevelen er ondergegaan zijn „in de geslachten". Tertio: omdat zulke plannetjes van „eigen'' institueering in verreweg de meeste gevallen stuiten op het feit van het eenzaam wonen, op uren afstands van een ander, die ook eenzelfde geloof deelachtig is. Quarto: omdat institueering van een gemeente, die verband zou willen onderhouden met andere gehjkgezinde gemeenten, alleen zin heeft, indien .er vele van die zich kunnen vormen, wat, zie boven, uitgesloten te achten is. Quinto: omdat het niet goed is, bij de komst in een bepaald land de historie, die daar

achter den rug ligt, te vergeten en net te doen alsof er nog nooit iets gebeurd is op het gebied van kerkformatie en kerkverband. Indien daar al kerken zijn, op de basis der 3 formulieren, dan is idaar al gewerkt door Gods Geest, en moet niemand Hem in zijn werk negeeren.

Zoo blijft dus weer de vraag nijpen: wat dan? Is er een mogelijkheid van aansluiting bij een. bestaande groep, die eenzelfde geloof heeft, en die plaats maakt voor onze belijders, niet op conditie van „mondje-toe", doch op de basis van: getuig maar, als u wat weet dat naar de Schriften is?

Wij herhalen, voor wat dit betreft, ons advies: sluit u aan bij de Prot. Ref. Churches. In de eerste plaats: omdat deze historisch gezien, het doodgewone adres zijn. In de tweede plaats: omdat ze zoo heel gewoon gereformeerd zijn. In de derde plaats: omdat ze zoo ontzaglijk veel gedaan hebben en doen voor „onze menschen".

Laat ons even nagaan.

In de eerste plaats: ze hebben de eer, het doodgewone adres te wezen, waar onze menschen naar hebben te schrijven. Vroeger was dit de Chr. Ref. Church, met wie onze toenmalige Geref. Kerken correspondentie onderhielden. Wie dat feit der jarenlange correspondentie verdonkeremanen wil, zal ons tegenover zich vinden. Wij gelooven, dat correspondentie tusschen kerken van één belijdenis noodig is en nuttig. — Maar juist daarom hebben we tegen de Chr. Ref. Church geweldige bezwaren. Er zullen weer van die kerkbodeschrijvers zijn, die op de allervoorzichtigste manier — want onze profeten blijven tegenwoordig meestal buiten schot, als ze op profetentoumé zijn — insinueeren, dat deze opmerking mijnerzijds een uiting is van ressentiment. Maar dat is te weerleggen, dezen keer. We hebben al lang vóór de uiteendrijving der kerken idoor de heeren Ridderbos-Grosheide-Nauta gezegd, en het niet onder stoelen en banken gestoken, dat de manier, waarop in 1924 de Chr. Ref. Church zich heeft ontdaan van Rev. H. Hoeksema, een bedroevend staal van kerkscheuring is. Niet op grond van de Schrift, maar onder suggestie van amsterdamsche tadviezen, die even ondoordacht waren als die welke wij kennen uit het boek van ds H. J. Schilder — o, idie hoogmoed van de'éénoogen in een territoir van blinden óf oogensluiters —, en voorts met een beroep op niet zakelijke óf niet eens bestaande citaatjes uit een paar auteurs (die De Heraut destijds, toen Greijdanus ze aanhaalde, minder betrouwbaar noemde) hebben ze hem uitgeworpen uit de Chr. Ref. Church. Hij hield zich aan de belijdenis; zij niet (hun spreken van een gunstige GEZINDHEIE? Godfe jegens alle menschen was verlating van de belijdenis). Hij bleef bij de kerkenordening; zij hebben die geschonden; de manier van uitwerping vertoont met die, welke in Nederland in 1944 gekozen is, treffende overeenstemming. Toen was daarmee de Prot. Ref. Church, zooals ze daarna aanvankelijk heette, het adres der kerk geworden; ze zette voort wat er was. Dat hebben we niet allemaal begrepen; ik ook niet. We hebben destijds zoo'n-heel klein beetje van de zaak gehoord. Heelemaal geen finesses. Er werd ook geen lectuur ontvangen op groote schaal. We hebben bovendien wel geloofd in „onze mannen", dat heb ik ook gedaan; we controleerden hun dwaze citaatjes niet (denk aan ons vertrouwen in het rapport van 1905 over art. 36 der belijdenis, dat pas later, toen we het eens gingen controleeren, veelzins fout bleek), en we hoorden ook later vrijwel niets van de feiten. Rev. Hoeksema is bij mij eens in de kerk geweest, maar ik wist er niets van ('twas in Rotterdam); een bezoek, dat hij wilde brengen, is — dat vernam ik eerst verleden week — afgestuit op mijn uitstedigheid; en wij allemaal zeulden verder: wat wéten we eigenlijk van Amerika en van Zuid-Afrika? In normale omstandigheden? Maar voor het eerst werd ik zelf pas goed wakker, toen ik het amsterdamsche gestoethaspel zag — natuurHjk alleen maar indirect — bij gelegenheid van mijn eerste, naief ondernomen reis naar Amerika. Dat gesctarrel achter mijn rug, en dat gepoog om me daar vandaan te houden, tot op het beleedigende af; en dat alles omdat de heeren bang werden voor een aantasting van hun gemeenegratieschematiek. Toen begreep ik: daar zit wat achter; stérke menschen doen zoo achterbaksch kinderachtig niet. De achterdocht der machteloosheid is het tegendeel van de rechtvaardigingsbUjken van de wijsheid. We hebben toen van nabij de zaken leeren zien; hebben getracht, 'een weg te vinden, die tot den zoo dwaas verstoorden vrede kon leiden, maakten evenwel ook toen reeds kennis met de onbekeerlijkheid speciaal van kerkelijke vergaderingen; en begrepen: dat blijft daar mis. Loopen ze nóg niet zoet achter Amsterdam aan? Zonder eigen lust tot critisch onderzoek? Als soms ds E. van Halsema dit stukje leest, en over dat citaatje, bovenbedoeld, nauwkeurige informatie^ hebben wil — hij schreef er pas zoo iets over — d^n kan hij ze krijgen; op één conditie: overnemen in zijn blad. Hij mag het dan weerleggen ook, en ik zal zijn weerlegging dan ook overnemen. Ik neem aan te bewijzen, dat het reeds eerder door ons genoemd citaat onder 't gemeenegratie-rapport, waarop Rev. Hoeksema uitgeworpen is, over welk citaat ik schreef, doodeenvoudig niet bestaat in de werken van den aangehaalden schrijver zelf. Ik zelf heb dat pas ontdekt, toen ik den schrijver in zijn latijnschen tekst eindelijk op den kop B h kon tikken; maar ds v. H. behoeft daar niets uit te halen, om zijn kerk te verontschuldigen; want ik heb nog nooit iemand met behulp van een slecht vertaald citaatje uit de kerk gezet; en als ik het zou moeten helpen doen, zou ik de bronnen naslaan die ik gebruik onder zoo'n gewichtig rapport.

Ik wil maar zeggen: wij hebben tegenover Rev, Hoeksema en de door hem wederom vergaderde kerken iets goed te maken. We hebben ons van de ellende van het amerikaansche conflict te weinig aangetrokken, en maar al te gauw geloofd, dat ze het daar wel zouden weten, en dat amsterdamsche adviezen doorwrocht zouden zijn; we hebben pas veel later bemerkt, dat die adviezen soms de zaak op den kop zetten; maar Rev. Hoeksema is dasirvan de dupe geworden, ook voor wat ons medeleven betreft. Hoe het zij: op dit oogenblik is „zijn" kerkformatie de voortzetting van wat er was van ouds. En dat pleiten voor deze erkenning is in mijn mond niets nieuws; ik deed het ook nog in 1939 in Sneek, - toen sommigen in de gauwigheid een besluit inzake een oecumenische „synode" er door wilden jagen; ook toen heb ik gezegd: als de kerken waartoe Rev. Hoeksema behoort, niet worden uitgenoodigd, dan hoor ik er ook niet.

Het is allemaal zoo'n miserabel gesukkel. Ze hebben ons pas geïnviteerd voor die „oecumenische'' „synode" in Amsterdam, nadat we in 1944 kerkverwóesters waren gescholden. Als dat geen goedkoope stunt geweest is, wel, lieve menschen, waarom hebben ze dan in 1946 voor de „oecimienische" „synode" van toen de Prot. Ref. Churches niet gevraagd? Ze waren in de stad van Rev. Hoeksema zelf. Maar ze kwamen niet tot een invitatie van hem. Was hij er wel geweest (ik geloof evenwel, dat ook hij bedankt zou hebben voor de beleediging), dan zou dat onzalige vervangingsformuletje, dat al weer zelf op de nominatie staat van vervanging, door hem hardhandig zijn tegengesproken en dat quasi-kerkrecht, waarmee ze ons hebben uitgeworpen, zeker niet minder.

In de tweede plaats: de Prot. Ref. Churches zijn heel gewoon gereformeerd. Ze hebben de drie formulieren van eenigheid. Verder niets. Ze hebben de kerkenordening van ons. En ze hebben nog nooit iemand uitgeworpen; ze doen dat daar zoo vlot niet als in de door dr H. H. K. opgejaagde kringen. Ze hebben dus geen confessioneele extra-belasting uit tuchtuitspraken of leerformuletjes-ter-bescherming-van-gangbareideetjes. Wat wU men nog meer?

Ja, maar, zoo roept iemand, en hij kan dr Kraan, mede-uitwerper, dadehjk naast zich krijgen —, ja, maar, je vindt in de geschriften van dezen en genen uit de omgeving van Rev. Hoeksema wel eens opvattingen, die herinneren aan de synodocraten.

Precies.

En daarom moest ik maar liever volgende week hierop verder ingaan. So long.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Voor onze emigranten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's