GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Oecumenisch doen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oecumenisch doen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dagbladen hebben al eenige mededeglingen gedaan over de in Amsterdam belegde samenkomst van theologen uit onderscheiden landen, wier samenkomst zich als „tweede oecumenische synode'' hoorde aandienen, maar zelf dien naam nog niet schijnt te hebben aangedurfd.

Veel vyijzer zijn we uit die verslagen nog niet geworden; " en dat ons dit benauwt kunnen we niet zeggen.

Een synode i s die samenkomst natuurlijk niet.. Maar een groep, die van volhouden weet, wil toch graag dat ze dien naam krijgt. Want je kunt met het oude bankpapier van de veelgesmade kerk weliswaar steeds minder indruk maken naar buiten, doch naar binnen, in het verkeer der kerken in een bepaald land, heeft dat papier toch altijd nog een zekere waardij. Het woord „synode" werkt op velen nog altijd min of meer suggestief. Een uitspraak van een convent, van een conferentie, daar zullen ze misschien gemakkelijk tegen opponeeren; en kwistig zullen ze desnoods vraagteekens erachter plaatsen, als ze zijn aangevochten. Maar d i e z e l f d e uitspraak, als ze van een „synod e" komt zal ipso facto tienmaal solieder hun schijnen dan die eener conferentie of van een convent.

Met name in die kringen, die over een synode zóó denken als onze uitbanners van 1944 deden en leerden, heeft het woord „synode" een versterkte magische werking. Geen wonder ook: zelfs tegen de stellige uitspraak van alle gereforineerde belijdenissen in heeft men het erin gehamerd, dat God ons plaatst voor ' het pijnlijke dilemma: ó f minstens drie jaar lang dóen wat een synode besloot, al is het ook tegen Schrift en kerkorde, óf het kerkverband verbreken. Dat komt hierop neer: als een synode beveelt ie zondigen tegen de Schrift, dan móet je méé-zondigen, en in dat geval ben je zóó „ordelijk" bevonden, dat je een nieuwe synode mee mag helpen samens'cellen; — of anders weiger je mee te zondigen, maar in dat geval heet je zóó „wanordelijk" en „revolutionair", dat je niet meer mee helpen mag in het samenstellen eener nieuwe synode. Je mag alleen n^éwerken in het bestrijden van de zonde, als je eerst mee gezondigd hebt. Al meen' je, dat de scherpe punt van de

pijl, die je zou willen schieten, daarmee afgebroken is, dan heb je misschien gehjk. Maar, — de kerken (die zóó geleid worden) kunnen daar niets aan doen; , , Ordnung muss sein" en„Befehl ist Befehl"; de kerk is pilaar en vastigheid der waarheid; maar als haar synode zich aan de waarheid vergrijpt, dan moet je drie jaar lang de waarheid ook zelf bestrijden, of anders eruit.

Wij zijn hier niet bezig aan een persiflage; men heeft nog pas kunnen lezen, dat dit alles „zv/art op wit" geschreven staat.

Wij zeggen dus niet teveel, als wij constateeren, dat voor wie zóó redeneeren, de naam „synode" een bizondere autoriteitswaarde heeft. Niet zoozeer is die waarde gekregen, als wel genomen. Tegen de belijdenis in. Tegen de Schrift in. Maar zoowel in Kampen (synodocr.) als in Amsterdam wordt dit geleerd, zwart op wit.

, Het merkwaardige feit doet zich nu voor, dat aan de amsterdamsche conferentie van deze weken door onderscheidenen die naam „synode" bepaald opgedrongen wordt. Zien wij het wel, dan brengen ze zich daarmee in een ongelukkige impasse.

Een im.passe, ja. En dat wel hierom: de naam „synode" heeft nu eenmaal binnen een bepaald kerkvsrband een door de kerkenordening vastgestelde beteekenis; en ontvangt dus ook van die kerkenordening 2djn bescherming. Wat die bescherming bij óns is, weten we; wat voor'een anticonfessioneele, maar daarom te meer hiërarchische bescherming daarentegen het wordt bij de hierboven bedoelden, is eveneens duideUjk. Wanneer zij — d.w.z. de aanhangers van de hierboven afgewezen beschouwing — nu den naam , synode" wilden in eere houden, en hem zijn „bescherming" en gezagswaarde wilden helpen garandeeren, dan moesten zij op hun standpunt zeggen: is het een synode, dan moeten ook alle in die vergadering samenkomende kerken haar besluiten voor vast en bondig houden, en allemaal doen en uitvoeren, loyaal, wat zij besloten heeft. Maar zie nu de tragedie: van déze vergadering stellen ze vast: haar besluiten binden de erin samenkomende kerken niet. Een gewoon miensch zou nu zeggen: noem het dan geen synode, maar zoek een anderen naam. Maar neen: ze persisteeren op den naam „synod e". Zijn de besluiten naar hun zin, dan kunnen ze tot het volk zeggen: ook déze gróóte synode heeft besloten zoo als wij dachten dat het moest. Zijn ze niet naar hun zin, dan kunnen ze zeggen: maar bindend is het beslotene niet!

Een tweeslachtigheid alzoo, die de verwarring nog maar grooter maakt. Dezelfde menschen, die voor binnenlandsch gebruik leden wegsturen, tot zelfs adviseerende leden van de roepende kerk, als ze hun niet langer genoegzaam dociel schijnen, houden voor buitenlandsch gebruik er een „sjoiode" op na met leden, gastleden, waarnemers, luisterposten etcetera van allerlei slag. Ook personen, die anders in het binnenland op hun kerkelijke vergaderingen geen toegang hebben (wijl tot een tegengesteld en het hunne uitsluitende en bestrijdende kerkverband behoorende) kunnen ver-.schijnen op zoo'n „oecumenische" synode als gast, waarnemer, enzoovoort. De kerkelijke papieren en termen doen nog dienst als waardevol materiaal van suggestieve kracht; maar tegelijkertijd worden ze z ak e 1 ij k gedevalueerd —; dat móet zich wreken.

Hoe de kwestie van dien naam opgelost wordt weten we nog niet. 't Is ook bijzaak. Het verwarrende inen uit-redeneeren schijnt ons het ergste.

En, als om op wat we hier schreven een levenden kommentaar te geven, de bespreking van het , , eerste rapport" is een duidelijke blootlegging van de aangewezen tweeslachtigheid geweest. In Grand Rapids — waar voor het eerst, maar dan met minder geïnviteerden een gelijke vergadering belegd was — was een en ander besloten (waarvan intusschen, als wij de verslagen goed begrijpen, niet iedereen even bereidwillig de consequenties als bindend scheen te willen aanvaarden). Zoo was daar besloten de kwestie van „de k e r k" aan de orde te stellen. Rapporteeren moesten de H.H. Dijk-Nauta-Hepp. Men weet wel, wat van dezen te wachten en niet te wachten is. Ze zouden hebben te spreken over de „una sancta", de pluriformSteit, de kerk als dit (organisme) en de kerk als dat (instituut) enz.

Dat aan dit rapport behoefte gevoeld werd, begrijpen we niet heelemaal. Dé amjerikaansche afgevaardigde dr Bouma oordeelde — (volgens verslag) — dat de problemen, in dit rapport aan de orde gesteld, geen problemen van de gereformeerde kerken tezamen zijn. En voor Nederland hebben de rapporteurs, althans hun synode, eigenlijk hetzelfde betoogd. Toen in 1936 men den aanval ter bescherming van de amsterdamsche theologische opinies opende, met behulp van de amsterdamsche syn.ode (voor binnenlandsch gebruik) heette het, dat de zaak ZEER DRIN­ GEND was. Na zes jaar kwam er een rapport van een deel der deputaten, en nog een ander van het andere deel. Ze werden allebei opgeborgen (alleen wij publiceerden het stuk van het „andere" deel der deputaten na den oorlog), en er kwam geen steek van de zaak terecht. Men zou evenwel de zaak aanhouden; en een nieuwe commissie werd daarom benoemd: voor­ zitter dr G. Ch. Aalders. Ook ondergeteekende werd uitgenoodigd zijn beschouwing schriftelijk te willen geven. Toen hij schriftelijk vroeg: als ik een stuk schrijf, mag het dan publiek worden ? hoorde hij verder niets meer. Sindsdien gelukte het jn 1944 om andere redenen de kerken uit elkaar te jagen met behulp van zestien bindende uitspraken, maar wat die kerk-kwestie betreft: die werd toen maar begraven, want de zaak was toch niet meerur ge n t ! ! Niettemin is in 1946 — vlak daarop! — de zaak blijkbaar weer zóó urgent geweest, dat men de heeren Dijk-Nauta-Hepp opdracht gaf te rapporteeren. Vraag niet, wat de kerken nog met dit allemaal te maken hebben. Niets. Maar ze konden nu eens probeeren wat ze verantwoord te zeggen hadden tegenover degenen, die ze hadden weggejaagd: het terrein was vrij en ze waren verlost van "de tyrannie (!!!)

Nu, daar was dan hun rapport. Conclusies ontbraken; we hebben over zoo iets wel eens wat smalend hooren spreken. Maar dat blijve rusten. Maar nu verder? „A a n v a a r d dit rappor t", zoo luidde een advies. Wat „i s" aanvaarden ? vroe^ een ander. Hij had gelijk. Wat is het, als b.v. een synode in een rapport over „cand." Schilder een indicium opneemt? Als we dit stuk „aanvaarden", hebben we dan zoomaar een nieuwe belijdenis? zoo zuchtte, bedeesd, maar niet onverstandig, een ander. Als het zóó gaat, zijn we op een verkeerd spoor, zei een derde, die ook al weer gelijk had.

En zoo bleef men over het eerst wel en later niet en nu toch weer urgente punt doorredeneeren en het laatste wat we ervan lazen is, dat er nog eens over geredeneerd zou moeten worden. We gelooven, dat de weggejaagde afwezigen nog altijd daar rondspoken. En daar gnuiven we niet om. We zijn alleen maar blij: zoo gemakkelijk gaat het niet meer, te doen alsof de neus bloedt.

Destijds zijn er voor kerkelijk gebruik dogmatische „artikelen" op papier gezet, - die met het oog op de arnhemsche synode, die ze had moeten aannenen, al vast „arnhemsche artikelen" heetten. De inhoud was nogal sterk verwant aan de meeningen van dr V. Hepp. Er kwam echter niets van terecht; Greljdanus' had ze al getorpedeerd vóór ze ter synode kwamoi... Hier in 1949 schijnen geen bepaalde „amsterdamsche artikelen" als zoodanig gepraesenteerd te zijn, maar ze kunnen nog komen, je weet het nooit. Komen ze er niet, dan is althans een rapport ter tafel. , , Aanvaarden"? Komen ze er wèl, nu ja, den éénen keer hebben ze de glorie eener „synodale" geboorte, den anderen keer kan men zich toch ervan losmaken — niets bindt, t e n z ij een landelijke synode ze zou aanvaarden; een voorstel daartoe zou dan natuurlijk als argument kunnen gebruiken: die glorieuze geboorte, eerst in een binnenkamer van drie kerk-ontbindende professoren, stuk voor stuk verantwoordelijk voor het werk van '44, en later in het verlengde van hun rapport door de oecumenische synode, die hen hoorde rapporteeren.

Dit alles smaakt een beetje wrang. Op zichzelf is de gedachte eener meer-dan-landehjke synode prachtig. En ook noodzakehjk. Want de wereld wordt kleineren kleiner; de souvereiniteiten geven zich prijs, al of niet zich aandienende als bij de gratie Gods bestaande; men denkt niet meer in provincies, niet meer in landen, maar in continenten, en de coördinatie is aan de orde van den dag, ook in den Raad van wat niet Europa is en toch zoo heet. Wij vliegen de „we-\ reldeenheid" tegemioet. Rijken van gisteren zijn provincies van morgen. Zou niet ook de kerk de grenzen moeten trekken naar de feiten van den dag? Ook al roept ze niet zoo gauw, een tikje belacheHjk-burgerlijk: „oecumenisch"!, terwijl er nog maar een klein begin is, en dan van niet eens wezenlijk aaneengeheohte homogene corporaties die samenkomen, ook dan nog blijft een samenkomst van kerken uit meer-dan-éénland noodig.

Maar ze moeten dan ook één zijn in behjdenis en op dien grondslag verband houden. Verban d op eenzelfde beüjdenis. Verband door dezelfde kracht der waarheid.

En wat zien we hier?

Niet veel wezenlijke confessioneele eenheid. .

Wat is b.v. de confessioneele belijning van die Chineezen en Javanen? Twaalf artikelen? Rome heeft ze ook; Barth geeft er kommentaren op; en in Moskou zijn ze ook niet onbekend. De nood der ontkrachting van die twaalf „woorden" bracht destijds confessies, die in bizonderheden moesten treden, om de twaalf artikelen te behouden en er geen mjthe van te laten maken. Het benauwende is nu, dat men tegenwoordig van de détailleerende belijdenis teruggaat op de 12 artikelen. Juist om plaats te maken voor valschelijk genaamde „interpretaties": de verloochening der waarheid heet tegenwoordig „ook een interpretatie" van dezelve. Het „neen" heette vroeger „neen"; vandaag heet het: „óók een interpretatie van „ja"." „S e-cundum quid" — die scholastieke formule doet nog altijd dynamische diensten.

Dat is één ongeluk: men zoekt het in de breedte, m^r komt niet meer klaair in de diepte.

En het tweede is: in het eigen landelijk territoir jagen diezelfde menschen de zaak uiteen — want ook buiten Nederland verstonden ze de kunst —, in het op de spits drijven van dogmatismen, • die niemand verder interesseeren; maar als ze oecumenisch bijeen zijn schudden ze de hand van een twaalf-artikelenman. Regionaal de mug uitziften — internationaal den kernel doorzweigen. Rapporten schrijven van Grand Rapids naar Amsterdam om een theorietje met de glorie der synodale gezagsmythe te kunnen opdisschen; maar als 't op het zoozeer begeerde (!) zoeken van landelijke eenheid aankomt, dan vooral geen paar vragen op papier beantwoorden, al ben je ook deputaat; en dan maanden lang kranten volschrijven laten en oosterbeeksche synodale vrienden en hun vrienden laten betoogen, dat 't ook heelemaal niet te pas komt, te persisteeren bij dat vragen stellen! Gast zijn bij een oecumenische vergadering, waar „1905" en zulk gewichtigs allang vergeten is, althans voor het eigen thetisch program; maar als men landelijk de voelhorens uitsteekt om te komen tot eenheid, dan in de pers etteUjke oproepen tot voorzichtigheid en, , een roep voor het volk: maar dit en dat is daar niet veilig. — Sic nascitur gloria „mündi".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Oecumenisch doen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's