GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verslag van een reis naar West-Borneo.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verslag van een reis naar West-Borneo.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Maandag 5 April wilden we onzen tocht liefst met het aanbreken van het daglicht vervolgen. Daarom zijn we om 6 uur, een uur vóór zonsopgang, opgestaan. De ontbijttafel was goed voorzien van wittebrood, gebakken eieren, kaas en jam. Toen we evenwel om zeven uur wilden wegrijden, bleek de band, dien we den vorigen dag ter vervanging van den lekken band opgezet hadden, 's nachts leeggeloopen te zijn. Hij moest verwisseld worden met den inmiddels gerepareerden band, maar omdat we niet zonder reserveband ' wilden vertrekken, moest ook het nieuwe 'lek eerst gevulcaniseerd worden, zoodat we een uur later op weg gingen, dan ons plan was geweest.

Silitonga ging met ons mee. Ons doel was Bengkajang, zoodat we de kuststrook moesten verlaten en het binnenland ingingen langs een 72 kilometer, langen weg, die vele bruggen, bochten en bulten bevat. De beste gedeelten van dien weg waren iets beter dan de slechte stukken in den weg Pontianak-Singkawang. Het terrein biedt meer afwisseling, de complexen met klappers (kokospalmen) worden naar het binnenland, toe minder uitgestrekt en minder talrijk, wel is er nog veel rubber, maar ook veel sawah en woeste grond. In de plaatsen, die gepasseerd worden, wonen nog veel Chineezen, m.aar de Maleiers van de kuststreek maken geleidelijk plaats voor de Dajaks van het binnenland.

In Bengkajang hebben we een kort bezoek gebracht aan den Maleischen onderafdeelingschef op diens kantoor. Een paar kamers van het kantoorgebouw zijn ingericht tot pasanggrahan. Van de vier bedden was er één in gebruik, zoodat er juist nog voldoende plaats was voor ons drieën. De kamers waren heel sober gemeubileerd, stoffeering ontbrak geheel en de verlichting geschiedde met behulp van petroleumstaliantaams. Het geheel zag er een Ijeetje smoezelig uit, ook Lasinem, de oude vrouw, dochter van een Javaanschen vader en een Maleische moeder, die het beheer voerde over de pasanggrahan. Maar zij ontving ons vriendelijk en de koffie, die zij ons inschonk, smaakte goed, ondanks het feit, dat de koppen, waarin die drank ons voorgezet werd, vermoedelijk in lang niet gewasschen waren. En de rijsttafel, die we 's middags kregen, was heel wat lekkerder dan de maaJtijd van den Chinees in Singkawang..

Na de rijsttafel zijn we met z'n drieën langs een slecht onderhouden, met alang-alang begroeiden weg naar het op een heuveltje gelegen bouwvallige huis van den voormaligen zendeling Breman gereden. Het huis, dat al jaren niet meer bewoond wordt, doet nog wel dienst als vergadergelegenheid voor de „gemeente" hier. Het zou trouwens in den staat, waarin het verkeert, moeilijk bewoond kunnen worden. Deuren en ramen zijn niet meer aanwezig. Van de houten wanden hangen verschillende planken los, andere ontbreken. Eén der stijlen waar het dak op rust, is vervangen door een onbewerkten boomtak. Het sirappen dak lijkt tamehjk goed in orde, maar de dakgoten zijn verdwenen. Van de bijgebouwen, die o.a. een keuken, badkamer en w.c. behooren te bevatten, is nauwelijks een spoor meer te bekennen. Alleen een gemetseld regenreservoir van ongeveer 18 m3 inhoud is wel vervuild, maar overigens nog in orde.

Daar ds Bergstra onze komst van te voren had aangekondigd, waren in dat „huis" een 50-tal Dajaks, voor de helft kinderen, verzameld onder den Dajakschen goeroe Esau Alle. Deze Dajaks waren afkomstig uit een zestal kampongs, sommige op meer dan 10 km van het verzamelpunt. Nadat vidj door de aanwezigen begroet waren, waarbij de meesten zonder eenige verlegenheid te toonen, ons de hand kwamen drukken, is in dat huis een godsdienstoefening gehouden. Meubilair was er niet, dus sommigen hurkten op den cementen vloer, anderen bleven staan. Ds Bergstra begon met gebed. Daarna werden een paar gezangverzéh gezongen, waaraan slechts enkele personen deelnamen. Vervolgens behandelde ds Bergstra een gedeelte van de lijdensgeschiedenis (bidden, zingen en spreken gebeurde in de Maleische taal). Er werd opnieuw gezongen en tenslotte gedankt. Na afloop van die eenvoudige godsdienstoefening vertelde ds B. aan de menschen, ^vie ik was en wat ik kwam doen, terwijl ikzelf ook nog gesproken heb over de plannen van de Gereformeerde Kerken in Nederland, onder de Dajaks het Evangelie te gaan verkondigen. Nadat eindelijk een deel van de meegebrachte Amerikaansche kleeding onder de aanwezigen verdeeld was, , namen we afscheid en vertrokken per jeep naar

Soengei Betoeng, waartoe wij 15 km terug moesten rijden in de richting Singkawang.

In Soengei Betoeng staat een aardig houten kerkje met een torentje. De vloer is van aangestampt leem. Van binnen doet het door de wandplaten, het schoolbord, de lessenaar en de banken met inktkokers aan een schooUokaal denken. Inderdaad doet dit gebouwtje zoowel dienst als school (door de week) als voor de .samenkomsten der „gemeente" ('s Zondags en bij extra gelegenheden, zooals ons bezoek). Hier waren ongeveer 180 Dajaks verzameld, ook weer voor de helft kinderen en weer afkomstig uit diverse in verren omtièk gelegen kampongs. De voorganger hier is ook een Dajak, Markus Wandangi geheeten. Hij onderhoudt nog contact met den beruchten oud-zendeling Breman, die aan sommige van de Dajakvoorgangers nog regelmatig geld en kleeding schijnt te sturen. Markus Wandangi droeg een koffiekleurig colberteostume, dat hij vermoedelijk uit Amerika had ontvangen. Ds Bergstra, Silitonga en ik zagen er lang zoo deftig niet uit en waren heel wat luchtiger gekleed, maar zullen ook niet zoo'n last van de warmte gehad hebben als Wandangi. Deze goeroe kan mooi praten maar heeft helaas geen goeden naam. In Soengei Betoeng is ongeveer hetzelfde programma afgewerkt als in Bengkajang, met dien verstande dat niet ds Bergstra maar Silitonga de godsdienst-oefening geleid heeft. Het zingen ging hier iets beter dan in de eerstbezochte plaats. Ook in de plaatsen, die wij de volgende dagen bezochten, is de godsdienstoefening beurtelings geleid door ds Bergstra en Silitonga. De inhoud van het gesprokene' had over het algemeen wel mijn instemming. Nu en dan had ik wel den indruk dat de meeste hoorders lang niet alles kpnden begrijpen. Hun kennis was bhjkbaar te gering om de overigens zeer eenvoudige toespraken te kunnen volgen. Zoo stelde ds Bergstra in Sanggau, de plaats die wij het laatst bezocht hadden, in den loop van zijn toespraak de vraag: „Jullie hebt toch wel eens gehoord van Judas, die den Heere Jezus verried? " Uit geen enkele reactie van de hoorders was evenwel te merken of zij er inderdaad wel eens van gehoord hadden, 's Avonds zijn we naar Bengkajang teruggereden om daar in de pasanggrahan te overnachten. Dinsdag 6 April hebben we op overeenkomstige wijze achtereenvolgens een bezoek gebracht aan Aping en Pak Miong Theo, die respectievelijk 27 en 42 km van Bengkajang verwijderd zijn. In Aping hebben de Dajaks zelf een eenvoudig schooltje gebouwd, waarin de goeroe Lukas Pandjin door de week onderwijs geeft aan de kinderen, terwijl hij 's Zondags in datzelfde gebouwtje voorgaat in de godsdienstoefening. Deze schoolarbeid wordt van overheidswege niet gesubsidieerd, evenmin als zulks het geval is in Bengkajang en Soengei Betoeng. De goeroes ontvangen voor hun arbeid in school en de Evangcüeprediking van de Protestantsche Kerk per maand f38, 40, hetgeen zeker niet voldoende is om van te leven. Na afloop van de samenkomst in Aping werden ds Bergstra, Silitonga en ik door het kamponghoofd van Aping in zijn huis onthaald op klapperwater en cigaretten. Klapperwater is het vocht dat zich bevindt in de vruchten van de kokospalm. Bij voorkeur worden daarvoor onrijpe vruchten (klappers) geplukt, omdat die meer water bevatten dan een rijpe klapper, terwijl de smaak lekkerder is. Dat kamponghoofd, zelf ook Christen, is de vader van goeroe L. Pandjin. In Pak Miong Theo is een landschapsschool. De goeroe, Hasibuan, een Batak, is dus in overheidsdienst. Hij geeft echter ook Bijbelsche geschiedenis aan de kinderen en leert ze Christelijke üederen. 's Zondags gaat hij vo'or. in de godsdienstoefening, die ook in het schoolgebouw gehouden wordt. Voor dit laatste werk ontvangt hij van de Protestantsche Kerk tien gulden per maand. Tot de gerpieente te Pak Miong Theo behoorde ook de assistent-demang, het onderdistrietshoofid.

's Avonds zijn we teruggereden naar Singkawang, waar ds Bergstra en ik een bezoek gebracht hebben aan den Javaanschen sergeant majoor administrateur van het K.N.I.L., Mas Patta, die ouderling is van de Ind. gemeente aldaar. Mas Patta is door den zendingsarbeid van wijlen ds Merkelijn te Magelang tot Christus gebracht. Zijn vrouw is op de „Bijbelschool" in Jogjakarta geweest. Zij spraken Nederlandsch, ook met him kinderen, althans in ons bijzijn. Mas Patta juichte het zeer toe dat onze kerken zendingsarbeid willen gaan verrichten onder de Dajaks. Hijzelf gaat er geregeld 's Zondags met de fiets op uit, om in de omliggende Dajakkampongs het Evangelie te brengen. Volgens hem is de behoefte aan goede voorgangers zeer groot. Hij vertelde, dat de Dajakkampong Padjinfan op 5 km van Singkawang vrijwel geheel uit Christenen bestaat, maar zy hebben geen voorganger.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Verslag van een reis naar West-Borneo.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's