GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tusschen Stapelkamp en Lever

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tusschen Stapelkamp en Lever

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de leus (een vondst) der „souvereiniteit in eigen kring" (s.i.e.k.) spraken we herhaaldelijk. Onze oudere leden weten, dat we tegen de vondst nog al bezwaren hebben, al heeft Kuyper met het aanheffen van deze leuze de Vrije Universiteit geopend. Ons bezwaar was, dat hij het aan 1 Cor. 15 : 23 („een iegelijk in zijn eigen orde") ontleende woord „orde" (tagma) heeft gebruikt in een beteekenis, die aan het woord zelf (dat b.v. op bataljons van een leger wijzen kan) volkomen vreemd is: at hij toen is overgesprongen van zulke „tagma's" ó p zoo iets als door natuurhjken wasdom en uit kracht van scheppingsordeningen vanzelf ontstane levens kringen, waarvan evenwel het aantal nimmer aan te geven, de grens nooit te trekken, en de op ander terrein (van de kerk) zoo koppig door Kuyper volgehouden onderscheiding van o r g a n i s m e en i n s t i t u u t geheel en al in den mist gelaten werd. Er bleven vragen genoeg over. Als de kerk qua instituut voortdurend veeren laten moet terwille van de kerk als organisme, waarom werden dan b.v. de wetenschappelijke instituten, b.v. de universiteiten, niet van de noodige veeren beroofd ter wille van den wetenschapskring als organisme? En, dat Kuyper in die rede speelde met het woord „s o u v e r e i n" en „s o u - vereiniteit", dat was wel ons voornaamste bezwaar. Er werden zooveel „kringen" met zooveel „souvereinen" gezien, dat men niet meer wist wat „een souverein" was.

Intusschen, er zijn aan die üi zichzelf aanvechtbare leus van s.i.e.k. wel gedachten vastgeknoopt, die ten volle de overweging waard waren. Geen wonder: ge kunt aan alles goede betoogen v a s t k n o o p e n. Ik zie kans, en natuurlijk een ander ook, een college te geven over, laat ons zeggen: de Kategorieëntafel van Moeder de Gans. Of over het Schematisme in de Sproke van Doornroosje.

Maar zooals het met de gemeene gratie ging, zoo ook hier. Die gemeene gratie, daar zat óók wel wat in; doch de term deugde niet; en de consequenties werden toen gevaarUjk. Men hield nochtans den term vol; hij kwam van Kuyper, en Kuyper was góéd, en tenslotte was hij van een „universiteit" en dat wou van een „seminarie" niet lastig gevallen worden. Die geest werkt nog na in sommigen, die anders denken betitelen met den naam: extremisten of epigonen. En het liep mis, toen zij zelf als ware epigonen zich schrap zetten als wachters voor dit Heilig Huis, en de vergissingen op den koop toe slikten. En canoniseerden. De kerk 1 ij d t altijd onder Opgeblazen Woorden. Jammer, dat wij dat woord „opgeblazen" niet meer begrijpen. We denken dan allemaal aan een meneertje, dat „zich" opblaast. Hetwelk niet netjes staat, want het komt van binnen op, en ook wat lachwekkend is. Maar het in den bijbel gebruikte woord laat andere opvattingen toe: bijvoorbeeld: be-néveld. De nevel nu komt van buiten af.

In de rede van Kuyper was nog het in bevallige vormen gehouden begrippenspel van een orator, die een titel en een bijbelsch aroma hebben wilde. Maar het kwam zich wreken. Achter elkaar las ik twee uitingen over de s.i.e.k., waarvan men schrikken zou, als de menschen niet zoo bijster gauw het schrikken zich afleerden.

Citaat I: Trouw, 17 Nov. Verslag van een rede van dhr A. Stapelkamp, Lid Tweede Kamer. Onderwerp: Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. Als ik er iets van begrijp, dan is dat onbetwist „r o o d" spul. Ik aanvaard de mogelijkheid, dat ook de rooden ons iets kunnen leeren. Maar ik houd niet van een slikken Vcin principieel marxistische verordeningen met een gezicht van: zoo hebben wij 't van Abraham Kuyper 'allang geleerd. Ik vrees, dat de roode heeren „onze" menschen tam als lammetjes vinden met zulk geredeneer, en heimelijk denken: waar was ook die malle antithese voor? Het bevalt mij dus maar matig, dat de redenaar begon met te zeggen: wij hebben zoo lang de bedrijfsorganisatie verdedigd. Wie houdt eens een rede voor het C.N.V. over: het bedrijf als organisme en als instituut? Dat klinkt toch flink kuyperiaansch. Als een eventueele redenaar dan eerst eens leest, wat Kuyper van het organisme van de kerk zegt, wel, dan zullen heel wat roode wétten over het bedrijf als instituut grimmig worden aangekeken. Intusschen, ook de heer Stapelkamp is niet tevreden met de wet. Het ontwerp beantwoordt „niet geheel" aan de opvattingen, die volgens spr. goed zijn. Want die laatste zijn geïnspireerd door de „g e d a, c h t e" van de s. i. e. k.

„De gedacht e", zoo staat er; ook lees ik van de „i d e e" der bedrijfsorganisatie, en van de „i d e e" der functioneele decentralisatie.

Nu is voor velen een „i d e e", een „gedacht e", een „beginsel" zelfs (we lezen hier ook van: het subsidiariteitsbeginsel) iets, dat in den nevel, in den rook, in den mist is .igelegen. Geen wonder; dat kan zelfs hun overkomen, die academisch gevormd zijn en het daarbij niet hebben gelaten. We belanden gauw met zulke vage nevel-termen in de sfeer van de „benevelden", of „opgeblazenen"; we dribbelen dan, maar marcheeren niet; we doen druk, maar bouwen niet. Dat kan ons allen overkomen.

Intusschen: ideeën en gedachten en beg i n s e l e n zijn soepel, maar BEPALINGEN van een wet zijn hard. Hard als metaal. Wat zijn de bepalingen van het nieuwe wetsontwerp? Antwoord van den Heer Stapelkamp: een compromis. Het beantwoordt niet geheel aan de IDEE van de s. i.e. k., welke idee in kerkelijke kringen verwoed wordt verdedigd; zóó verwoed, dat, als wij in Amersfoort er eens tegen aan staan te kijken, nien ach en wee tegen ons roept. Maar dezen keer is 't maar een „idee". Het ontwerp van wet beantwoordt er wel niet aan. Men zou nu zeggen: m a a r dan is het ook misère, want die s.i.e.k. is toch als een BEGINSEL uitgedragen, een Goddelijke o r d i-n a n t i e ? Waarom ook Kuyper het had over de Heilige Orde? Maar neen, hoewel de s.i.e.k. bij

de roode heeren niet veilig is, is het wetsontwerp toch „een stap vooruit" (vette letter). Een belangrijke, stap vooruit (tekst). Te aanvaarden voor de Christel ij ke vakbeweging.

Conclusie: zoodra er Bepalingen op ons afkomen, en een Regeering, laat men de s.i.e.k. maar loopen. Het heilige-orde-beginsel kan verlaten worden, en we gaan tóch belangrijk vooruit.

Dit over citaat I.

Maar nu: Citaat II. In Polemios, 19 Nov. Daar wordt aangehaald een artikel van dhr. P. Lever, die — zooals ik lees — tot vreugde van de o n g e r e f o r-meerde lezers in de Unie van Gereformeerde Studenten (S.S.R.) een strijd opende tegen hen, die in de studentenwereld willen terugkeeren tot het werkelijk gereformeerd zijn, naar den grondslag. De heer Lever gebruikte een bekend wapen: van de strijders vóór terugkeer naar de grondgedachten van Kuyper maakte hij: critici van Kuyper. Alsof men niet ipmand kon bestrijden op o n d e r d e e 1 e n, en tóch zijn groote vóóronderstellingen kon verdedigen tegen wie daartegen „opgeblazen" oftewel „beneveld" opponeerden, door zich te laten meesleuren met een stroom van vijanden, die juist van die groote vóóronderstellingen niets willen weten.

Als bewijs voor de rechtvaardigheid van zijn klacht, dat de terugkeer naar Kuyper's grondgedachten maar een waan is, n.l. bij degenen die de S.S.R. weer herinneren willen aan de letter R. (reformatorum, d.w.z. van Gereformeerden) wordt dan door den heer Lever aangehaald: a) het feit, dat men van die zijde critiek heeft op Kuyper's gemeene-gratie-concept (wat verstandig is, want het is heelemaal geen eenheid), en b) ook op Kuyper's kerkbegrip (wat ook wijs is, want dat klopt ook niet, denk maar aan organisme en instituut), en c) op Kuyper's idee van de souvereiniteit in eigen kring. Daar hebt ge nu een klein doorsneetje van het huidige gereformeerdendom, dat met geen geweld wil vrijgemaakt wezen. Dat tot geen prijs wil luisteren naar wat zij houden voor de kerk-als-organisme, als eenmaal de Bepalingen van de kerk-als-Instituut met den zwaarde zijn gaan „straffen". Het zijn vreemde helden: is het Instituut hun te lastig, dan zingen zij ' oden op het Organisme; en wordt het Organisme hun • te lastig (ik dacht b.v., dat de vriigemaakten met hun critiek toch nog wel van Maandag tot Zaterdag in het „organisme" mee telden), dan kruipen ze, als schuwe kuikentjes, gauw onder de vleugels van het Instituut; onder moeders vleugels zwijgen alle ongewenschte geluiden.

Maar intusschen gaat de gereformeerde samenleving dood. Moet m.en in de Kamer met de rooden samenwerken, en in de fabrieken de patroons ringelooren naar rooden trant, dan bergt men de s.i.e.k. op: he „heilige orde" ziet men schenden in Bepalingen, en zegt toch: een stap VOORUIT. En als een ander rustig vraagt: wat is nu de theologische-confessioneele-wijsgeerige achtergrond van die s.i.e.k., en met bezwaren aankomt, dan wordt geklaagd: strijdt u tegen Kuyper? Maar dat gaat toch niet goed?

Tot zoover iets over citaat n.

En nu de algemeene beteekenis van een en ander. Het is maar heel „toevallig", dat in dezelfde week die twee citaten elkaar ontmoetten in de pers. Van den heer Stapelkamp het eene, van den heer Lever het andere. Maar de eenvoudige man, die tusschen Stapelkamp en Lever in staat, en nuchter nadenkt, voelt zich niet op zijn gemak.

Hij zal zich afvragen: als de heer Stapelkamp gelijk heeft, m.a.w., als een wetsontwerp, dat ni e t beantwoordt aan het beweerde beginsel van de souvereiniteit in eigen kring, toch een belangrijke stap vooruit is, en aanvaardbaar voor de christelijke vakorganisatie, wel, hebben dan diegenen niet gelijk, die beweren, dat het principe van de s.i.e.k. niet deugt?

Neen, zal de heer Stapelkamp zeggen: ik ben er zelC wel voor, maar — politiek is de kunst van het bereikbare. Maar wij zouden willen vragen: als gij nu straks op sociaal gebied dien „stap vooruit" jubelend doet, kunt GIJ dan nog ooit het „beginsel" der s.i.e.k. preeken? Waar bUjven de leidraden van uw J.V.'s? Of Is de breuk tusschen u en uw oudere jeugdleiding niet publiek? En dan: is er niet de waarde van een onvervalscht getuigenis? Gaan we niet hard den tijd tegemoet, waarin het eenige, dat ons nog zal resten tegenover de overmacht, de getuigenis is?

Conclusie .1: liever een onvervalscht getuigenis vóór wat wij houden voor een beginsel, een heiligs orde, dan capitulatie voor den „rooden wil", met een gezicht alsof er geen kwaad onder de zon geschiedt, en alsof men een reuzenstap vooruit doet, ook al is een „beginsel" verloochend.

Ja, maar, zoo zal men zeggen: gij zijt tégen de s.i.e.k., en óók tégen zulke roode wetsontwerpen; zijt ge soms overal tegen? Is dat geen negativisme? Wij antwoorden: o neen. Want als wij 1 o o c h e n e n, dat er een aantal willekeurig gekozen kringen zijn met „souvereine n", en volhouden, dat voor alle „kringen" (die evenmin afzonderlijk te houden zijn als de „rassen" van Adolf Hitler's mythologie) de wet des Woords van den éénen Souverein en Wetgever geldt, dan is dat een positief belijden; en dat dit nergens meer in de groote wereldmachten erkend wordt, wel, dat heeft de Schrift zelf getuigd. Wij zijn daarop voorbereid. Wie voor de roode politiek capituleert, en van een stap vooruit spreekt, ook daar, waar, wat hij zelf als heilige orde aanprees, is verlaten, die heeft Bepalingen aanvaard, maar inzake den beginsel strijd zichzelf en ons in den nevel gezet. Die nevel kwam van Ijuiten af; en be-nevel-d zijnde, heeft hij nu geapplaudisseerd. Bij ons evenwel begint het negativisme in het niet meer staan voor beginselen. Het gaan staan in den nevel: dat komt van binnen! Uit het hart. Conclusie II: negativist is niet, wie zoow e 1 tegen het ééne tegenbijbelsche als ook tegen het andere tegenbijbelsche bepalingencomplex stemt, doch hij, die de beginselen van b.v. het Marxisme niet aanvaardt, en dan de beginselen, die hij op de J.V. geleerd, en als leuze tegen anderen volgehouden heeft, als 't erop aankomt, ook niet, desnoods tot in een strijden-ten-bloede, durft volhouden (d.i. aanvaarden)..

Tenslotte: de heer Lever zegt: wie de s.i.e.k. bestrijdt, komt op tegen Kuyper; als nu zoo iemand een actie opent om terug te keeren tot Kuyper's vóór-onderstellingen, dan is hij als strijder en reformator te wraken. Maar dan moet de heer Lever het applaus voor den „belangrijken stap vooruit" van een groote „christelijke vakbeweging" ook wraken. Vrijgemaakt, of niet. Dan moet hij protesteeren tegen hen, die bij voorbaat het hoofd schudden over menschen, die de s.i.e.k., gelijk zij om beurten verdedigd en verloochend wordt (door dezelfde menschen), eens nader willen toetsen op haar prinoipieele sterkte en waardij.

Bovendien: in het debat met den heer Stapelkamp is gevraagd, waarom in de Tweede Kamer twee groote protestantsche fracties stemden tegen het wetsontwerp, dat dhr Stapelkamp een belangrijken stap vooruit noemt. Het antwoord was: er waren er, die strijd met de nederlandsche grondwet ontdekten, en toen niet vóór konden stemmen.

Heb ik het goed, dan hadden zij voor een deel er hartzeer van, en was dus hun tegenstemmen niet gemotiveerd met het feit, dat de s.i.e.k. een veer moest laten, hoewel zij Grondwet voor het Rijk der hemelen heette. Alleen de nederlandsche grondwet was hun motief.

We hebben al eens meer van deze grondwet hooren gewagen, en gelooven eigenlijk, dat ze sedert 1945 permanent in de verdrukking is gekomen. Maar moet een' politieke club tegenstemmen en de sociale organisatie toch maar met applaus aanvaarden, wat langs een met de nederlandsche grondwet strijdigen weg verkregen werd? Men zal zeggen: ja, dat is nu juist de s.i.e.k.: politieke kamerfracties stemmen tégen, en sociale organisaties zeggen: we zijn er toch maar blij mee, dat het er door gekomen is. Als Kamerlid — dhr St. is Kamerlid — kan men tegen, als sociaal leider voor zijn. Daar hebt ge nu de „kringen": ze snijden dwars door een ziel heen.

Conclusie III: er is maar één Souverein, en die is Heer over alle kringen en hun kruisingen en ontmoetingen. Maar het spelen met beginselen, en het elkaar om de ooren slaan als een beginsel wordt aangevochten in vredestijd, dat men zelf niet verdedigt in oorlogsklimaat, dat is de dood voor onze christelijke samenleving.

Conclusie IV: vrijgemaakten, praat niet vóór uw beurt. Maar als ge eenmaal wat ziet, zegt het dan ook rustig. Die u bestrijden, hebben zelf meestal niets bij zich dan een tasch zonder slingersteenen. Men verwijt óns: als ge de s.i.e.k. loslaat, slaat ge ACHTERUIT. Als de roode regeering ze de facto los­ laat, heet het: we gaan VOORUIT!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Tusschen Stapelkamp en Lever

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's