GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buiten de kerk geen zaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten de kerk geen zaligheid

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lijkt er veel op, dat we met de bekende uitspraak van artikel 28 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis een beetje verlegen zijn, dat we er geen weg mee weten. En vele pogingen tot een bevredigende interpretatie worden aangewend. Het komt me voor dat we, willen we deze woorden recht verstaan, niet moeten vergeten het normatieve spreken van de Heilige Schrift, die in de belijdenis wordt nagesproken. En vandaaruit gezien is de interpretatie, dunkt mij, niet zoo erg moeilijk.

Het lijdt m.i. geen twijfel, of met de kerk van art. 28 wordt de „institutaire kerk" bedoeld. Wanneer we „de kerk" van de uitdrukking „buiten de kerk geen zaligheid" zouden nemen in den zin van de „algemeene christelijke kerk", gel ij k die door sommigen opgevat wordt, namelijk als de som van alle uitverkorenen, zoodat er dan een zekere tegenstelling ontstaat tussohen „algemeene christeüjke kerk" en „institutaire kerk", en identificatie van die „twee" uit den booze wordt geacht, dan was de zin van die uitdrukking toch wel heel erg vlak, dan werd er toch maar heel weinig, we mogen wel zeggen: niets, mee beweerd. Dan stond er alleen maar dit: ge moet, om de zaligheid te beërven, behooren bij de Christ-geloovigen. En dat is in artikel 28, gezien wat tevoren "reeds in de belijdenis gezegd is, een waarheid als een koe. Zoo verstaan, levert de uitdrukking ook niet de minste moeite op. Maar ze zegt en doet ons dan voorts ook niets.

De moeite komt pas, wanneer we „de kerk" nemen in den zin van „institutaire kerk". Moeite, .omdat we zitten met de practijk, die ons laat zien dat er ook buiten de ware kerk oprechte Christ-geloovigen zijn, die de zaligheid verkrijgen. En, zouden we eerst bij eenvoudige lezing van artikel 28 concludeeren: hier wordt bedoeld de „institutaire kerk", de practijk dringt ons dan heen naar de andere opvatting: hier wordt bedoeld de „algemeene christelijke kerk".

Ik geloof, dat we bij de eenvoudige lezing van art. 28 moeten büjven. Maar we moeten dan het normatieve karakter van de Heilige Schrift niet uit het oog verliezen. Ik wil een paar voorbeelden geven om dit duidelijk te maken.

In den oorlog — en ook nog een poos daarna — gold als norm, als regel: buiten de distributie geen goederen, geen eten, geen kleeren, geen. fietsbanden. Het distributiekantoor was het eenige rechtmatige station, waarlangs we beslist moesten, om de noodzakelijke levensbehoeften te verkrijgen. Daar moesten we wezen, daar moesten we onze bonnen en vergunningen halen. Daar alleen.

Dat neemt echter niet weg, dat er ook zwarte handel was. Dat was ook een mogelijkheid om aan allerlei goederen te komen. Maar het was een mogelijkheid buiten den regel, niet in onderworpenheid aan de norm, die door de overheid gesteld was. De goederen, die aldus verhandeld werden, waren aan de distributie onttrokken. Ze kwamen uit den schat van goederen, die langs het kanaal der distributie onder het volk gebracht moest worden. Ze kwamen uit den eenen schat, maar werden buiten het eenige rechtmatige kanaal verspreid. \

Welnu, zoo staat het ook met den schat der zaligheid. Hét kanaal, waarlangs "Bö zaligheid ons deel wordt, is de kerk. De kerk, gesticht op het fundament van apostelen en profeten, die de apostolische leer bewaart. En de distributie van den schat der zaligheid geschiedt in de bediening des Woords en der sacramenten. De dienaars des Woords zijn de uitdeeler.3 van de verborgenheden Gods (1 Cor. 4:1), uitdeelers der menigerlei genade Gods (1 Petr. 4 : 10). Zij zijn de distribuanten, de „economen" (dit woord staat in beide aangehaalde teksten), dat is: e huismoeders, die, gelijk moeder in de huishouding aan elk der kinderen het zijne toebedeelt en zoo steeds aan het distr^bueeren is, den schat der zaligheid uitdeelen aan de leden der kerk. En daar, in de kerk, moeten we dus wezen.

Maar er is ook „zwarte handel". Er is ook „onttrekking aan de distributie". Er zijn ook „distributieambtenaren", ambtsdragers, die buiten den rechtmatigen weg „bonnen, en vergunningen" afgeven, die uitdeelen van den eenen schat der zaligheid, welke aan de kerk is toebetrouwd, buiten het officieele kanaal. En er zijn menschen, die op deze wijze zich laten voeden. Zij laten zich tenslotte voeden door den eenen schat der kerk, maar zij halen daarvan naar zich toe buiten de officieele distributie. Zij halen daarvan bij de secten en bij de valsche kerk. Maar het is de eene schat der kerk waarom het gaat.

Tussohen de tweeërlei distributie is intusschen dit groote onderscheid, dat de zwarte handel in den oorlog de hoeveelheid goederen voor de rechtmatige distributie minder maakte, maar de „zwarte handel" van secten en valsche kerk den schat der zaligheid voor de distributie in de kerk niet minder maakt. Want deze schat is niet te tellen of te meten of te wegen.

Een tweede voorbeeld. De Heere heeft als regel gesteld voor de uitbreiding van het menscheMjk geslacht: buiten het huwelijk geen kinderen. Het huwelijk is de eenige rechtmatige weg waarlangs wij kunnen komen tot voortplanting. Maar dat neemt niet weg. dat er ook buiten huwelijk kinderen geboren worden. Vervalt daarmee nu de regel: buiten huwelijk geen kinderen? Geen denken aan. De practijk, dat er ook „onechte" kinderen zijn, tast de norm geenszins aan. Die norm blijft daar rustig staan. En wij moeten er maar op bedacht wezen, om die norm te betrachten en niet ervan af te laten.

Het is geenszins mijn bedoeling, om alle onderdeeleu van deze beelden over te brengen op de uitdrukking der belijdenis die in geding is. Het gaat slechts hierom, dat wij verstaan het normatieve karakter van deze uitdrukking. Dan vloeit er ook onmiddellijk uit voort, wat volgt in het verband van het artikel: dat niemand, van wat staat of kwaliteit hij ook zij, zich behoort op zichzelf te houden, om op zijn eigen persoon te staan; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen en daarmede te vereenigen.

Zij zijn allen schuldig, dat is: zij moeten allen buigen voor de norm.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Buiten de kerk geen zaligheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's