GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Karl Barth en een oude wondeplek van de heidensche filosofie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Karl Barth en een oude wondeplek van de heidensche filosofie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

We gelooven, dat we deze week wel eens onze vervolgstof mogen laten loopen; niet alleen is het vacantie, maar ook moet een blad voor afwisseling blijven zorgen: „even tijd voor" b.v. „een Caravellis", —• ze is nu eenmaal een teeken des tijds, zoo'n leus.

We willen het ditmaal hebben over Barth's nieuwste dogmatische deel. Prof. dr K. H. Miskotte wijdt daar in „In de Waagschaal" een „hartig" èn „hartehjk" woord aan. „H a r t i g" tegen de „genisten in Zion", „die nog nooit gekweld zijn door de vraag, of wij met onze leer en prediking het aangezicht Gods niet verduisteren voor de mensen, met name door onze dubbeltongige spraak over een algemeen, almachtig wezen naast de bijzondere Vader van onze Heer Jezus Christus, over Praedestinatie naast en achter het Evangelie, van Bestemming nevens Nodiging, van de Raad Gods boven de historie". En „hartelijk" tegenover Karl Barth zelf. Den man, die de doorbraak heeft gepredikt, en wiens optreden op den langen duur overal baanbrekend te wezen zal gebleken zijn voor de algemeene geestelijke capitulatie-bij-voorbaat voor onverschillig welke wereldveroveraars, die den totalitairen wereldstaat zullen instellen, president: tenslotte de Antichrist. Hoe „hartelijk" het toegaat tusschen Miskotte en Barth leere volgende passage uit Miskotte's lofzang: „Helemaal van voren af aan, mei trouwhartige rnierenvhjt, in een proper bever-bouwsel, in een gigantische architectuur, met een open, altijd weer open grensgebied voor onze echte verlegenheden, tracht Barth tot éénheid, tot ondubbelzinnig­ heid, tot de klank, de wéérklank van de goddelijke zekerheden door te dringen. Zodat er alsdan geen voorbehoud overblijft en geen grond voor achterdocht, zodat er uiteindelijk geen antinomieën, geen aporieën heersen, zodat het tragische van het mensenbestaan verslonden wordt in de overwinning. Dat kan alleen wanneer we radicaal vasthouden aan de regel, ook in de dogmatiek: Jezus alleen!"

Het lijkt, en het i s ook het volstrekte tegendeel van salonmanieren, als wij bg deze lyriek zichtbaar ons hoofd staan te schudden.

Heelemaal van voren af aan? Pardon, hieronder — vooral in artikel II — zal blijken, dat Barth in de laatste grondvragen heel eenvoudig een onbewezen, maar al eeuwenlang aangenomen en ook weer aangevochten uitgangspunt aanvaardt, b.v. de gnostische leer van „nietigheid", de plotinische van „sterése", waarover ik nog pas schreef in mijn Catechismusaflevering van enkele weken geleden, de heidensche van „het zijnde" en „het niet-zijnde", of wat dies meer zij. Heelemaal niet van voren af aan dus. Alleen maar: een van zichzelf en van eigen filosofie af aan. Terwijl dan in deze filosofische grondstructuur duizenden denken als hij, die evenwel door de reformatoren en de „betere kerkvaders" zijn weersproken, omdat zij — die duizenden — den bijbel verwerpen.

„Onze verlegenheden"? Ja, maar dan alleen, voor-

zoover wij nl. onze weigering van gehoorzaamheid aan de Schrift een „tragische" verlegenheid willen noemen; dat wordt immers meer en meer de gewoonte: als iets, dat revolutie is, leidt tot bloedvergieten, dan zeggen ze in de krant tegenwoordig: tragische afloop; dan dient het constateeren van „het tragische" tot het doodzwijgen van het zondige, ongehoorzame, revolutionaire.

„Ondubbelzinnigheid"? Doordringen tot ondubbelzinnigheid? Het kan zijn, dat Barth zulk een doordringen betracht; maar hij heeft zelf gezegd, dat dogmatiek als zoodanig een trachten, een vragen, b 1 ij f t En dat de dubbelzinnigheid daarbij tot de methode behoort, dat is bij hem even zeker, als bij de heidensche sofisten en andere theoretische twijfelaars.

En dan: het „tragische", — het tragische van het menschenbestaan. Wiel het tragische van ALLE menschenbestaan (ongeacht Genesis 3) bij voorbaat heeft vastgesteld, die heeft getoond, niét „van voren af aan" te beginnen, maar te hebben gekozen vóór een bepaalde, en dan door het christelijk belijden bewust verworpen filosofie.

Gelijk trouwens de kerk ook duidelijk gezegd heeft, dat de formule „Jezus a 1 1 e e n" als formeel principe dwaasheid is. Wèl „Jezus alleen" zoo vaak het erom gaat. Hem als Middelaar Gods en der mensehen erkend te zien. Maar het spreken van „Middelaar" zélf bewijst al, dat er meer dan Hij alleen is in ons „blikveld"; en dat het ongeoorloofd is, daaraan te willen ontkomen, ook in ons denken en behjden. Zoowel het Leger des Heils als prof. Miskotte zouden wij willen vragen: wat bedoelt u, als u zingt: „Jezus alleen" ?

Want dit woord „Jezus alleen" is bij Moody en Sankey wat anders dan bij Miskotte.

Eerstgenoemden zijn, bij Miskotte vergeleken, brave broeders voor ons. Zij toch bedoelen: alleen zijn bloed reinigt van alle zonden. En ze weten heel goed, dat de zonde in de wereld „ingekomen" is, op een bepaald moment, dat na de schepping pas kwam, en na een historisch doorleefden staat van rechtheid. Maar Miskotte en Barth willen daar niet van weten; „zondeval" is bij hen niet een op een bepaald moment in de aanvankelijk goede wereld i n dringende, onder inwerking van buiten af (d.w.z. onder invloed eener aan de eerst gegeven mensehelijke natuur vreemde kracht) inklimmende vreemde macht, die de aanvankelijk heelemaal niet tragisch verloopende wereld door moedwillige ongehoorzaamheid in ellende gedompeld heeft, waarom dan ook de dood heet te zijn „ingedrongen", eens, een keer. Miskotte evenwel verbergt, dit allemaal, wanneer hij, in dubbelzinnige taal, de andere theologen, d.w.z. heel de oecumenische christenheid van de eerste eeuwen, in het gelaat slaat, zeggende, dat men „eeuwenlang heeft geredeneerd, alsof Christus er zo eens van terzijde bijkomt, alsof Hij, om zo te zeggen, een noodmaatregel Gods is, een desperaat gebaar na de mislukking van vele experimenten, alsof •— o verschrikking! en verwoesting over de harten — achter Christus de eigen-Ujke en ware God zich nog schuil hield, alsof die Eigenlijke anders, dieper, donkerder, absoluter, eeuwiger zou zijn dan Hij, die voor ons geleefd heeft en geleden, die gestorven is en opgestaan, die leeft en regeert door de kracht van Zijn hart".

O, het klinkt allemaal vroom, en het toont een bewonderenswaardige techniek-in-taalkneding. Maar het is „loos". „Christus zoo eens van terzijde ingekomen" ? Neen, want de kerk geloofde vroeger aan een Besluit van God. En „van boven gezonden zijn" vond zij wat anders dan „van terzijde zoo eens bijkomen, als bijkomstigheid". Ze wist, dat het God behaagd heeft, den mensch te scheppen in verantwoordelijkheid, en in vrijheid, en dat voorts inderdaad de Gezondene van Hem, die Hem zendt, hoewel niet gescheiden, dan toch wél onders c h e i d e n is en was. De inhoud van deze duidelijke oecumenische geloofstaal gaat schuil achter de vibreerende, zich permanent tempereerende dubbelzinnigheid van deze taalvirtuositeit, wegbereidster als ze is van de oecumenische óngeloofstaal, die „allerkristelijkst", we schuwen het aan beide kanten van de streep gehate woord niet, in de esperantoboekjes van de theologisch-cultureele vrijwilligers-brigade der aankomende Unesco ons wordt opgedrongen tot katholieke bedwelming der geesten, onder het motto: Waakt en Schrikt! Miskotte noemt de oecumenische onderscheiding van Christus als Gezondene en God als Zender een „ó p s p 1 ij t i n g" van Gods Openbaring; dat is ouder dan Arius, en sub-of superariaansch: hij begint dan ook heelemaal niet van voren af aan, wat trouwens niemand kan. Ook Adam niet, juist hij niet (en dat is 't nu juist!). Barth begint alleen maar daar, waar de heel oude ketters begonnen 2ijn; ze spleten de openbaring op, door er ongehoorzaam aan te zijn, en door niet te gelooven, dat Jezus van Nazareth van God als de van Hem te onderscheidene GEZONDEN was, zooais Hij zelf van zijn jongeren heeft verlangd (Joh. 16).

Zoo komt Miskotte tot een gevaarlijken, bedwelmenden, oncritischen lofzang op Karl Barth opnieuw. We hebben een belijdenis, ook een nederlandsche, die in haar eerste artikel spreekt van den „e e n v o u d" Gods.

We geven Miskotte toe, dat er over die „e e n v o u-d i g h e i d" Gods heel veel scholastieke nonsens aan den man gebracht is, in de eeuwen, die aan de opstelling van onze Nederlandsche Geloofsbehjdenis voorafgegaan zijn. Dat was trouwens ook zoo met betrekking tot de „analogia entis", de zijnsanalogie waarover Miskotte en Barth zoo veel gesproken hebben: daarmee was bedoeld een probleem van logica, en men maakte ervan een van metaphysica; en ook Barth heeft zich aan die fout niet ontworsteld. Maar goed, onze vaderen hebben die eenvoudigheid van God weer beleden, zonder die scholastieke erfenis in de belijdenis vast te leggen. Ze hebben toen een belijdenis opgesteld, die — in anderen zin — „eenvoudig" weergaf wat de Schrift te lezen en te verstaan gaf. Maar sinds kwam Barth. ons vertellen, dat er geen „land" was, geen „land", waarin men God met ons kon zien samengaan, op en neer, zooais vriend wandelt met vriend. Dat weet het volk wel niet zoo goed, maar het is toch zoo.

En nu spreekt Miskotte ineens van het „land van den eenvoud Gods?

Ja, hoor maar: Miskotte vraagt: „Wie brengt ons binnen in het land van de eenvoud Gods, wie brengt ons daar binnen ook met onze rede? De Eenvoud!"

Het is alweer mooi gezegd, en wij zouden zulke lyriek ook wel graag in onze epilogen beluisteren; dat gebeurt trouwens ook wel, al wordt het niet door velen opgemerkt.

Maar intusschen vragen we Miskotte: hoe komt U aan dat LAND van den eenvoud? Omdat u dubbelzinnig spreekt: uitgaande Van Barth wilt u toch nog iets overhouden van de oecumenische christenen der eerste eeuwen. Alleen maar: u k u n t het n i e t volhouden: u hebt ons alle „land" en „landverkeer" met God ontnomen, in een hooghartige poging om tegen de „reguliere theologie" iets te stellen, dat eigen en beter was, maar dat alleen maar neerkwam op , ; reguliere filosofie" van bepaalde heidenen. Heidenen van een bepaalde school. Met welke de christenen al hadden afgerekend. Omdat ze de Schrift geloofden.

Volgens prof. Miskotte, en hij heeft daaraan gelijk, is Earth's nieuwste publicatie de „kroon van de beschouwingen, die begonnen zijn met de uitleg van twee scheppingsverhalen: a) de schepping als uiterlijke ruimte van het verbond; b) het verbond a!s innerlijke grond der schepping". Maar wie voelt hier niet de onmogelijkheid van het „verstaan", en de tegenstrijdigheid van dit pogen tot doorstooten naar de ondubbelzinnigheid? A heet hier uiterlijke ruimte voor B; enBdeinnerlijke grond van A. Dat kan alleen dan een uur lang worden volgehouden, als ge de woorden „u i t e r 1 ij k" en „i n-n e r 1 ij k", alsmede de termen „ruimt e" en „g r o n d" van alle reguliere beteekenis berooft. Wij, die het verbond erkennen als een door een n a d e schepping en bij de schepping bijkomend Woord van God gestichte werke­ lijkheid, wij houden daarin vast aan het begrip „bijkomen", „inkomen", en dan niet „van terzijde", zoo eens een keer, maar „van boven", naar een hecht Besluit. (Komt de inslag van Gods Woord (zooais Barth dat ziet) soms nooit „eens een keer"? Waarom dan op die uitdrukking smalen? ) Maar daarmee houden wij meteen vast aan de mogelijkheid en noodzakelijkheid van een gesproken Woord Gods èn aan die van de van dat gezonden Woord, dat tevens gezonde Woord, uitgaande kracht. Dat alles is bij Barth overboord gedaan; zie nu, wat er van overblijft. Daar­ over volgende week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Karl Barth en een oude wondeplek van de heidensche filosofie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's