GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hendrik de Cock over de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hendrik de Cock over de kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

ARTIKEL 38 N.G.B.:

dat zij allen schuldig zijn zichzelf daarbij te voegen en daarmede te vereenigen; onderhoudende de eenigheid der Kerk, zich onderwerpende aan haar onderwijzing en tucht, den hals buigende onder het juk van Jezus Christus, en dienende de opbouwing der broederen, naar de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten eenszelfden lichaams.

DE COCK:

„Dat elk verplicht zou zijn om zich tot de uitwendige kerk te begeven ten einde zoo de eenigheid der kerk te onderhouden, is zoo leugenachtig als dwaas van onze L. O. voorgesteld.

Immers naar zijne eigene betuiging, komt het niet zoozeer op de waarheid aan, maar op het hart, en kan men in elk genootschap wel een geloovige wezen, al is het ook in de Roomsche Antichristische Synagoge of in de Godloochenende Sooiniaansche zamenrotting, wanneer wij maar een hart en wil hebben om God te dienen enz., maar waartoe dan zich over te geven tot lijden of tot den dood, dat is dan immers volslagene razernij en vechten voor eene schaduw.

Maar waar staat het in onze belijdenis, dat wij ons tot de uitwendige kerk moeten begeven gelijk ons deze L. O. wil diets maken ? Dan had immers Guido de Bres tegen zijne Geloofsbehjdenis aan gehandeld, en daarvoor zijn eigen leven ovea'gegeven, en al de geloovigen die door Rome en Spanje vermoord zijn; want er was toen geene uitwendige kerk, als alleen de Roomsche. Maar integendeel, hij verbindt hier de geloovigen om zich niet bij de uitwendige, maar bij de ware kerk te voegen, dat is bij de ware Godvreezende n, , gelijk hij die in het begin van art. 27 beschreven had en dia ware kerk kan men kennen aan hare kenmerken, art. 29, gelijk ook de valsche kerk in datzelfde artikel opgegeven; n.l. de ware kerk hieraan: oo zij de reine predikatie des Evangeliums oefent, dat is, zoo zij met P a u 1 u s den vollen raad Gods predikt. Hand. 20 : 26—28. Zonder de leer der v o o r-verordineering, der onmagt endergel ij k e, gelijk onze L. O. wil, achter te houden, maar die ten scherpste aan te dringen; opdat de mensch uit zichzelve en naar Christus gedreven worde. I n d i e n z e, ten anderen, g e b r u i k t de reine bediening der Sacramenten, gel ij k ze Christus ingesteld heeft, en niet gehjk onze L. O. art. 33 en 34 toont (onze leer hieromtrent geheel en al verwerpende, die toch alleen op Gods Heilig Woord gegrond 'is) dat hij wil, naar zijne eigene bedoeling en goedvinden.

Zoo, in de derde plaats, de k e r k e 1 ij k e tucht g e b r u i k t w o r d t o ia de zonden te s t r a f f e n , en niet gehjk het heden ten dage toegaat, dat elk zijn ketterijen vrijuit mag braken, maar alleen de waarheid vervolgd wordt, alle ijdelheid goedgekeurd, dronkenschap en ontucht, ja gruwelijker^ zonden nog, onverschillig worden aangezien, en in 't openbaar zelfs, de sleutelen der kerk aangemerkt als wapenen alleen van de vorige dagen, die nu krachteloos zijn; zie Postumus en Laurman. Tot deze ware kerk nu, zegt onze Behjdenis, zullen allen zich voegen en van de daartegen overstaande zich afscheiden, ja, bij geen andere zich voegen, hetzij ze erkend zij of niet erkend, daar het beter is met het volk Gods de verdrukking en de versmading der wereld te dragen, dan de schatten van Egypte te hebben met het deel der wereld en der goddeCoozen" (a.w., blz. 58—60).

„Onze belijdenis heeft na de vermelding der tucht, ook de wijze van dien, n.l. den hals buigende onder het juk (niet van een ieder, niet van een elassicaal bestuur of provinciaal bestuur of Synode, want die kunnen Tyrannen der kerk zijn, gelijk zij dikwijls bewezen hebben, maar) van Jezus Christus. En dan volgt niet, ten einde gelijk onze L. O. heeft, maar, ende dienende de opbouwinge der broederen.

Onze L. O. heeft hier duidelijk het Paapsche denkbeeld der kerk in den zin, n.l. dat de Leeraars die zijn, dat een ieder hen hooren en gehoorzamen moet, en dat dit stichtelijk is, en de opbouwinge der broederen bevordert, daarom heeft hij dat.t en e i h d e er tusschen ingeflanst; maar de voorstelling van onze Geloofsbelijdenis, schoon gegrond op Gods Woord, gelooft hij niet, gelijk merkbaar is uit zijne woorden, en hij heeft er ook niet meer verstand van, als N i c o-d e m u s van de wedergeboorte, toen hij tot den Heere Jezus kwam. Joh. 3" (a.w., blz. 60);

Ook in deze woorden wees de Cock de erkenning van een pluriforme kerk af. Hij wilde niets weten van den „ootmoed", die alle „goed bedoelen" „waardeeren" wil. Hij wilde elke gevestigde, „uitwendige" kerk meten met den maatstaf, in art. 29 beschreven. Bleek, dat in zulk een kerk eep juk opgelegd werd, dat niet van Christus was, dan moest dat valsch juk afgeworpen. Zóó werd de opbouwing der broeders gediend en niet door een blijven als „bezwaarde" in een instituut, dat tjrrannie en tuchteloosheid (ook de Cock kende aan den lijve den samenhang en samengang Van deze twee!) bevorderde. Het oorkussen van de pluriformiteit der kerk slingerde de Cock zoo ver mogelijk weg.

AKXIKEL ZS N.G.B.:

Wij gelooven, aangezien deze heilige vergadering is een verzameling dergenen die zalig worden, en dat buiten haar geen zaUgheid is, dat' niemand, van wat staat of qualiteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, om op zijn eigen persoon te staan; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen en daarmede te vereenigen; onderhoudende de eenigheid der Kerk En opdat dit te beter kunne onderhouden worden, zoo is het ambt, aller geloovigen, volgens het Woord Gods, zich af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn, en zich te voegen tot deze vergadering, hetzij op wat plaats dat God ze ge^

steld heeft; ook ofschoon het zoo ware, dat de Magistraten en plakkaten der prinsen daar tegen waren, en dat de dood of eenige lichamelijke straf daaraan hing

DE COCK:

„Niemand, van wat rang of staat ook, mag hem op eich zelven houden. In dagen van voorspoed doet dat ook niemand, maar in dagen van tegenspoed, druk en lijden, als de kerk niet toegelaten, of vervolgd wordt, dan is ons vleesch hier alleszins toe genegen, om, zoo het meent, de ellende te ontgaan, die aan eene openlijke belijdenis verbonden zijn; deze b.v. heeft eenen post dien hij vreest te verliezen; die heeft eenen eigenaar om wien hij niet durft, een ander zit in neering en bedrijf en vreest het verloopen van dien, kortom, een ieder heeft reden en oorzaken genoeg, om voor het tegenwoordige althans, den Heere Jezus zijnen dienst op eene minneUjke en beleefde wijze op te zeggen; 't is waar, men is wel niet vereenigd met het hedendaagsche verderf in leer en leven, maar om er voor uit te komen, daartoe is men nog minder genegen, wegens de zwarigheden: sommigen maken daartoe als het ware door ingeving des duivels een valsch accoord met hun geweten, om zich van de valsche kerk af te scheiden, maar wegens de zwarigheden zich nog niet openlijk te voegen bij de ware, die men in zijn hart. naar de kenteekenen daarvoor houdt.

Zulke menschen nu roept hier onze Belijdenis toe: Gij moogt.u niet op u zelven houden, maar'gij zijt schuldig u bij de ware kerk te voegen en u daarmede te ver e enigen, en geen uitvlucht maken, dat gij er inwendig mee vereenigd zijt, neen, g ij moet u b ij V o e g e n, want daar staat geschreven: die niet met Mij is, is t e g e n Mij; die niet met Mij vergadert, die verstrooit, en die 2Jich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben voor dit overspelig geslacht, dien zal Ik Mij ook schamen voor Mijn Vader en Zijn heilige Engelen".

„Hij dringt zulks nog verder aan, wanneer hij daar bij doet: onderhoudende de eenigheïd der Kerke (hetwelk L. O. ook al weg gelaten, of uit onkunde, omdat hij geen kans zag om dat te verklaren, of uit ontrouw) alsof hij tot dezulken zeide: Gij erkent de eenigheid der kerk, gelijk die ook waarachtig en in Gods Woord gegrond is, maar waar moet het dan met u heenen, wanneer gij u daarvan afgescheiden houdt, alzoo gij de eenheid, zooveel in u is, verstoort en vernietigt, daar gij zoo velen gij waarlijk geroepen zijt, gij geroepen zijt tot onderhouding van dien.

Laat daarom uw wantrouwen op God varen. Ziet met de huisvrouw van Lot toch niet om, m a a r onderhoudt de eenigheid derkerk, opdat hare banieren en slagorden voor alle vijandeii ontzaggeüjk mogen zijn.

Ook kunnen deze woorden dienen om twistingen te vermanen tot eendragt, en wel tot de ware eendragt, met die eersten nl. hen ro'epende om niet hun eerzucht of iets anders, maar alleen Gods Woord te hooren en daarin te rusten" (a.w., blz. 61, 62).

Wanneer vandaag allerlei stemmen oproepen tot een valsche eenheid, en wanneer vele geloovigen weigeren zich te scharen achter te banieren der ware kerk, moeten wij niet achten, dat ons iets vreemds overkomt. Ook de Afscheidingstijd kende de bezwaarden, die bleven en die de „eenheid" zoo beminden. Prachtig hanteerde de Cock op ontroerende, evangelische wijze hiertegenover de belijdenis: de WARE eenheid is daar, waar de kenmerken der ware kerk gevonden worden. Wie blijft in een verworden instituut BREEKT de eenheid en SCHAAMT zich voor Christus' woorden. Wie een vreemd pak dragen blijft, is een brekei en scheurmaker!

Tegenwoordig pleegt men te spreken over een gescheurde eenheid en klaagt men verdrietig over ds gebrokenheid der kerk. Men hoort deze stemmen onder de oecumeniakken onzer dagen, die al hun eigensoortige beUjdenissen wel willen offeren op het hoogaltaar van de Wereldkerk. Men hoort deze stemmen óók in het kamp van hen, die zoo willen wezen als ds vaad'ren, „hun zonen niet ontaard".

Luisteren naar de Cock's woorden over de o n d e r-houding van de eenigheid derkerk kan ontaarding voorkomen. Maar wil men nog wel luisteren? De Cock roept het zijn nageslacht toe: onderhoudt de eenigheid der ware kerk, opdat haar banieren en slag-, orden voor alle v.ijanden ontzag* . 1 ij k z ij n mogen. Geen geween eener gebroken eenheid, maar dankbaarheid als God Reformatie geeft. Om Christus' wil zich afscheiden van de valsche kerk. En zoo de eendracht bewaren, door óók voortaan alle eerzucht (tyrannie, hiërarchie) te bannen, , ea., al-, leen te leven uit Gtods Woord..

C. VAN DERWAAL

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Hendrik de Cock over de kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's