GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij gelegenheid van de overdracht van het rectoraat der Theologische Hoogeschool door Prof. Dr H. J. Jager aan Prof. Dr K. Schilder op Woensdag 6 Dec. heeft eerstgenoemde een rede gehouden over het onderwerp: „Dood voor de zonde, levend voor God in Christus Jezus".

Enkele opmerkingen over de exegese van Eom. 6 VS 1—14.

Spreker begon met op te merken, dat vele exegeten van meening zijn, dat Paulus op twee geheel van elkaar verschillende manieren de verlossing voorstelt.

Br zouden om zoo te zeggen twee Paulussen zijn: een iuridische en een mystieke. Paulus de iurist zou in Rom. 1—5 in rechtstermen uiteenzetten de leer van de rechtvaardiging uit het geloof. Waarna in Rom. 6 Paulus de mysticus de leer der verlossing zou uiteenzetten in termen der mystiek, ontleend aan de mysteriën van de hellenistisch-oostersche wereld.

Deze kwestie is voor de praktijk der godzaligheid van belang, omdat er ook in de gemeente wel broeders en zusters gevonden worden, die zeggen wel te gelooven in den Heere Jezus. Maar die meenen, dat dit niet genoeg is, doch dat daarbij moet komen een mystiek sterven voor de zonde en een mystiek leven in gemeenschap met Christus Jezus. Welke gemeenschap boven de geloofsgemeenschap met Christus zou uitgaan.

Na in hoofdtrekken Rom. 6 : 1—14 te hebben verklaard, kwam spreker tot de conclusie, dat Paulus niet een geheel nieuw gedeelte begint, maar dat hij aantoont, dat de leer der rechtvaardigmaking uit het geloof geen zorgelooze en goddelooze menschen kweekt. Wie gelooft in Jezus Christus en door het geloof gerechtvaardigd is, is met Christus voor de zonde gestorven en levend voor God.

Want Christus is voor hem gestorven en dus is hij met Christus gestorven. Christus heeft de schuld der zonde betaald en de straf der zonde gedragen. Dus heeft wie in Christus gelooft rechtens met de zonde afgedaan.

„Als die dit oordeelen, dat indien één voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn". 2 Cor. 5 : 15. Dat Christus voor de zonde gestorven is daarvan getuigt de doop ons leven lang.

Wat Paulus in Rom. 6 van den doop zegt kan worden samengevat in de bekende woorden uit ons doopsformulier: „En als wij in den naam des Zoons gedoopt worden zoo verzegelt ons de Zoon, dat Hij ons wascht in zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap zijns doods en zijner wederopstanding inlijvende, alzoo dat wij van onze , zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden".

De apostel leert in Rom. 6 : 1—11 wat wij in Christus zijn en hebben.

En op grond van wat God ons in Christus gegeven heeft volgen dan in de verzen 12—14 de imperatieven, de opdrachten voor de geloovigen om zich geheel en al aan den Heere te geven, dood voor de zonde, levend voor God in Christus Jezus.

Volgens spreker gaat het in Rom. 6 om een gemeenschap, die God bewerkt door Woord en Geest en Sacrament, welke gemeenschap door het geloof aanvaard en genoten wordt. Wil men van 'n unio mystica spreken, dan zal men deze nooit van het geloof mogen losmaken of boven het geloof verheffen. En we zullen nooit moeten vergeten dat deze gemeenschap de volle verantwoordelijkheid en activiteit der geloovigen laat bestaan. Zij die opgenomen zijn in de gemeenschap van dood en opstanding van Christus zullen hun leven lang moeten strijden den goeden strijd des geloofs tegen de zonde. Waarbij ze steunen op de belofte des HEEREN, dat de zonde over hen niet zal heerschen, maar dat zij door Christus meer dan overwinnaars zullen zijn.

In Rom. 6 : 1—14 zijn gave en opgave, belofte en eisch, evangelie en opdracht aan elkander verbonden, gelijk dit in heel de Schrift het geval is.

God geeft eerst in Christus alles wat wij noodig hebben tot zaligheid.

Maar dan eischt de HEERE ook alles op voor Zijn dienst.

Gelijk dit ook in Psalm 105 : 24 tot komt: itdrukking

Die gunst heeft God zijn volk bewezen, Opdat het altoos Hem zou vreezen.

Daarna memoreerde Prof. Jager de voornaamste gebeurtenissen van het afgeloopen Schooljaar als volgt: Naar aloude gewoonte is het de taak van den rector bij de overdracht van z'n rectoraat kort te memoreeren wat er aan belangrijks gebeurde in het jaar van zijn rectoraat. Ik kan dit jaar zeer kort zijn en ik ben niet van meening, dat men lang moet uitweiden, over wat kort gezegd kan worden.

den, over wat kort gezegd kan worden. Er is eigenlijk niets bijzonders gebeurd. In den kring der curatoren werd ds H. Meulink geëmeriteerd, na het zeldzame voorrecht van den HEERE te hebben ontvangen 50 jaren Hem te mogen dienen in den dienst des Woords. In den persoon van Prof. Schilder gaf het college van hoogleeraren blijk van belangstelling. Tot de droeve feiten moet worden gerekend, dat één der curatoren z'n vrijmaking verloochende en wederkeerde tot de kerken, die ook hem uitwierpen. Verder bleek het niet steeds duidelijk, wie tot den kring der curatoren behoorde, maar deze zaak betreft meer de kerken dan de school.

Wat de hoogleeraren en de lectoren betreft kunnen we met dank aan den HEERE vermelden, dat ze allen hun werk geregeld konden verrichten. Alleen de rector onderbrak z'n colleges langer dan gewoonte is — met het oog op de rectoraatsoverdracht — en langer dan hij gaarne gewild had, wegens wat labiele gezondheidstoestand. Hij zal D.V. de volgende week de colleges hervatten. Prof. Deddens had met de zijnen het voorrecht te mogen gedenken, dat hij voor 30 jaren in het huwelijk trad en z'n ambtswerk begon. Wegens st-erfgevallen in de naaste familie voltrok zich dit gedenken in alle stilte.

Komende tot de studenten kunnen we niet zeggen, dat het aantal afgelegde examens gedurende dit jaar groot in aantal was:10 studenten legden het propaedeutisch examen af met goed gevolg (waarvan 2 na herhaald examen), terwijl slechts aan 4 studenten de candidaatsbul werd uitgereikt.

Voor het eerst werden ingeschreven 1 studente en 18 studenten, waarvan 1 wegens ziekte nog niet kon beginnen de colleges te volgen. Gerecenseerd werden de buien van 86 reeds ingeschrevenen, terwijl bovendien 42 bullen werden gerecenseerd van hen, die •— naar we mogen aannemen — bezig zijn met doctorale studiën.

Met dankbaarheid mag worden vermeld, dat in den loop van dit jaar uit het Greijdanus-Kruithoffonds een bedrag van f 1800 — de opbrengst van het beheer gedurende anderhalf jaar — beschikbaar was voor hulp aan begaafde, hulpbehoevende studenten. Het is, meen ik, wel gewoonte iets te zeggen van den ijver en trouw der studenten. Ik denk niet dat hierover gemakkelijk een oordeel te vellen is, evenmin trouwens als over den ijver en de trouw der docenten. Ik meen, dat we niet te haastig moeten zijn met daarin te roemen. Wie is volkomen troTiw en wie geeft al zijn gaven en krachten aan den HEERE in de taak, waartoe Hij hem riep? Wel moet ik vermelden, dat enkele studenten persoonlijke moeilijkheden hadden met hun studie, in welke gevallen het college van hoogleeraren heeft getracht hen bij te staan. Over de zoogenaamde academiale vrijheid bleek tusschen docenten en. discipelen wel eenig verschil van meening te bestaan. Over welk meeningsverschil we gelukkig als broeders konden samenspreken, met naar ik meen wel eenig resultaat.

Wat het studieprogram betreft: de zaken worden op den ouden voet voortgezet. Zooals in de geneeskunde de diagnose vaak gemakkelijker vast te stellen is dan de therapie is aan te wijzen, zoo zijn ook de gebreken in het studieprogram gemakkelijker te becritiseeren, dan verbeteringen zijn aan te brengen. Waarbij nog dit komt, dat de eenie dokter óndervoeding constateert, terwijl de andere overvoeding vermoedt. De studenten zullen zoo hun eigen gedachten hierover wel hebben.

We mogen wel vaststellen, dat het studieprogram de voortdurende aandacht heeft van alle er bij betrokkenen, maar dat nog geen tastbaar resultaat bereikt is. Alle betrokkenen zijn er van overtuigd, dat het wenschelijk is, dat zoowel het propaedeutisch-als het candidaatsexamen binnen een bepaalden, niet al te zeer variëerenden tijd, door normaal begaafden kan worden afgelegd.

Hiermee kom ik aan het einde van mijn taak. Er was niet veel bijzonders te melden. Waarbij ge moogt bedenken, dat het vaak een voorrecht is als het leven zonder buitengewonigheden voortgaat. Daarvoor mogen we den HEERE dankbaar zijn.

Tenslotte rest mij de laatste taak, waarmee m'n rectoraat z'n einde vindt.

Ik mag de lasten •— die voor u niet zwaar zullen zijn — en de lusten •— die voor u niet groot zullen zijn — van het rectoraat overdragen aan u, Prof. K. Schilder.

Bij de rectoraatsoverdrachten die ik bijwoonde •— het waren er weinige —• was er steeds sprake van bevoegde handen, waaraan de taak werd overgedragen; en van sterke schouders, die de lasten wel konden dragen en van beproefde ' krachten, waaraan de scheidende rector met blijdschap en vertrouwen de waardigheid overdroeg. Ik zal u met dergelijke beweringen maar niet ophouden.

In opdracht van de curatoren reik ik u het teeken van het rectoraat over met de bede, dat de HEERE onder uw leiding ons allen moge zegenen en tot een zegen stellen voor de gesmade en geplaagde, doch gezegende Kerk des HEEREN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's