GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoogleraren ter Synode,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoogleraren ter Synode,

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Het onbevredigende van de huidige regeling zou, naar we zeiden, in een volgend artikel ter sprake komen.

We zien dit niet verstandige en daarom onbevredigende element gelegen in de tegenwoordige samenstelling en werkwijze der synodale commis sies.

Een „commissie" is, laat ons zeggen, een combinatie van een bepaald deel van de synodeleden, gezamenlijk belast met de taak, om een toegewezen gedeelte van de ter behandeling staande agendapunten al vast zo grondig mogelijk te bekijlren, er over zo scherp mogehjk na te denken, een rapport van haar bevindingen op te stellen, en, zo immer mogelijk, een advies op te stellen, waarin zij bij wijze van voorstel aan de synode aangeeft, hoe men naar het oordeel der commissie met de zaak aan moet. Zulk een commissie kan dus niets besluiten v£in wat ter synodale beslissing staat. Ze kan alleen maar besluiten, wat zij zelf zal adviseren aan de synode. Natuurhjk kan er een meerderheids-en een minderheidsadvies komen. Ze ontwerpt het haars inziens ideale synodebesluit.

Die commissies worden dan samengesteld uit alle synodeleden minus de vier (of meer) leden van het moderamen der synode. Men kan er twee of drie benoemen, of vier, of vijf, of zes, of desnoods nog meer; dat hangt maar af van het aantal synodeleden, van het aantal agendumpunten en — vooral van de aard der te bestuderen onderwerpen. Er kunnen b.v. kwesties zijn, die de leer der kerken betreffen; dan geeft men die aan een z.g. dogmatische, of dogmatisch gekleurde commissie; met dit misschien veel te „mooie" (of bedenkelijke) woord wordt dan bedoeld: een commissie, die zich met de aangelegenheid van de leer bezighoudt. Natuurlijk zijn er ook altijd zaken, die het kerkrecht regarderen; dan geeft men diè aan

een z.g. „kerkrechtelijke commissie". Allicht zijn de zaken, de zending betreffende, weL zó menigvuldig, dat men een aparte „zendingscommissie" benoemt. En dan is er al gauw een vierde nodig voor de restjes, die men, teneinde niemand het gevoel te geven, dat hij wordt afgescheept met minderwaardige afval, dan soms „algemene zaken" noemt. Soms kan er ook een commissie-voor-appèl-zaken nodig zijn.

Een vaste indeling is natuurlijk niet mogelijk. Sommige zaken raken meer dan één gebied. Andere komen in de ene synode ineens als een spingvloed op, terwijl ze in een volgende synode nauwelijk de aandacht vragen. Zo kreeg men in een periode van leernijd of leerdrift erg veel op het program, dat men „dogmatisch" noemen kan; een volgende maal evenwel is op dit gebied alles effen, en loopt de leerwagen als „gesmeerd". Of, in een nerveuze periode krijgt men allerlei bezwaarschriften, terwijl in een tijdvak van rust het aantal veel minder is.

Dit alles even ter oriëntering van niet van nabij met synodewerk bekende lezers.

Nu is in de Kamper synode in de eerste adviseurloze zitting ten aanzien van die commissies besloten, dat hoogleraren aan die comnaissies kunnen worden „toegevoegd", maar dat alleen afgevaardigden „lid" der commissie kunnen wezen. Volgens hetzelfde besluit kunnen ook alleen de „leden" der commissie rapporteren. Dat wil dus zeggen: alteen zij kunnen een rapport bij de synode indienen, waarin aan deze verteld wordt: zo denkt de comnaissie er over. Met name hier nu ligt ons bezwaar. Nogmaals: geen bezwaar voor wat het „recht" der synode betreft, doch voor wat het doeltreffende, het nuttige, het profijtehjke, het „economisch" wérken der commissies betreft. En ook voor wat de nuttige tijdsbesteding der „toegevoegde" hoogleraren aangaat.

Ons bezwaar is, dat men op die manier een vreselijk gewicht hecht aan het praeadviseurschap, zó erg, dat men soms net doet of het voor de zelfstandigheid der vrije beslissing der afgevaardigden tevensgevaarlijk is. Wij zijn zo bang niet. En, let op, juist diezelfde Kamper synode — 't Ujkt wel een Kamper ui —, die zo voorzichtig met het instituut van praeadviseurs wou omgaan, heeft met 'n wel zeer bizondere elegance een poosje later laten zien, dat zij het helemaal niet erg vindt, dat er gepraeadviseerd wordt, en dat naar haar mening de synode daar heus geen kwade gevol'gen van hoeft te duchten. Dit ons eerste bezwaar komt dus neer op het zeggen: we weten-niet-hoe-wehet-hebben.

Ons tweede bezwaar is, dat men nu vervolgens de hoogleraren-adviseurs binnen de commissies in feite in een gedrongen positie brengt, die, gegeven eenmaal het feit, dat zij als gasten gevraagd zijn (dat moeten de kerken zelf natuurlijk beslissen) de onbezorgde elegance mist, die we zoeven constateerden. Dit ons tweede bezwaar komt dus neer op het zeggen: we weten-niet-hoe-we-verstandig-en-economisch-kunnen - wérken.

Over beide punten een enkel woord. •

***

Eerste bezwaar. De Kamper synode, zeiden we, heeft met één sierlijke armzwaai twee dingen gedaan: zwaarwichtig bomen over de vraag: zijn praeadviseurs niet een tikje gevaarUjk voor de vrijheid en zelfstandigheid der synode? én tegelijk: een stel nieuwe praeadviseurs zicli aanschaffen van zó gewichtige invloed, dat je de indnik krijgt: praeadviseurs zijn zeer nuttige lieden, en ze kunnen de synode een heel eind op streek hel­

pen, en een massa tijd haar besparen. Ze heeft namelijk de primeur (zover wij althans weten) van de instelling van een uiterst gewichtig praeadviseurschap, genaamd: het praesidium. Dat geleerde woord duidt ditmaal geen handeling aan (het voorzitter-zijn van de praeses), doch een college (reeds twee mensen kunnen immers een college maken, niet pas drie, zoals het, als gewoonlijk, misse spreekwoord: „tres faciunt collegium", ons wijs wil maken). Dit college bestaat uit twee man: de praeses en de assessor. Misschien krijgen we ook nog: het soribaat, ook weer uit twee man opgebouwd.

Dit praesidium heeft nu, naar snel genomen besluit, genomen zonder praeadviseurs, praeadviseurswerk toegewezen gekregen van comme ea. Vroeger werden alle programmapunten verdeeld over de commissies, bovengenoemd. Maar de Kamper synode heeft een stel programmapunten ter bestudering, en ter voorbereiding en indiening van een advies, opgedragen aan „het praesidium". Hoeveel punten er zijn, weet ik niet, maar we hebben al wel gemerkt: het zijn er heel wat, en het zijn lang niet de minst gewichtige. Er zijn onderwerpen bij van grote importantie.

Laat men asjeblieft mij niet misverstaan. Ik zeg daar ditmaal wel geen goed van, maar ook helemaal geen kwaad. Ik zeg er op het ogenblik niets van. Het zal nog moeten blijken, inhoeverre de maatregel zich aanbeveelt in de practijk. Voor critiek is het hier de plaats niet. Men moet het nieuwe geval bekijken, los van de personen-van-heden. Ongetwijfeld zijn de twee personen, die thans het praesidium heten, knappe mannen, met een helder oordeel, en in staat, hun woordje te doen, en te debatteren. Ook willen zij geen commissie-nummer-vijf vormen; wat wel waar zal zijn, want met zijn tweeën kunnen ze flinker opschieten dan de commissies met zijn achten, zeven leden pLus een toevoegsel, dat professor heet. Ze schieten met zijn beiden — al zijn er vier moderamenleden — dan ook enorm goed op, en ze hebben boven de commissies heel wat voor. Denk maar eens na. Commissies moeten rekenen met het feit, dat er mensen bij zijn, die nog nooit eerder een synode hebben bijgewoond. Maar „het praesidium" bestaat, mogen we het eens een beetje studentikoos zeggen: in vrijwel alle synodes uit twee „toffe synodejongens", d.w.z. uit mannen, die aan het synodale leven gewend zijn, en die het klappen van de synodale zweep, benevens de techniek van de synodale vergaderings-apparatuur door en door kennen. Alle hulde. Ook aan de huidige twee: ze mogen er wezen. De commissies moeten rekenen met het'feit, dat er leden zijn, die wel met een helder oordeel begiftigd zijn (wat sta je telkens weer verbaasd te kijken, hoeveel moois een kerkelijke opvoeding aan mannen-zonderstudiegang kan bijbrengen!), maar die soms niet de foutine hebben van het fijn redigeren, het scherp formuleren, het vlot spreken, het snedig debatteren. Maar het praesidium bestaat doorgaans uit grootmeesters in • alle deze edele kunsten. De commissies moeten schriftelijk rapporteren, en ze dokteren heel lang soms over een rapport, en ze moeten goed uitkijken, aan wie ze het ter lezing en verdediging opdragen. De mannen van Het Praesidium daarentegen kunnen mondeling adviseren, en doen dat ook wel: geen mens kan verlangen, dat deze moderamenhelft, die het tóch al druk heeft met moderaminale besognes, ook nog in alle punten schriftelijk rapport zal uitbrengen. Geen wonder, dat het Praesidium niet commissie nummer vijf wil heten: het werkt in genen dele als een commissie, en heeft op de commissies zóveel voor, als 'n straaljager boven een trekschuit, een achtmanstandem boven een motor met duozitting (of met zijspan) of een twee-mans-race-wagentje. Geef aan een eensgezind en vastberaden moderamen de hier besproken praeadviseurstaak, en dit op onderwerpen, waarvan de keus hetzij door henzelf, hetzij door het volle m.oderamen bepaald is, breng ze in de positie van tegenwoordig: weinig rapporten laten drukken, waarbij 't ontbreken van rapporten aan dit duumviraat (tweemanschap.) toevertrouwde agendumpunten dus ook al niet eens meer opvalt, laat de praeses twee „ronden" voor het debat vaststellen, laat de verdediger van het praesldiale voorstel het laatste woord dus hebben, zodat niemand meer de kans krijgt, eventueel dooi' hem geconstateerde gedachtenfouten bij de spreker-praesiüiaal recht te zetten in een derde ronde, en ge behoeft geen moment u te ontveinzen, dat een geroutineerd Spreker-Praesidlaal heel en heel wat voor heeft boven een commissie, die soms een rapport (vanwege de nodige werkverdeling) opdragen moet aan een afgevaardigde, die er een beetje mee verlegen zit, hoe hij het commissioriale voorstel moet verdedigen tegen al die bedenkingen uit de vergadering.

Men moet ons dus niet vertellen, dat hetzij de Kamper Synode, hetzij de onder hun kersverse taak nog niet gebukt gaande praesidium-mannen uit een oogpunt van zelfstandige en onbeïnvloede oordeelsvorming der afgevaardigden zo bang' zijn voor het praeadviseurs-lnstituut. Bang? Wel, ze smullen allemaal van het instituut. En terwijl de andere hooggeleerde toevoegsels-adviseurs (in de commissie) 'n hele dag over een ongelukkig stoeltje hangen, soms om eindelijk de commissie daar te helpen krijgen, waar zij zelf soms al veel eerder hadden kunnen uitkomen, daar hebben de praeadvlseurs-praesidiaal het grote voordeel van óp te kunnen schieten. Het grote voordeel van een sneli-denkers-team boven een langzaam-werkende-commissie met hooggeleerde appendix.

Verleden week schreven we reeds een enkel woord over het weglaten van Rapporten. We vrezen, dat het nieuwe Instituut van Praeadvlseurs-op-grote-schaal dit verlies van serieuze Rapporten sterk in de hand zal werken, en feitelijk door wat het in de hand werkt, ook zelf begunstigd wordt.

Nu zijn deze pas ingestelde Praeadviseurs afgevaardigden. En de hoogleraren zijn dat niet. We vergeten het geen ogenblik. Ook Is de synode volkomen vrij in de snelle promotie van een praeses plus een assessor tot Praeadviseur-praesldlaal, tezamen vormende een klein college, waarin dan weer de een assessor van de ander is. Dat de stemmen er staakten, hebben we nog niet vernomen. Maar dat kan dan nog gebeuren. Gaat dan de zaak naar een commissie? A1 s de huidige praeses nu eens voor het „studentenpreken" geweest was, en de assessor ertegen, of omgekeerd, was het dan een tweetal praeadvlezen geworden? Of was de zaak dan verwezen naar een commissie-met-toevoegsel? We weten het niet. Maar ongetwijfeld kun je Voetius erbij halen, al zulten wij dat niet doen. Wij vragen wel: wie beslist, welke punten al of niet in een commissie konaen? En waar is de maatstaf? Verder zwijgen we: het Instituut der Adviseurs-Praesidiaal Is zonder praeadviseurs genomen, gelukkig.

Dit is het intussen, wat óns hier bezig houdt: men moet ons niet mieer vertellen, dat de Kamper synode, haar praeses, haar assessor, tegen het praeadviseren zijn. Of dat de Groningers er tegen zijn. Of de Noord-Hollanders. Dat machtsspook kan men gerust verdrijven van de kerkehjke erve. Ze zijn er allemaal voor, ze doen er druk aan mee, en bewijzen de synode schier iedere dag in levende Idjve, hoe nuttig een geregelde praeadviseursdienst wezen kan. Het „ambt" van de praeses en van de assessor Is er belangrijk door uitgebreid. Ze willen dienen, niet heersen. Daarin staan ze precies zo ervoor als de hoogleraren. En iedereen voelt zich zo fris als een hoen in zijn zelf-stan-dig-heid.

We hebben om dit alles een heel klein tikje goedmoedige binnenpret. Denk eraan: goedmoedig. Daar hebben nu éttehjke vergaderingen over de praeadviseurs gehandeld; daar hebben nu vele kerkbodeschrijvers hun pen ge-voild, daar heeft men nu de Kamper synode met Argus-ogen gevolgd, zich afvragende: wat zal het worden met de praead\dseurs ? , daar kregen we soms het gevoel, dat sommigen het gevoel kregen, dat ze de adem moesten inhouden, en kijk, — pardoes komen er twee gloednieuwe Praeadviseurs-Praesldlaal uit de bus. In een ommezien. Op de V-dag der Zelfstandigheid. Kampen is een vroUjke stad. En het Praesldlimi Is een óHjk collegium. We hebben er schik van.

Alleen'maar vragen we ons na al die verschrikkelijke geleerdheid over het prae-advlseurschap af: hoehebben-we-het-nu?

En omdat we niet klaar gekomen zijn binnen de ons gestelde ruimte, bewaren we bezwaar-nummier twee voor de volgende week. Voor ditmaal nog een herinnering aan enkele regels uit de Santhortse Geloofsbelijdenis van Elisabeth Wolff-Bekker, de Beemster Sappho:

Zo moeten wij uw' aandacht vergen: Gewis, uw Majesteit bezeft. Dat ons ten hoogsten Is gelegen. Dat deeze blaam niet word verspreid:

Wy hebben weinig Plegtigheden, En geen Clergique-heerschappij. Het ampt van Spreeker te bekleeden. Dat staat aan al de Leden vry.

Maar Praeadviseurs, nou, dié hébben we. En ze er zijn, dat willen we weten! dat

Toen de Kamper sjmode begon, hoopten sommigen, geloof ik, dat ze zouden kunnen zeggen van het Praeadviseurschap: „'t Kan verkeren, zeit Bredere". Gewoonlijk wordt dat woord op rekening van die man geschoven, en dan In de zin van: 't kan veranderen. Maar wij voor ons denken een tikje anders aan Bredero. 't Kan verkeren, dat kan ook betekenen: je kunt het zó doen, maar het kan ook nog wel anders. Je kunt 't praeadviseurschap druk bestrijden, en in een ommezien ervóór gestemd hebben, eer je 't weet. Weer denk ik aan Bet je Wolff:

't „P e u t ê t r e" van Sint Brederode, Dat weegt by ons al vry wat zwaar: Sint Izak leerde ons: „Vraag bewijzen Van 'tgeen gy hoort als waarheen prijzen".

Bij dat „Peutêtre" van Bredero tekent Dr J. van Vloten aan: „Anders: 't kan verkeeren". En hij herinnert eraan, dat die Sint Izak geen ander is dan de bekende Newton.

Praeadviseurs? Peut-être. Nog nooit zo druk als juist in Kampen, 't Kon daar verkeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoogleraren ter Synode,

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's