GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ootmoedig belijden"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ootmoedig belijden"

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Verleden week was Ik in de synodestad. Naar goede zede dacht ik aan de synode en toog kerkwaarts. Ik kreeg een plaatsje, waar ik alles goed verstaan kon en zette — wat ik op mijn leeftijd nou niet altijd doe — mijn beide oren open.

't Was een openbare zitting; we mogen dus allemaal meeleven. Het liep, zo merkte ik al gauw, over de kwestie of je de man, die vroeger zendeling en later missionair dienaar des Woords heette, nu evangelist moet noemen, ja dan neen.

Ik merkte, dat er meer dan één stroming was. Sommigen zeiden: een zendeling heeft een heel ander ambt dan een hoUandse dominee; en dat andere ambt moet je aanduiden met de naam evangelist. Anderen zeiden: een „zendeling" heeft heus — dat geloven ook wij — een heel ander ambt dan een hier bij ons gevestigd dominee, alleen maar: wij geloven niet, dat de man nu juist terwlUe van dat andersoortige ambt heel precies de naam van evangelist moet dragen. Derden zeiden: een zendeling, zullen we maar zeggen, bedient toch ook het Woord, en Is dienaar van de Herder, die schapen heeft óók van een andere stal dan die, welke , , onze" stal heet, en dus kan hij toch ook wel dienaar des Woords heeten, al „heeft" hij nog geen „gevestigde" gemeente in de plaats waar hij onder de heidenen werkt. Je kunt dus gerust hem blijven noemen — althans voorlopig— missionair dienaar des Woords.

Zo golfde het debat heen en weer. En onder al de bedrijven door lag daar een voorstel op tafel, om de professoren 't maar eens te vragen. Die moesten er dan eens over nadenken, als ze wilden, en rapporteren tegen (ik meen) 1953.

Je voelde 't hi de lucht hangen: de naam evangelist zou er niet dóór komen. De één was er vóór, de ander er tegen (om allerlei redenen), een derde zei: ik wil er nog wel eens over nadenken.

En toen dook er ineens een voorstel op om dan maar te verklaren: de synode belijdt ootmoedig haar schuld, dat ze 't nou na zoveel jaren nóg niet weet, wat de bijbel wil en zegt op het onderhavige punt.

Toen ging er ééntje wat op z'n stoeltje draaien. Ik ben geen psycholoog, maar ook in de huiskamer merk je wel, dat 'n mens, die op z'n stoeltje wat heen en weer zit te draaien, wat zeggen wil. Tenminste, dat ie 't niet helemaal met alle mensen eens is.

Nou, ik ben nog al kalm en zei dus niets. Maar Ik dacht zo: zou de vergadering die „ootmoedige schuldbelijdenis" gaan afleggen?

Lang hoefde ïk niet daarover te prakkizeren, wsmt het peccavi-spreken-voorstel ging weer van de baan, en het

nostra-culpa-nostra-culpa-nostra-maxlma-culpa-spreken ging dus niet door. Er werd een poosje over gepraat, en, als ik 't me góéd herinner, trok de voorsteller zelf het . voorstel In. Ik" hoorde iemand in mijn buurt zeggen: een synode kan geen schuld belijden, wel de personen in de synode. Daar moet ik nog maar eens over nadenken. Ik dacht, dat de praeses of assessor nog al eens in hun gebed schuld beleden of dankbaarheid uitspraken. Doet zo'n man dat nu als praeses, als assessor van de synode of als woordvoerder namens haar leden? Ik heb 't nooit gemerkt, - dat ze tot laatstgenoemde functie aangewezen zijn. De opmerking lijkt me dus met meer geleerdheid geladen, dan ik, arme tobber met beperkt onderscheidingsvermogen, begrijpen kan.

Maar goed, we kregen dus geen schuldbelijdenis van de synode.

Maar, hoe gaat 't een mens? Ik ging eens praMüseren. Ik dacht: kun je dat doen: bij stemming uitmaken: schuld belijden, vóór of tegen? Wie vóór is: handen op; wie tegen is, handen op; wie zich van stemming onthouden heeft, handen op. Gaat dat ? Stel je eens voor, dat iemand zegt: tégen! Of: blanco? Of dat een prae-adviseur zegt: tégen? Of: ik onthoud me van stemming? Of dat de 'keurstemmen staken, en dadrom het voorstel verworpen wordt ?

En ik zat maar te denken aan die ene, die op z'n stoeltje zat te draaien. Net of ie wat zeggen wou, zo ongeveer als Ellhu, die lang zijn mond gehouden had, toen de andere vrienden aan 't redekavelen waren, maar eindelijk losbarstte: maar nü moet Ik eens wat zeggen, 't zit me tot zover!

Die onrust deed me nadeiiken. Nu, de man zei geen woord meer, want 't voorstel ging meteen van de baan. Nogmaals: om allerlei redenen. Niet vanwege 't mankeren van de ootmoed.

Maar ik dacht ineens aan jou. Jij hebt weer re.spect voor synodes leren krijgen. Een vrucht vaa de vrijmaking. Je hebt weer van een synode leren houden, die haar phcht doet, die niet buiten haar boekje gaat, die, nou ja, niet trots is, die dus in staat is, schuld te belijden.

Ik dacht aan jou!

Ik dacht aan jou! En ik vroeg me af: wat zou jij ervan gedacht hebben, als je in de krant gelezen had: de synode belijdt schuld, omdat ze na zoveel jaren nóg niet weet, wat de bijbel zegt over dit en dat punt?

Misschien had je dan gedacht: wat een zegen, dat we weer 'n ootmoedige synode hebben, niet te trots voor 'n schuldbelijdenis.

Maar toen dacht ik: daar moet Ik dan maar eens over schrijven. Want, je moet m'n biecht maar horen (ik ben, al ben ik ouder dan jij, ook niet te trots om tegen jou te biechten), je moet maar weten, dat ik zeU, toen Ik in die vergadering zat, ineens me door 't hoofd voelde flitsen: als ik nou eens de hand moest opsteken (ik hoefde dat natuurlijk niet, maar als ik 't eens moest ), dan zou ik die hand opsteken niet tegelijk met de vóór-stemmers, doch tegelijk met de tegenstemmers. Niet eens de onthouders, nee, nee; de tegenstemmers hadden mij meegekregen.

Want ik geloof, dat 'n schuldbelijdenis een synode eren kan, maar ook onteren. Dat ze een sieraad kan wezen, en een offerande van een gebroken hart maar ook een decor waar achter een ónbeledeu fout rustig dóórgezet wordt. Dat een sjmodale schuldbelijdenis bewijs kan zijn van afwezigheid der hiërarchie, doch ook van de aanwezigheid daarvan een uiting wezen kan.

Want Ik beu bang, dat sommigen wel eens te gauw zeggen: dit zegt de bijbel, en ik, ik zie dat goed, en scherp, en duidelijk; maar ik merk, dat jij 't nog niet ziet, en daarom moeten we maar in de schuld, dat we sémen 't nog niet hebben kunnen brengen tot eenstemmigheid. Kan 't niet zijn, dacht ik, dat van die twee de laatste wijzer is dan de eerste?

De vraag is voor ons kerkelijk leven misschien niet zonder betekenis. We horen wel eens meer een te rappe conclusie: zo zegt de Schrift. Bn daar moet je altijd voor oppassen. Vooral op een synode, die van ons allemaal het recht ontvangen heeft, voor ons allemaal een reeks van beslissingen te nemen, die we, behoudens de uitzondering van art. 31 K.O., beloven te onderhouden. Juist een gehoorzame synode zal niet meer zeggen, dan ze zeker weet.

Ja maar, zul je zeggen: daar ging het over: ze wist het niet zeker, maar ze had het zeker moeten weten. Maar als je zo redeneert, beste kerel, dan ben ook jij nog te snel met je mond. Je gelooft nog dat de Schrift iets zegt op dit punt.

Maar zou 't niet kunnen zijn dat ze op sommige punten Iets NIET zegt? Dat ze het aan onze vrijheid overlaat? De éérste vraag is soms niet: , wat zegt (op een door ons geformuleerde vraag) de Schrift? Doch: zégt (op de door óns geformuleerde vraag) de Schrift wel iets?

Het zou kimnen zijn, dat wij een vraag verkeerd formuleren. Misschien ook wel in de onderhavige materie. Dat b.v. de „zendeling" een eigen, een apart, een afzonderlijk ambt heeft. Daar kun je ja op zeggen, en ook neen. Natuurlijk een eigen „ambt". Als de praeses van een synode een „ambt" heeft (voor 'n paar uren per dag van een paar weken), dan kun je altijd door spreken van aparte, eigen „ambtien". Maar als een ander vol-• houdt: ook een , , zendeling" bedient het Woord, dan zal zo'n man, al heeft hij oog voor al dat eigene, toch niet gauw zeggen: ik ben klaar met het zinnetje: een eigen ambt, geheel anders.

Ik denk nog even door: het zou kuimen zijn, dat een schuldbelijdenis een verkeerde daad was. Een kwaaie naam geven aan een goeie zaak. Zonden noemen wat voorzichtigheid en deugd is. Nalatigheid heten, wat bescheidenheid is. Onkunde heten, wat misschien wrevel tegen onrijpe haastconclusie is.

Je ziet — Ik heb daar wat zitten mijmeren in die Kamper kerk.

Op 't ogenblik ben ik weer bulten die gezegende stad. Maar Ik geloof, dat dit zo maar Ineens opgekomen onderwerpje algemene betekenis voor de kerken heeft.

Bn daarom wil ik 't nog eens met je er over hebben. So long!

Je ADOLPHUS VBNATOR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

„Ootmoedig belijden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's