GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zandhoop of gelei?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zandhoop of gelei?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

KBRKBLIIK LEVEN

De vraag is wel opgeworpen, waarmee de wereld, de aarde, te vergelijken zou zijn: met. een zandhoop, dan wel met gelei?

Aanleiding tot het opwerpen van de kwestie was de twist over de vorm van de „atomen", waaruit men de wereld dacht opgebouwd te wezen. De één geloofde: die atomen zijn hoekig of rond, maar dan zo, dat elke atoom geheel los op zichzelf staat. Is deze zienswijze juist, dan is op het onderstelde standpunt de wereld te vergelijken met een zandhoop: ook de zandkorrels blijven elk op zichzelf, de ene kleeft niet aan de andere; vandaar de spreekwijze: „als los zand aan elkaar hangen". De ander evenwel gelooft, dat de atomen naar elkaar verbinding zoeken, in elkaar grijpen, zich aan elkaar, hoe dan ook, hechten. Binnen de besproken gedachtenkring vloeit dan daaruit voort, dat de wereld een grote portie gelei is. Gelatine is geleistof, het celweefsel wordt bij verkoeling een , , lillende massa"; en dan zegt de keukenprinses: ziehier gelei. „Gelei" — ik volg veiligheidshalve maar een woordenboek in zulke keukenkwesties — , , gelei" is dan: „slijmig, verdikt, gestremd of gestold sap van dierlijke of plantenstoffen". Het „houdt". Het is een m.assa. Maar dan toch één massa. „Een massa" — dat kun je ook van een zandhoop zeggen. Maar „é én massa" — dat geldt eerder van een portie gelei.

Ik vrees wel eens, dat we tegenwoordig het kerkverband niet allemaal goed begrijpen. En dat we de zelfstandigheid der plaatsehjke kerk verwarren met het op-zichzelf-staan der plaatselijke kerk. Dat we soms meer voor de zandhoop-, dan voor de gelei-theorie voelen. En dat we bang zijn voor kleverigheid, voor gelatine. Hoewel we anders heel gauw erbij zijn, om te spreken van één Geest, die ons allemaal verbindt. En van „aan-kleven".

Nu weet ik wel iets af van de gevaren van beeldspraak. Het zij daarom meteen maar gezegd, dat ik geen van beide beelden (zandhoop, gelei) helemaal geschikt acht, om ook maar één kwestie van het kerkverband met afdoende duidelijkheid te stellen, laat staan de oplossing doeltreffend te illustreren. Maar ik haak dan ook 1 i e v e r bij u in met de onderscheiding van zoeven: „z e 1 f s t a n d i g h e i d" is wat anders dan „op zichzelf staa n". Alle plaatselijke kerken zijn zelfstandig; compleet; een „lichaam (corpus) van Christus". Maar geen enkele kerk mag zich , , op-zichz elf- hou de n". In zelfstandigheid móet elke kerk het verband met de andere kerken zoeken, en het „op zichzelf staan" haten. Kerkverband is geen kwestie van onze smaak. Het „smaakt" Christus. En ó ók d a a rin „smaken en proeven" wij Hem. Vandaar, dat dezelfde belijdenis, die de zelfstandigheid der plaatselijke kerken (meervoud) leert, ook weer even vrolijk spreekt van „de kerk" (in het enkelvoud).

Dat niet aller ogen open zijn voor het ontoereikende van een zandhoop-verband is in onze artikelen van de laatste weken wel aan een enkel voorbeeld even toegelicht. We willen deze week één voorbeeld daaraan toevoegen: het gebeuren in , , Zeeland" ten aanzien van ds Van Herwijnen.

Deze predikant heeft met ons allen in één kerkverband geleefd. Sedert zijn optreden als dienaar des Woords. Maar men heeft in dezelfde oorlogstijd, waarin men meer droeve dingen uitgehaald heeft, ook hem „geschorst". En toen we na die oorlog elkaar terugvonden, en de aangerichte schade gingen herstellen, door elkaar weer te aanvaarden^ in goede trouw naar de oude formulieren, toen stond ook ds Van Herv/ijnen voor ons aangezicht. Hij had zich gewend tot kerken, die met ons direct in één verband leefden. Doch sommigen zeiden: ja maar, die schorsing van ds Van Herwijnen (15 April 1944) is op andere gronden geschied, dan die, waarop in 1943 e.v. geschorst, uitgeworpen, uit het verband gestoten is, en kunnen we nu wel hem erkennen als ook met ons in één verband levende?

De vraag als zodanig zullen we niet onder het gezichtspunt van een algemeen oordeel critiseren: dat ware niet billijk. Het is w è 1 billijk, eraan te herinneren, dat we van andere predikanten, die óók om redenen, die met '44 geen rechtstreeks verband hielden, de schorsing of buiten-bediening-plaatsing hebben getoetst, en ondeugdelijk bevonden, waarna metéén gezegd is: ziedSar — onze broeders!

Op de Amersfoortse synode heeft prof. Deddens in openbare vergadering in krasse bewoordingen heel die schorsing van ds Van Herwijnen als een slechte, zedeloze handeling veroordeeld. En omdat ik dat woord nog niet vergeten was, heb ik prof. Deddens verzocht, voor dit nummer zijn mening op schrift te willen zetten. Daaraan heeft onze collega dadelijk voldaan. Hij gaf ons een artikel, dat we onder afzonderlijke titel in ditzelfde nummer opnemen. Mochten er lezers zijn, die het nog niet hebben doorgewerkt, dan verzoek ik hen, de lezing van mijn artikel hier voorlopig te onderbreken, en eerst dat van prof. Deddens met aandacht te volgen.

Vatten we na de lectuur van prof. Deddens' artikel de draad weer op, dan geloof ik me te mogen aan-

sluiten bij een minderheidsrapport van 1946, waar dit uitsprak, dat men zich het , , een vreugde" moest „achten", deze schorsing en afzetting „thans ongedaan te maken". Trouwens, wat wilden die schorsende instanties in 1944? Hadden ze niet zelf gemeenschap met de scheurmakerij der synode van toen? Ieder, die deze synode volgde, had het recht verspeeld, van „scheurmakerij" te spreken. En toen ds v. Herwijnen door kerken, met wie door ons allen het verband onderhouden werd en wordt, wederom als predikant ontvangen was, had men zich er over te verblijden, dat een samenraapsel van voze „schorsingsgronden" in zijn naaktheid aan het licht gebracht en overwonnen was door diezelfde overwinning, die ons allemaal elkander weder deed vinden, nadat onbevoegden hadden getracht ons uiteen te jagen.

Nu zijn er evenwel, die beweren: ja, maar de eventuele bevoegdheid om de band met ds v. Herwijnen weer aan te knopen, lag niet in Brabant (waar het in '45 gebeurd is) maar in Zeeland.

We zouden hier breed op kunnen ingaan, maar doen het niet. Er zijn nu eenmaal grenzen aan het opwerpen van kwesties, waarover reeds beslist is. Het is hier de plaats, om in te lassen een advies van ds J. J. Arnold en van ds D. Zemel, een advies, door hen uitgebracht aan de classis Zeeland, vergaderd op 11 Oct. 1950 te Goes. Ook reeds hmi advies luidde: laat het nu eens uit zijn met dat getwist over die kwestie, wie competent was het eerst ds v. H. wederom te ontvangen: Brabant, dan wel Zeeland. Het advies van ds Arnold en ds Zemel luidt als volgt (enkele vet gedrukte gedeelten zijn van mijn hand):

Aan de Classis Zeeland van de Geref. Kerken in Nederland, vergaderd op 11 Oct. 1950 te Goes.

Weleerwaarde en Eenvaarde Heren en Broeders,

1. Het is inderdaad een feit, zoals in het rapport Comm. II der Gen. Syn. van Amersfoort gereleveerd wordt, dat de Cl. N.-Br./L. reeds in haar verg. van 21 Nov. 1945 Ds Van Herwijnen wederom als predikant ontvangen heeft.

2. Terecht heeft de el. Zeeland steeds volgehouden, dat deze hamdeliug buiten de competentie van de Cl. N.-Br./ L. viel.

3. Echter heeft de Gen. Syn. van Amersfoort de bevoegdheid der Cl. Br./L, . dienaangaande erkend. Immers de doorlopende argumentatie — de enige argmnentatie, welke door de G. S. voor haar besluit aan de kerken is toegezonden — van het rapport der Comm. is (overweweging 7, 8, 10, 15, 21, 33), dat de Cl. N.-Br./L. bevoegd was Ds Van Herwijnen weder in zijn ambt te erkeimen, welke argumenta.tie wel door de Gen. Syn. aanvaard móet zijn om tot de bekende afwijzing van het bezwaarschrift der Cl. Zeeland te komen; terwijl ook in het aan die Classis gerichte verzoek (het besluit der" G. S.) dit bevoegd-zijn uitgesproken • is.

4. Wel zijn van de zijde der Cl. Zeeland bezwaren Ingebracht tegen het besluit der G. S., zowel tegen de onregelmatigheid als tegen de inhoud ervan (zie acta Cl. Z., 12 April 1949), maar het samenleven in kerkverband brengt mee, dat niet elk onregelmatig en onjuist besluit niet-voor-vast-en-bondig gehouden moot worden.

5. Immers art. 31 D.K.O. eist — wijl het is een belijden van art. 7 en 32 N.G.B, in het kerkverband — dan pas een besluit niet-voor-vast-en-bondig te houden, wanneer de verongelijkte partij door zo'n besluit gedwongen wordt tegen Gods Woord of de K.O. in te gaan en aldus tegen de conscientie. Het is dus mogelijk een besluit als onwettig te bestrijden, en toch aan de uitvoermg ervan mee te werken, omdat die uitvoermg ta zichzelf niet strijdig is met Schrift, belijdenis of K.O.

6. Het antwoord van de G. S. aan. de Cl. Zeeland bevat nu twee elementen: nl.: a) aiwijzing van het ingebrachte bezwaar, en b) een verzoek. De afwijzing van het bezwaar was gekleed in de vorm vaji een overweging en het verzoek was een besluit.

7. Nu heeft de Cl. Z. m haar verg. van 12 April 1949 wel besloten aan het verzoek der G. S. met te voldoen, idoch over de afwijzing van het bezwaar geen uitspraak gedaan.

8. Op igrond van het sub 4 en 5 gestelde kan de Cl. Z. zich dan ook confoi-meren aaji genoemde afwijzmg.

9. Dit conformeren aan de synodale afwijzing van het bezwaar der Cl. Z. sluit echter in zich, dat het besluit van de Cl. N.-Br./JL. van 31 Nov. 1945, om Ds V. H. weder als predikant te ontvangen, geldigheid heeft in de kerkenw Zie het sub 3 opgemerkte.

10. Dientengevolge is door het zich conformeren achterhaald de uitspraak der Cl. Z. van 22 Oct. 1946, „dat de Heer van H ". Ook achterhaald zijn dus alle besluiten en handelingen betr. de „zaalc Van H.", welke liggen tussen 21 Nov. '45 en 22 Oct. '46, met name het verzoek, deze zaak aan de Cl. Z., als-behorende tot haar ressort over te dragen.

11. Wij zijn dus weer gekomen In de situatie van 21 Nov. 1945, waarin Ds v. H. met de kerken van de Cl. N.-Br./L. samenleefde.

12. Waar echter de Cl. N.-Br/L. het classicaal samenleven met hem heeft beëmdlgd, staat de mogelijkheid ook voor hem open met. de kerken in Zeeland classicaal verband te oefenen.

13. Gezien de overwegingen 6, 7, 8 der Comm. II G. S., laten de kerken m Z. de beslissing hierover aan ds Van Herwijnen.

14. Hiermede is ook het verzoek van de G. S. beantwoord.

Wij adviseren de Cl. Zeeland op grond van bovenstaande uit te spreken, dat de Cl. Z. zich conformeert aan de afwijzing van haar bezwaarschrift door de G. S. van Amersfoort tegen het besluit der P. S. van het Zuiden van 29 Oct. '47 betr. Ds W. G. F. van Herwijnen; en te besluiten, dat hiervan kennis wordt gegeven aan Ds W. G. F. van Herwijnen, de Cl. N.-Br./L. en de P. S. van het Zuiden.

De Commissie,

J. J. ARNOLD.

D. ZEMEL.

Middelburg, 18 Sept. 1950.

Tot zover ds Arnold en ds Zemel. Omdat we over deze aangelegenheid nog iets op het hart hebben, hopen we volgende week het slot van

dit artikel te geven.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Zandhoop of gelei?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's