GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zwijgen en wergwijgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zwijgen en wergwijgen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs kreeg ik een brief vaa een synodocratisch predikant, die me particulier een — ik geloof: eerlijke — vraag stelde. Omdat de vraag een openbare aangelegenlieid raakt, en het antwoord, is het juist, zijn nut hebben kan, geef ik dit laatste hier.

De vraag werd gesteld naar aanleiding van een passage uit , , De Reformatie"; briefschrijver kon niet inzien, dat mijn gedrag in 1943—4 zicli liet rijmen met wat in die passage geschreven was door mezelf; nam toch aan, dat ik'zelf geen tegenstrijdigheid tussen het een en het ander zou zien; en vroeg dus mijn mening.

Bedoelde passage (uit De Ref., XIV, bl. 219, kolom 1) luidt aldus:

„Natuurlijk is het mogelijk, dat de Geref Kerken een besluit zouden nemen, een leer-uitspraak zouden doen die een hoogleraar te Kampen principieel verkeerd leek. Hij zou dan langs den wettigen kerkelijken weg daartegen moeten opkomen; zou moeten trachten, de uitspraak gewijzigd te krijgen, doch zou in afwachting daarvan niet publiek ertegen moeten ingaan. Ook niet op den katheder."

De vraag van mijn correspondent Is nu:

„Acht u de gang van zaken, zoals die door U gevolgd werd, daarmee nu in alle delen congruent? " Een tweede vraag luidt:

„En indien niet, Is dat naar uw inzien dan uitsluitend te wijten aan handelingen van de Synode, waardoor u van de goede weg zoudt zijn afgedrongen? " Op de eerste vraag is mijn antwoord: ja.

Naar de hier aangewezen gedragslijn heb ik gehandeld, en nadrukkelijk aangeboden, - te blijven handelen.

a) In mijn brief van 13 Deo. 1943, gericht tot de generale synode, medio December samenkomende, schreef Ik: „ik acht de aangevochten zinsnede" (aangaande het voor wedergeboren houden etc.) „in zichzelf onjuist". Ik meldde me dus vrijwillig, en op tijd, als hoogleraar-van- Kampen, die verkeerde in het geval, ondersteld in bovengemeld citaat (bl. 7 v. d. brief). Iedereen in de synode WIST dus: deze man KAN niet beloven, niets te leren, wat niet met (o.a.) deze zinsnede („uitspraak") ten volle overeenstemt. Men WIST dus, dat het stellen van die eis, ja, het strafbaar (!) stellen van het (negatieve) niét Belpven (als hier is omschreven) de snelste manier was, om ondergetekende van de baan te werken.

b) Evenwel: ik begon meteen te werken „langs den wettigen kerkelijken weg". Aanstonds immers richtte ik me tot de nog zittende synode, om haar ervan af te houden, „een onherroepelijke laatste beslissing" (bl. 8) te nemen. En toen de synode zelf van mijn brief van 13 Deo. 1943 zich ontdeed, en weigerde, wat ik haar adviseerde (waarover straks) te doen, heb ik afschrift van die brief aan de kerkeraden gezonden. De geleidebrief bij dit afschrift bevatte geen enkele aansporing tot verzet; hij was een verzoek , , kennis te willen nemen" van de inhoud van mijn brief van 13 Dec. Die geleidebrief was gedateerd: 14 Januari 1944. Zie de brochure (verschenen op naam van dhr A. Vegter, omdat ondergetekende niet kon publiceren): , , Opwekkmg of Ophitstog? ", bl. 2.

c) In mijn brief van 13 Dec. 1943 gaf ik nog een tweede bezwaar tegen de bekende zinsnede („uitspraak"). Het eerste was: „in zichzelf onjuist". Het tweede luidde: , , wat in de bekende zinsnede uitgesproken werd, vond zelf weerspraalc m wat overigens in 1905 was uitgesproken" (bl. 7). Iedereen in de synode WIST dus: deze man KAN wel zwijgen, maar kan de zd& k niet ver-rwljgen; want als hij een tegen-strijdigheid ziet m , , 1905", dan kan hij wat hij daarin aJs juist erkent, niet leren, zonder indirect te strijden tegen wat hij onjuist heeft genoemd. Hij kan „zwijgen" over zijn gevoelen, voorzover het In­ gaat tegen dat der synode, maar hij kan het punt-ingeding niet ver-zwijgen. De snelste manier om hem van de baan te werken is dus: stel hem de positieve eis, uitdrukkelijk te beloven, niets te leren (ook niet in de fundering van het góéde element in „1905") wat niet helemaal overeenstemt met de in 1942 nog eens extra uit het geheel van „1905" gelichte zinsnede (over het voor wedergeboren houden).

d) In mijn brief van 13 Dec. gaf ik ook duidelijk aan, dat het me met alleen maar om dat éne zinnetje (voor wedersïeboren houden) ging, doch dat ik op de uitsprakenREEKS van 1942 „ernstige critiek gegrond achtte". Iedereen in de synode WIST dus, dat de snelste manier om mij van de baan te werken was: eis van hem, te beloven, dat hij niets zal leren (OP ZESTIEN PUNTEN) wat niet helemaal overeenkomt met de ZESTIEN uitspraken. Mijn correspondent ture nog eens naar dat Reformatie-citaat van jrg. XIV, 219. Daar rep ik van „een leer-uitspraaik". Ja, ja; maar hier waren er ZESTIEN. Hoe moet iemand college geven, die de eierendans heeft uit te voeren van zestien eieren, waarvan geen enkel schaaltje mag worden beschadigd? En toch

e) Ja, en toch heeft de man aangeboden te zwijgen. Hij schreef: „Komende tot mijn advies zwijg ik over de mogelijkheid van intreicking of terzijdestelling der uitsprakenreeks van 1942" (hij eist dus niet veel ). Hij schreef verder: „Mocht uw vergadering bij nadere overweging tot de overtuiging komen, dat het uit een oogpunt yan de bewaring der eenheid door gemeenschappelijken strijd voor het winnen van het rechte inzicht nuttig en wenschelijk is, bezwaren tegen de argumentatie van het Praeadvies (waarmede immers ernstige vragen zijn gemoeid) ter toetsing over te geven aan de mindere vergaderingen, aleer nog een onherroepelijke laatste beslissing Viel, vooral nu voor wat mij betreft de bereidheid daartoe verzekerd wordt tegen den tijd, dat ik de kerkeraden wederom zal kunnen bereiken, en, desgewenseht onder belofte van beperldng van - dezen arbeid (let wel: ik heb het hier zelfs over het publiek ontzien van het Praeadvies, dat men later gerust in de kachel mocht stoppen o, hoe waren ze allemaal dronken) tot den kring der kerkeraden totdat een volgende synode over de zaak zai hebben beslist, dan zal misschien bij U een klankbodem kunnen gevonden worden naar ik hoop en bid voor dit mijn advies": (dat o.a. inhield: voor wat de kerkelijke examina betreft, terug te keren tot de toestand van vóór 1942, onder inwachting van de t; jd — na de oorlog natuurlijk — dat alle betrokkenen met de mindere vergaderingen, Ik heb het niet over Jan Publiek, contact kan worden verkregen, en de in geding zijnde vraagpunten successievelijk langs de kerkelijke weg kunnen worden in bespreking gegeven).

Ik beweer: dit klopt van a tot z met mijn Reformatieartikeltje XIV, 219.

Nu de tweede vraag:

Eigenlijk is een antwoord overbodig, omdat - vraag 2 slechts gesteld is voor het geval, dat ik vraag 1 ontkennend zou beantwoorden, wat met geschiedde. Maar, waar niet Ik, doch de synode (die bovendien geen mens de kans liet om bezwaren m te brengen, en als men het toch deed, meteen begon te slaan) afweek van de gulden regel uit Ref. XIV, 219, daar kan ik toch op vraag 2 antwoorden: ja, zeker, de schuld lag alleen bij die synode.

Want, wetende wat zij hierboven gezégd werd te weten, heeft zij toen aan mij dd. 25 Pebr. 1944 de vraag gesteld, waarop zij het antwoord natuurlijk bizonder goed allang wist: déze vraag:

Of gij belooft, niets te zullen leren, wat met de leeruitspraken van de synode van Sneek—Utrecht niet ten volle in overeenstemming is.

> '•'• ' ^ Op deze vraag, die men — och arme — categorisch beantwoord wilde zien, antwoordde ik (o.a.) (in vrije weergave):

a) U weet, dat ik de uitspraken innerlijk tegenstrijdig èn onjuist noemde voor een deel: maar U verlangt een antwoord inzake „DE" uitspraken allemaal;

b) Niemand kan een botsing vermijden met wat innerlijk tegenstrijdig is; ik ook niet (mijn briefschrijver van heden kan het net zo min als ik );

c) Zo vaak iemand de plicht heeft (en.dat geldt wel in bizondere mate een hoogleraar, voeg ik er aan toe) zich uit te spreken over , , het probleem" waarmee een onjuist geachte uitspraak zich occupeert, met het probleem to zijn logische samenhangen (!) zal hij — al probeert hij ook de eierendans — hij een conflict niet mógen vermijden (het ging immers over het NIETS Ieren, dat niet TEN VOLLE met die zestien punten in overeenstemming was, excusez du peu! );

d) - Wat onmogelijk is en ongeoorloofd, mag niemand beloven (ook mijn correspondent niet);

e) Van mtj eist u dit, anderen laat u rustig hun gang gaan, al weet u, dat ze het ook niet doen (krijgt mijn correspondent geen kleur, als hij aan z'n kerken denkt, en wat daarm al zo geleerd wordt ? ? ? );

f) Uw vraag van niets-leren, dat-niet-ten-voUe-in-overeenstemming is, die vraag is een ANDERE vraag dan: de eis van niet-expressis-verbis-weerspreken.

Dat laatste puntje moge mijn briefschrijver eens stof tot meditatie geven. Hij zal dan zien:

a) ik had het in mijn Reformatie-artikeltje over „niet publiek ertegen ingaan" (waartoe ik bereid was, zie brief 13 Dec. '43, brieven aan kerkeraden en mindere vergaderingen hoeven met publiek te zijn; ik schreef trouwens zelfs het geleidebriefje-met-afschrift m gesloten enveloppe) ;

b) de synode evenwel „eiste" (hm, hm) heel wat anders;

c) dat verschil bracht ik haar onder het oog (m het antwoord op vraag 4);

d) ik gaf Iiaar dus in de mond, haar eis wat te fatsoeneren, en wetenschappelijk bruikbaar te maken, door eraan te herinneren: nlet-expressis-verbis-weerspreken is wat Anders dan ge van mij vraagt, wel, vraag dan dat, dan kunt ge me houden aan Ref. XIV, 219, maar ik ga uw vraag, zoals die daar ligt, niet als een komediestukje behandelen;

e) maar de synode was dronken, ze wou niet anders dan: weg-met-deze. Wie dat niet begrepen, waren dom;

z6 hebben geen secoufle nagedacht over de vraagjes, en hun redactie.

Want er zijn Iterkelijke vergaderingen, waar je alles erdoor kunt jagen als je maar een rapporteur hebt, die vibreren kan met z'n stem. Wee het land, welks „koning" een kind is

De briefschrijver móet al deze dingen gelezen hebben destijds. Overigens, hij weet, hoe de redactie is van de schorsingsgronden, en wat daar verder volgt. Het domme gezeur van „niet beloven, niets te leren " etc, is herhaald, en nog eens herhaald.

En sinds laat men Bavinck promoveren, en Gesprekscentrum spelen, en Thijs Booy schrijven, en inzake de ziel (ook een van die punten) een ander volkomen in strijd met de zestien puntjes handelen En wie doet nog zijn best, om een begin te maken met wat er staat in Ref. XIV, 219?

De chaos is losgebroken. Èn Ridderbos (H. N.) durft dan nog zijn straatje en dat van de familie schoon vegen met de insinuatie, dat ondergetekende wantrouwend was, anders had hij wel ja kunnen zeggen Alsof een assertorisch oordeel in zijn waarde afhangt van een vertrouwensaangelegenheid aangaande bedoelingen van mensenzieltjes En van „wantrouvren" gesproken: ik had in de gaten, dat men ging binden, en cahdidaten zou vragen te vertellen wat in strijd was met Greijdanus-Schilder, De Cock (Helenius) en alle anderen.

Kwam dat niet net zo uit? Indien dr H. N. Ridderbos eindelijk, eindelijk zou gaan inzien, dat die hele binderij aan die zestien zinnetjes en dat malle eisen van' niets te leren dat niet helemaal enz. toch maar dwaas geweest is, dan moet hij niet over mij klagen, doch over iemand uit zijn familie, die genoeg gewaarschuwd is, en die ik de hand heb toegestoken, ook om. hem met de zijnen te redden uit de dreigende chaos.

Maar het moet nu maar eens uit zijn met die afschu­

welijke hoogmoed der synodocratie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Zwijgen en wergwijgen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's