GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PINKSTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PINKSTEREN

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEL

Hoe moet ik Pinkster zien? En hoe den Geest begroeten ?

Men zegt in deze eeuw bij voorkeur, dat Pinkster het breedtefeest is.

En men heeft daarvoor veel „bewijzen".

Wie kent ze niet van buiten? Pinksteren — het heet daarom het breedte-feest, omdat het de dag is van de vól-wording, zegt men; en zonder nadere onderscheiding. te zoeken, vereenzelvigt men dan de „vól-wording" met de „verbreeding" van hetgeen vervuld werd. Pinkster is breedte-feest; de gerijpte oogst dwingt den arbeid van wie oogsten zullen, zich uit-te-zetten; wie met één man zaaide, komt met tien man maaien; bidt nu den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn wijngaard uit-stoote, zoo luidt de Pinkster-oproep tot het Pinkstergebed. En „u i t - s t o o t e n" — dat is een woord, dat in de breedte wijst. Uit-stooten links en rechts, in de breedte. Pinksterfeest is immers de dag, reeds onder Israël, van de breedste maat: zeven maal zeven weken — het kan niet breeder. En na 7 X 7 licht eindelijk de pinksterdag; zie, hij is horizontaal: breed. — Deze dag trekt dan ook de breedste schare, onder Israël; hij vordert de breedste liturgie; hij zet de muren uit, en ver-breedt het heilig erf, want God zelf heeft nu de breedte der aarde begeerd ter woning, om aldaar geëerd. Zijn heerlijkheid te toonen! Israël, dat naar het vleesch is, heeft dat niet afgedaan? Ach, het was God veel te smal. God wil de breedte in. Daarom breidt Hij de ambtelijke bediening uit: Galilea levert ambtsdragers, en visschers hebben een apostolaat, te verduren. Daarom laat Hij den stroom des heils en der openbaring óver-stroomen; buiten de nauwe bedding van Israels volksleven laat Hij de wateren treden, opdat Gods water over Gods akker ga; de akker nu is de wereld. Ja, het is al verbreiding èn verbreeding. Rome wordt geannexeerd en Athene en de ver gelegenen aan de zee zullen den naam van Israels God vernemen. Reeds groeien de boomen, die lieden van het slag van Bonifacius kappen moeten; adders van Malta geven reeds addergebroed, dat spreken zal van een barmhartige en allerbizonderste en allerchristelijkste voorzienigheid, die nóg scherper ziet dan het oog van de wrekende goden van den Olympus (Hand. 28 : 4); en over Gods zeer w ij d e wereld gaat een licht op, dat voor een „i e g e 1 ij k m e n s c h" schijnen wil.

Pinkster •— dat is breedte. Het is het feest, zegt men, van de tele-scopie meer dan van de microscopic. Het is meer sjTi-these dan preoiese ontleding. Het gooit alle barrières om, het zet de wereld open, het slecht de godenbergen van Griekenland mét de Jodenheuvels van Israël; want Gods uitzicht moet vrij worden: men zal geen andere goden voor Zijn aangezicht hebben. Als God voor Zijn eigen aangezicht zorgen gaat, opdat Zijn uit-zicht onbelenmierd zij, dan werkt Hij in de breedte — want Gods oogen zien ver; ze zien naar de uitersten der aarde, breed, ^eer breed.

En onze eeuw, die van de b r e e d e uitzichten houdt, is nu wel zeer over het Pinksterfeest tevreden. Hoe kan het ook anders ? Neem de breedh e i d s gedachte over, maak ze los van alle andere, en werk ze daarna uit — en ge ziet om u heen alle telescopen tegelijk in stelling brengen. Hier is de heraut van het begrip: de katholiciteit van het christendom, die zijn pinksterpreek houdt. Daar is het de man, die u komt opschrikken met de vraag, of gij nu nóg niet begrepen hebt, dat Stockholm ligt in het verlengde van de lijn, die loopt over Jeruzalem, Philippi, Corinthe, Athene, Rome, Constantinopel, Wittenberg, Geneve, Londen. Ginds staat een derde op, die den volkerenbond en het Esperanto afleest van het Pinksterprogramma, dat God hem heeft geopenbaard, naar hij zéker weet. En het zijn de expansieve geesten, die in onze eeuw gekroond worden, omdat zij de beste verhandeling hebben gegeven over den zin van dat breedtefeest van God: Pinksteren. Zóó althans concludeerde de jury van het jonge christendom van vandaag.

Weerspreek ze nu niet, die apostelen van het evangelie der wijde uitzichten; maar — laat ze ook niet zonder aanvulling d.i. de verbreeding, van hun woord. Want wie bij de breedte-gedachte blijft staan — zijn woord is nog te smal. De boodschap zelf is nóg breeder, dan zij hebben vernomen.

Want naast de verbreeding predikt Pinkster ook de RIJPWORDING aller dingen.

En die twee mogen wij niet schelden.

Ziet gij den Hemelschen Landman? Mijn Vader is de Landman, zoo heeft er Eén gesproken. De Landman kan Zijn land verbreeden; maar dat kan Hij doen, óók als Hij nog maar aan het zaaien toegekomen is. De verbreeding van Zijn arbeidsveld zegt mij nog niet, hoe ver het is in het jaargetij van Zijn akkerwerk. Doch van dezen Hemelschen Landman is nu het wonder, dat Hij tegelijkertijd den akker u i t - z e t èn het uur der maaiers over zijn akker luiden laat. Het uur der maaiers; niet meer dat der zaaiers. Pinkster is de s 1 o t - acte.

Dus leert Hij mij, dat ik met de breedte-verkondiging Zijn werk nog maar ten halve heb gepredikt. Want Pinkster is het b eg in van het einde; het is niet alleen verbreeding, doch het is vooral ver-vulling. Er staat niet alleen, dat Israël geh e e 1 zal zalig worden, om mij te leeren, dat Israël nu in zijn breedsten omvang zalig wordt, Israël, geestelijk genomen, en verzameld uit Abrahamskin­ deren èn heidenen; — doch er staat dat Israël in zijn volheid, in zijn breedheid, in zijn pleroma, ALZOO zal zalig worden (Rom. 11 : 26).

Alzoo zalig worden.

De methode — die hoort er ook bij. — A1 z ó ó. — Want God slaat niet alleen in de breedte, doch Hij slaat ook met grooter kracht; Hij slaat den uitersten slag. — A1 z ó ó ! — Want God verbreedt niet slechts — neen. Hij consumeert ook; Hij voert de dingen al de dagen tot hun toppunt. Het is wel een laat-komer geweest en een beperkte van bUk, die in de vorige eeuw kwam uitroepen met vele uitroepteekens: dat de mensch iets is, dat men overwinnen moest, waarboven men uitgroeien moest. Want op Pinksterdag hééft God dat al gezegd; en niet slechts van den m è n s c h heeft Hij aldus gesproken, doch Hij zeide het van mensch en beest, van plant en stof. Hij zette heel den kosmos onder den ban van de noodzaak der wedergeboorte aller dingen. En wie nu God ziet komen, die hóórt nu eerst recht het gansche schepsel zuchten, zuchten.

Zuchten haalt men uit de diepte op; en tegelijk gaan de armen verlangend de hoogte in. Maar de breedte laat de zuchter liggen. Hij heeft meer met pie intensiteit dan met de expansie te doen. — „AI - z ó ó." — Want ik zeg maar de halve waarheid, als ik op Pinkster tot Gods akkerbouwers en wijngaardeniers zeg: aan het werk, tot den laatsten man toe (in de breedte), want mijn God en uw God heeft nieuwe wijngaarden zich gekocht: Hij is de Heere. Waarlijk, het is maar het halve woord. Want God, die nieuwe wijngaarden kocht en mij, pinksterkind, tot mijn verbazing. Zijn koopbrieven voorlegt in gerechtigheid. Hij heeft een wonder gedaan, eer ik het wist: de nieuwe wijngaarden waren bij Hem al tot ontvangenis bereid, dat is in Zijn taal: ze waren reeds in cultuur gebracht, toen ik en alle knechten nog voorbij liepen en zeiden: dit is dopde grond. En zie — over alle wijnbergen, de oude en de nieuwe, broedt de Geest en broeit de gloed: alle druiven worden van nu af r ij p g e s t o o f d. Rijp gestoofd, overal (Openbaring van Johannes). Dus ben ik niet klaar, als ik de laatste arbeiders uit-stoot, want ze moeten nu allen ook de kraehtigsten zijn tot den arbeid van den Grooten Oogster. Nu wordt het meeste gevraagd; want zaaien is gemakkelijker dan oogsten. „Kinderkens, het is de laatste ure". En in het laatste uur komt de meest gespannen arbeid. Het schijnt een hóón, op Pinksterfeest te reciteeren: die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Dat kan ik me voorstellen van alle maaiers, die geen enkelen duim gronds in oogsttijd te bewerken krijgen, dien ze niet hebben omgespit en met zweet gedrenkt, toen ze zaaiden. Maar mijn God op Pinksterfeest haast een farao in mijn oogen: Hij vraagt van Israels kinderen twee dingen t e g e 1 ij k: verbreeding van het werk èn v e r z w a r in g. Wie is tot deze dingen bekwaam? Zaaien schijnt vreugde, maar maaien doet op Pinkster weenen — tenzij ik geloof, dat mijn God geen farao kan zijn in der eeuwigheid — en dat de eenige troost wel móét gelegen zijn in de heilige overtuiging, dat Hijzelf de tichelsteenen bakt en de stad bouwt en de druiven snijdt, de rijpgestoofde druiven der aarde; dat Hij werker is — en ik en de anderen slechts mede-arbeiders Gods.

„De akker nu is de wereld." — En: de akker is vooral NU de wereld.

Maar als ik dat hoor, dan zie ik, dat de akker al tot den oogst gekomen is, toen ik voor het eerst

in. zijn volle breedte hem kon gaan bezien. Zou Hij mij wel tot de bruiloft noodigen? Ach, Hijzelf heeft mij een akker gekocht en een juk ossen en welk een akker!

Hier is Pinksterdroefheid en Pinkstergeweld en Pinkstermajesteit. De God van Pinksterfeest heeft Zijn Geest gezonden, om twee dingen te doen in dezelfde oogenblikkelijkheid. Hij maakt het feest van verbreeding EN verdieping; Hij verbindt overwinnaars-gejuich over de breedte met strijders-zuchtingen uit de diepte; Hij zet Zijn bouwwerk uit, en verdiept tevens zijn fundeering; Hij roept alle spelers tegelijk op het tooneel, doch drijft, wijl nu de slotacte komt, hun spanning op tot het uiterste. Het is vandaag expansie èn consummatie. Toe-vergadering van nieuwe leerlingen (breedte) èn behandeling van het laatste punt van het agendum (consummatie). Hij roept ze ter bruiloft uit heggen en stegen (breedte), maar de voor-gerechten zijn vaat de tafel reeds afgenomen (rijpwording, consummatie). Vele laatsten die uit alle breedten komen, móéten wel de eersten zijn, want zij moeten het werk aanstonds meedoen in zijn moeilijksten, zwaarsten gang. „Ontwaak gij die slaapt en sta op uit de dooden"; ook de graven gaan open, want breeder dan alle veroveringstocht is de heirgang, van wie uit graven zijn buit behaalt. „Ontwaak, gij die slaapt"; ook gij moogt meedoen. Maar verduur den grooten schrik: „Christus zal over u lichten". Die vóór u wakker waren, hebben nog hun adventstijd gehad, d.w.z., toen ze wakker werden, mochten hun oogen langzaam aan zich aan het licht gewennen. Doch wie op den Pinksterdag de oogen opendoet — in de laatste eeuw — die moet aanstonds het volle licht verduren

Christus zal over hen lichten. De Heere nu is de Geest, de tweede Adam levendmakende Geest. Wie is een groot God, als Gij?

. Dus is God zelf de eenige, die de tichelbakkers tot hun werk bekwamen moet, door tot hun arbeid in te gaan, en daarin te zijn de eerste en de laatste.

Maar die God doet dit ook. Hij heeft faraonisch geweld, en duizendmaal meer dan dat. Maar Hij heeft de liefde van den God van Israël. Waar het geweld geconsummeerd wordt, daar bhjft de liefde niet in knop.

Doch nu, o Pinksterzoon van deze eeuw, nu hebt gij te gehoorzamen aan deze Pinksterwet.

Spreekt gij van de Katholiciteit? Gij doet wel, mits gij óók tegelijkertijd en met dezelfde scherpte van overtuiging handelt over de zuiver-stelling' van het christendom. Want het is het uur der consummatie, der rijpwording. In zulke tijden laat de rijpe vrucht het meest haar speciale kenmerken zien en werkt ze uit en dat is haar schoonheid, waarvan God genieten wil. Zijt ge een pinksterkind, dan moet ge niet alleen de breedte afzoeken om alle vrucht te bewonderen, doch dan moet tevens alle vrucht rijpen naar haar eigen wet. Dat is gehoorzaamheid — op pinksterfeest.

Gij zegt: het is het breedtefeest — dus het uur van het algemeen e. God vult aan: het is het rijpingsf eest — dus 't uur ook van het speciale. — Gij zegt: in de breedte moeten Jood en heiden, barbaar en Scyth, elkaar de hand geven. Ja, zegt God, maar niet ten koste van het speciale, dat in alle geestelijk leven ligt, want 't uit-gewerkte leven (de rijp geworden vrucht) vertoont juist haar meest bizondere eigenschappen. — Gij zegt: synthese; de breedte! God vult aan: ja, maar tegelijk u zelf z ij n en dat al meer worden: dat is rijping! Gij zegt: christen is mijn naam, hij is de breedste! God vult aan: voorzoover gij in het speciale Mijn wil hebt verstaan — hebt gij dat zoo sterk mogelijk te beleven: de druiven moeten rijpen! Alleen wie zichzelf is, heel en al, kan anderen een zegen bereiden.

En zoo zouden we kunnen voortgaan. God vult onze eenzijdige pinksterdreunen aan. Wacht u; zijn aanvullen is ook aanvallen.

Het christendom dezer eeuw, ook het gereformeerde, verheuge zich nu met beving. Want het heeft groote schuld — juist omdat het de pinksterboodschap versmald heeft in den naam der breedte — die men zélf, smaltjes, gewild heeft. Het is Pinkster, wederom. Stoot de arbeiders uit — maar laat ze vooral ook stevig gefundeerd zijn; in het uur van den oogst kunnen we de slappelingen niet gebruiken. Het is Pinkster. De broeiing van Gods uitersten wil hangt over deze van relativismen verstikte en verstokte wereld. Maar Pinkster drijft ze tot het absolute uit. Want God vraagt in de laatste dagen de meest geprononceerden. Zoolang de boom, die Gods bizondere planting is, nog zeer klein is (Israël, het Oude Testament) houden de andere volken hun eigen wezen; en Ezechiël verstout zich en noemt ook de andere volken boomen van Eden, waterdrinkers. Maar als de genade internationaal wordt en vreemde loten worden op den ouden stam geënt, dan moet de aard van den boom zich geheel en al uit-leven. Want hij moet overmeesteren, transformeeren, wat van buiten af op hem geënt werd.Dus moet wie jubelt over de breedte van den boom tegelijk zijn stam versterken en vóór alle dingen: hij moet de sappen zuiver houden die zijn eigen aard kunnen doen triomfeeren in de loot, die eerst zijn leven vreemd was. Dus ligt de Pinksterzegen niet alleen in den g r o e i; hij ligt óók in de z u i v e r stelling. Hij brengt slechts door antithese synthese; door tucht den groei. Tucht is de pinksterdaad bij uitstek.

•Wie barmhartig is over de wereld, omdat de liefde van den Pinkstergeest is uitgestort in zijn hart, die iet de kerk wel uit, doch die zet ook u i t de kerk, wat niet door God er in geënt is en met den boom is saamgegroeid. Wilt gij Pinkster vieren? Hef dan uw oogen op naar de bergen (de breedte) en zoek nóg sterker formuleering voor dogma en ethiek (volwording, uitwerking). Wees dan de katholieke menseh, omdat g ij de speciaalste zijt. Wees dan ruim van ziel, wijl UW ziel, het e i g e n e in uw geestelijk leven, ver-ruimd, en niet ver-zuimd is. En groet ze niet* de valsehe profeten, die wel de breedheid verkondigen, doch niet de consummatie; die wel op pinksterfeest onderstreepen, dat God op vele w ij - z e n en op V e 1 e t ij d e n HEEFT gesproken, doch die vergeten, dat Hij in denzelfden (Hebreeër)brief zegt: nog maar éénmaal ZAL IK bewegen den hemel en de aarde.

En ten slotte: doe uw b ij bel weer open op Pinksterfeest. De Pinkstergeest kwam over de kerk, ook om de S c h r i f t te vol-tooien. Hij komt nu schrijven het Nieuwe Testament: evangeliën, brieven, apocalyps. Wie nu van Pinkster alleen maar de breedte ziet, en niet de i n t e n s i t e i t, die zegt: de bijbel is verbreed; maar meer ziet hij niet. Hij heeft tegen de Joden wel een twist over den omvang van het geschreven Woord Gods, doch niet over de m a n i e r van teboekstelling van wat God geopenbaard heeft. Om zoo te zeggen: hij heeft wel christelijke gedachten in zich opgenomen, doch hij verzuimde, deze langs Christel ij ken weg (den pinksterweg der definitieve uit-werking van wat in beginsel bestond) te veroveren. Hij heeft de openbaringsdaden geteld, maar niet g e w o g e n. In het tellen week hij van het Jodendom af; doch in het niet-wegen maakte hij met de achterbUjvers van Abrahams zaad, de achterblijvers op Pinksterfeest, gemeene zaak.

Niet alzoo de menseh, die behalve tellen, ook wegen gaat, na Pinksterfeest.

Als deze laatste menseh op Pinksterdag zijn bijbel opendoet, dan huivert hij. „Heden is deze Schrift in uwe ooren vervul d", •—• hoort hij telkens zeggen.

Het DOGMA is vervuld: de leerstel 1 i g e boeken. Nu krijgt hij werk tot aan den jongsten dag; de breedte is er, doch ook de versterking, de verdieping van het leer-stuk.

De historie is vervuld: de historische boeken. Dus is het f e i t in de religie tot zijn hoogste gezag gekomen, want de raad Gods hfeeft het bedacht en heeft het ook volvoerd. Nu krijgt hij werk tot aan den jongsten dag, want hij kan het feitelijke niet meer missen, omdat het FEIT de hoogste rijkdom is (rijkdom verplicht!) en de sterkste expressie van Gods gedachten. Het feit is sedert Pinksterfeest de triomf over alle „sjonbool"; want het symbool tracht het feit te z e g g e n, doch het feit zelf is dan ook meer dan. zijn eigen symbool; het is geen manier van spreken, doch de inhoud zelf van de spraak van God.

Endeapokalypsis voltooid: de Openbaring van Johannes. Er ligt nog een feit vóór den christen en een feitelijkheid van overstelpende weelde, die God bereiden zal dien, die Hem liefhebben. Dus krijgt hij werk tot den jongsten dag toe; zijn fantasie is nu gebonden aan de feitelijkheid die geweest is en mag de feitelijkheid die komt, slechts benaderen langs den weg der ultra-dogmatische krachtsinspanning en scherpte van denken. O, hij is gebonden, want waar de Geest des Heeren is, daar is de vrijheid; de vrijheid, die wat aanwezig is, zóó EIGEN-aardig ontplooit, als alle levende vrucht uitbot in den levenshof van God naar eigen aard.

Deze menseh is a 1 1 e e n maar rijp voor pinksterfeest : die a 1 wat de Geest in hem werkt, t e g e - 1 ij k in actie zet: denken, doen, verbeelding. Die ALLEEN van de breedte spreken zijn veel te smal in de oogen van God. De ^diepste menseh, die is ook de breedste; die z i ch z e 1 f is, die alleen is van allen. De vol-dragen vrucht alleen prijkt op de tafel van mijn Heere en mijn God. De telescoop moet op Pinkster bij de microscoop.

Maar de slappelingen, die alleen maar over de breedte murmelen en een loenschen blik werpen naar verwijderde horizonten, die prijken met sjTithese, doch voor dt antithese bang zijn — ze zijn het bederf op dit feest van God. Zeg tot hen niet: wees

gegroet!

(Wij vertrouwen onze lezers een dienst te bewijzen met dit eerste Pinksterartikel, geschreven door Prof. Schilder in De Reformatie van 1926, nog eens opnieuw een plaats te geven.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PINKSTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

De Reformatie | 8 Pagina's