GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 201

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 201

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine

ken. Zijn naïeve als artistiek naar het voorbije gekeerde neiging voor het heroïsche, het verheven decoratieve en het ideële heeft hier een van haar oorzaken. Goden, helden, tot immense omvang uitgebreide voornemens of stuitende superlatieven stimuleerden hem en verborgen voor hem de banaliteit van zijn levensomstandigheden. 'In muziek Richard Wagner bracht hem in lichterlaaie,' schrijft Hanisch even onbeholpen als beeldend. En Hitler zelf heeft later gezegd dat hij destijds al de eerste plannen voor de reconstructie van Berlijn had ontworpen. Inderdaad hoort ook de drang tot het onophoudelijk maken van plannen in dit geheel thuis. Een baantje op het kantoor van een bouwonderneming wekte meteen de oude architectendromen en op grond van een paar pogingen met modelvliegtuigen zag hij zichzelf al als eigenaar van een grote vliegtuigfabriek en 'rijk, heel rijk'.^'' Intussen maakte hij, naar gezegd is door bemiddeling van Greiner, een reclamebiljet voor haarbriljantine en ook nog een voor een zaak in beddeveren in de Schmalzhofgasse en voor een toiletpoeder dat verkocht werd onder de naam 'Teddy'. Dit laatste biljet is teruggevonden, het bevat ongetwijfeld Hitlers handtekening. Men ziet de op een onbeholpen manier, stijf en schools getekende figuren van twee postbestellers; terwijl de een uitgeput is gaan zitten en dikke blauwe zweetdroppels uit zijn sok wringt zegt de andere tegen zijn 'beste broeder' dat de dagelijkse tienduizend treden 'met Teddy-poeder een lust' zijn. Op een ander bewaard gebleven biljet steekt de toren van de Sankt Stephan hoog uit boven een berg zeep. Hitler zelf vond uit die periode vooral het memoreren waard dat hij eindelijk baas over de eigen tijd was geworden. Urenlang zat hij kranten te lezen in kleine, goedkope cafees. Bij voorkeur las hij het antisemitische Deutsche Volksblatt. Alles meerekenend zijn voor het beeld van de twintigjarige beslist onmiskenbaar en kenmerkend de eigenzinnige, wereldvreemde, strikt genomen onpolitieke trekken. Ook voor wat deze tijd betreft noemde hij zichzelf een zonderling.^s Niet alleen 'in muzieck' was Richard Wagner kennelijk het verafgode idool uit die jaren; veeleer heeft hij diens van vroege teleurstellingen en van een verbeten geloof in eigen roeping vervulde, uiteindelijk 'in de schittering van wereldroem uitmondende leven'69 als voorbeeld voor zijn eigen levensvisie beschouwd. De navolging toonde de verleiding van het romantische ge-

niebegrip dat in Richard Wagner zijn vervulling en tevens zijn ontsporing heeft gevonden. Door hem was een generatie in verwarring geraakt, overwonnen en vervreemd van de burgerlijke wereld. De bewondering voor de meester uit Bayreuth maakt het beeld vollediger, zoals dat van de vlucht van school van de jonge Hitler en van zijn drang naar de grote, verleidelijke, van geweldige beloften vervulde stad de eerste trekken gekregen had. Het was een weg die ettelijke van zijn leeftijdgenoten met soortgelijke hooggespannen verwachtingen waren ingeslagen, een soort koninklijke weg voor begaafde en bedreigde buitenstaanders. Onwillekeurig duikt de grijze, neerslachtige verschijning van de zoon van een Linzer douaneambtenaar op temidden van een romantische galerij van weggelopen scholieren; Thomas en Heinrich Mann, Gerthart Hauptmann en Hermann Hesse horen erbij met nog vele anderen. En ook in de literatuur is het type van de ontvluchtende jongeren terug te vinden in talrijke boeken uit de tijd rond de eeuwwisseling: bij Emil Strauss in 1901 in de novelle 'Freund Hein', in Rilkes 'Turnstunde' (1902), Robert Musils 'Der junge Törless' (1906), Hermann Hesses 'Unterm Rad' (1906), Frank Wedekinds 'Frühlings Erwachen' (1906) of een jaar later in 'Mao' van Friedrich Huch. Wat hen allen in vlucht en ondergang verbond was dat zij hun lijden aan de burgerlijke wereld in esthe-

tiek vertaalden en tegenover de door een dagelijkse lijst van plichten beheerste, triviale wereld der vaders het ideaal plaatsten van het sociaal niet profijtelijke 'kunstenaarsbestaan'. Daarachter school altijd de romantische tegenstelling van kunstenaars en burgerlijkheid. Op zichzelf betekende burgerlijkheid slechts orde, gelatenheid, duurzaamheid - doorlopende garanties voor het degelijke. Het ongehoorde boven zichzelf uitstijgen van de geest, de daaruit voortkomende roemrijke daden werden alleen volbracht in situaties van de uiterste menselijke en sociale distantie. De kunstenaar, het genie, in het algemeen de gecompliceerde mens stond in vergaande mate los van de burgerlijke wereld en zijn maatschappelijke plaats was helemaal aan de periferie van de gemeenschap. Een plaats even ver van het lijkenhuis voor zelfmoordenaars als van het pantheon der onsterfelijkheid, zoals de eerste analyticus van dit type pathetisch heeft opgemerkt.''c Hoe belachelijk en miezerig daarom de plannen ook mogen lijken die de jonge Hitler voor de verwerkelijking van zijn hoogdravende artistieke verwachtingen maakte, hoe twijfelachtig zijn talent mag zijn geweest, hoeveel ordinaire oplichterij, parasitaire alledaagsheid en a-sociaal gedrag zijn leven in het tehuis voor mannen ook heeft vertoond: in het laatburgerlijke beeld van het genie vond dit alles een heimelijke rechtvaardigheid en in Richard Wagner het onmiskenbare voorbeeld.

Richard Wagner . . . 'onmiskenbaar voorbeeld' . . .

Hitler heeft trouwens later zelf verklaard met uitzondering van Richard Wagner 'geen voorlopers' te hebben gehad en bovendien heeft hij zich daarbij uitdrukkelijk niet alleen beroepen op de musicus en dramatische dichter maar op de overweldigende persoonlijkheid, 'de grootste profetengestalte die het Duitse volk heeft gehad'. Bij voorkeur placht hij te wijzen op de geweldige betekenis van Wagner 'voor de ontwikkeling van de Duitse mens', hij bewonderde de moed, de energie ook waarmee deze politiek optrad 'zonder eigenlijk politiek te willen zijn' en hij verzekerde bij gelegenheid dat het besef innerlijk met de grote man verwant te zijn hem een 'bijna hysterische opwinding' bezorgde.'^i De overeenstemmingen zijn inderdaad niet moeilijk te ontdekken. De raakvlakken der temperamenten, nog versterkt dank zij het bewonderende navolgen door de jonge schilder van prentbriefkaarten, lopen uit op een uitzonderlijke en onmiskenbare familiegelijkenis; het irriterende portret van 'Bruder Hitler' dat Thomas Mann als eerste heeft geïdentificeerd. 'Moet men niet,' schreef hij in 1938 op het hoogtepunt van Hitlers triomfen, 'of men 43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 201

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's