VU Magazine 1996 - pagina 566
ACADEMIA POËTICA
altijd weer denkt men morgen /morgen rijdt hij uit / de tram van het ene gedicht / dat de wereld een zin geven zal / en het hart een bed om te slapen
Een tegenstrijdige zanger In de poëzie is alles geoorloofd // Onder de uitdrukkdijke voorwaarde I natuurlijk / Dat men de blanco bladzijde overtreft. Anders, zo begrijpen wij uit dit versfragment van Nicanor Parra, kan de dichter maar beter zwijgen. Het is dus nogal pretentieus, wanneer deze, zoals Parra zelf, toch de pen pakt en het witte vel ontmaagdt. Heeft hij wel wat te zeggen? Kan hij dat onder woorden brengen? En zullen betekenis en schoonheid van het resultaat uitstijgen boven de rulle ongereptheid van een blanco vel papier? De dichter staat in dubio. Poëzie mag blinken als zilver, maar alleen zwijgen is goud. Leonard Cohen, de schrijver/zanger wiens 'Suzanne' begin jaren zeventig een wereldhit was, formuleerde het (via de vertaling van Remco Campert] ooit zo: je zegt dat stilte nader tot vrede komt dan poëzie maar als ik je als geschenk de stilte bracht (want ik weet wat stilte is) dan zou je zeggen 'Dit is geen stilte dit is weer zo'n gedicht' en gaf je me 't terug.
Poëzie is voor mij het verhaal Dat men mij vroeger vertelde Van een man die op zijn zolder Een vliegtuig van beton gebouwd had En trots tegen iedereen zei Dat het wel kon vliegen Maar niet door het dakraam kon Waarom dan toch gedicht in plaats van er voorgoed een allereerbiedigst zwijgen toe te doen? Alleen dichters kennen het antwoord. Cees Buddingh': altijd weer denkt men morgen morgen rijdt hij uit de tram van het ene gedicht dat de wereld een zin geven zal en het hart een bed om te slapen maar altijd weer valt de dag als een ondermaats voorntje terug in de hese rivier van de tijd en weer denkt men morgen morgen maar morgen is altijd te laat Die wetenschap maakt niet per se neerslachtig. De zekerheid dat het ideaal onbereikbaar is, en het pogen tot falen gedoemd, vormt een onweerstaanbare uitdaging die, eenmaal aangegaan, een eigenzinnig soort bevrediging oplevert. Sisyphus besefte dat toen hij voor de zoveelste keer zijn steen tegen de berg oprolde. En ook Adriaan Morriën heeft er weet van. Luister maar:
Een goed gedicht tracht de stilte te evenaren, maar kan daaraan uiteindelijk niet tippen. Toch steeds opnieuw dat goed bedoelde pogen, met soms aardige, maar altijd toch ook weer teleurstellende resultaten, bleke afspiegelingen als ze zijn van wat zich in het hoofd van de dichter aftekende vóór hij ook maar één woord op papier zette. Dichtte L.Th. Lehmann:
De dichter kent geen geheimen waarover hij iets weet te zeggen dat niet een woordspeling is, het tijdverdrijf van zijn regels.
Als verzen nog geen verzen zijn, maar woorden in mijn hoofd, dan lijken ze heel even fijn, net iets dat wat belooft.
Hij kiest uit een taal vol tekens de tekens die stilte verbreiden: zijn woord, uit de stilte genomen, keert tot de stilte terug.
Ik word, als soms met een roman, nieuwsgierig, en haast blij. Maar als ze op papier staan, dan is dat gevoel voorbij. (...)
Hij oefent zich in het zwijgen, een tegenstrijdige zanger, en zingt overstelpt door geluiden een letterlijk lied aan de stilte.
Het kan nog erger weet Rien
50
Vroegindeweij:
WCS DECEMBER 1996
D. Prinsen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996
VU-Magazine | 568 Pagina's