Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 263
263
ONDEHWIJSQUAESTIE.
Regeering
pellatie tot de
men
duld ik niet, dat
richt,
daarom draag
Ik hen geen Minister, en lijkheid.
genomen;
u
dan
stellen
daarentegen
Gij
op
wel
aan
gij
mij.
moet gereed
Gij
kwam
4*^.
kan
een
dat
der
waarop
factoren,
maakte
Minister
de
kerkgenootschappen hard
hooger eischen
ik aan u
want ge
zijn,
zijt
in het amht.
de vraag voor, of ik de kerkgenoot-
schappen niet in een zeer kwaad daglicht gesteld heh.
hiervan
verantwoorde-
aanvaarden, die
door het Ministerie te
heht,
Onder de praeliminairen
ten dez(! geen
ik
uit dien hoofde
en
de rollen omkeere,
Raad van Ministers
en antwoord ik kortweg aan den Voorzitter van den
Ik had gezegd,
wet van 1857 rekende, ontbrak, en
de
om
gebruik,
ijlings
te
zeggen, dat ik de
viel.
Ik geloof, dat de Minister, dit zeggende, of de woorden die ik sprak
hun
niet geheel verstaan, of
Wat
toch
zin niet
begrepen heeft.
het standpunt van onze schoolwet
is
gaat
Zij
?
van
uit
de gedachte, dat de kerkgenootschappen in de schoollokalen zouden ko-
men,
nadat
wetgever daartoe
1857
uit is
in de
beweer
nu,
tusschen
gebleken,
dus
niet
ik,
is
mogelijkheid
Een het hij
het
kerkgenootschappen, die
de
van
gezegde
De
vraagt
Het
plichtverzuim in gebreke
is
deze
5",
:
De
Minister heeft getracht
ambtgenoot voor Koloniën
zijn
te
kunnen redden.
te
rechtvaardigen.
Toch
waarop het aankwam, was deze
zinsnede,
en
beste
te
plicht te vervullen.
praeliminaire
laatste
uit
is
in de mogelijkheid
de Staatswet, die de kerkgenootschappen in de on-
is
om hun
stelt
die
tijd,
en naar school er af rekent,
de kerkgenootschappen ook maar
meende metterdaad hem
gelukt.
Reeds de
eenvoudig niet geschied.
morgenschool en de middagschool, wanneer men
de
om
maar het
blijven,
zeer goede bedoelingen,
naar behooren in het godsdienstig onderwijs te voorzien.
te stellen zijn
met
wet geschreven, en gehoopt, dat daarvan
het heen en weder loopen naar huis kort
De
dus in de tusschenuren.
;
niet
worden gemaakt.
gebruik zou
overblijft
er
waarom
heeft,
vergunning
de
Dit
schoolmeester
de
van
het eenige middel
om
dwaling
:
hem
is „
Verlichting
te keeren."
de Minister van Binnenlandsche Zaken zeer snedig,
En
dit niel is
„Maar'\ zoo „behoort de
godsdienst dan ook niet onder datgene wat licht verspreidt ?"
Wanneer de Minister nu de goedheid hebben en
van
hem
Koloniën
blijken,
antithese
heb
desnoods
lezen,
nister
dat
stelde,
zijn
en
eenige middel was
ik
de
om
het hier te zijner dispositie, waarin de Mi-
aangehaalde
ambtgenoot
zeide,
wil het debat te her-
dat
dwaling
nïel
zinsnede gebezigd heeft, dan zal
voor
Koloniën juist omgekeerd een
godsdienst,
te keeren.
maar
verlichting het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's