Acta van het Zending-Congres - pagina 64
48 groote ellende, die zij telkens ontmoeten, eenigszins te verzachten of op te heffen, dit voor het Zendingswerk van groot profijt zou kunnen zijn. zaclielijk
Onze taak loopt ten u dank
einde.
Doch alvorens
zeggen voor de welwillende aandacht, waarmede Gij mij wel hebt willen volgen, moet een ernstig woord mij van het harte. Ik weet, dat ik eene teedere snaar zal aanroeren, doch ik mag mij daardoor niet laten terughouden, daar ik meen, dat de opmerking, die ik mij veroorloof u te onderwerpen juist geldt eene dier zaken, die der Zending, wellicht het allermeest bevoordeelen kunnen. We herinnerden u straks aan den toestand der Europeesche maatschappij en Kerk in onze Indien. Mogen wij daarover het vonnis der veroordeeling uitspreken? ,,Wat ziet Gij den te
splinter, die in het
oog uws broeders
is,
maar
den balk, die in uw oog is, merkt gij niet? Of, hoe zult gij tot uwen broeder zeggen Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe en zie, er is een balk in uw oog? Gij geveinsden! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen." Gedachtig aan deze les van onzen Heiland en Meester, weigeren wij als aanklagers der Indische maatschappij en staatskerk op te treden. Liever steken wij de hand in eigen boezem en vragen u Mannen Broeders is er bij ojis belangstelling voor IndiëV Of moet de balk der koude onverschilligheid omtrent koloniale aangelegenheden uit ons midden worden weggenomen? Dezer dagen nog vernamen wij, dat het dringend noodzakelijk is, dat het Nederlandsche volk, meer dan tot dusverre geschiedde, worde ingelicht omtrent de behoeften van Indië; dat alles gedaan worde wat mogelijk is om onder dat volk de belangstelling voor Indië op te wekken. ,,Wel neemt zij in den laatsten tijd in Nederland reeds eenigszins toe. De verschillende organen der pers gaven daarvan de bewijzen de antiopiumbond maakt menigeen wakker, die tot dusver met Indische zaken zich niet inliet." :
;
:
:
;
Dus
luidt
het
in
eene
circulaire,
die
wij
dezer dagen onder de oogen kregen. Is het niet beschamend, dat iets dergelijks kon en moest gezegd worden na een koloniaal bezit van straks drie eeuwen ? De klacht over gemis aan belangstelling in onze Indien geldt zoowel onze ^^Nog met den hoogere als lagere kringen. ouden smaak drinkt ons volk zijn ,Java-Koffie'; met nieuwe voorliefde rookt het zijn ,Delitabak,' en als van ouds verkoopt het zijn
koloniale waren, maar het ziet kalm aan, dat het koloniale leven er bij ons uitgaat." Er is „omtrent Indië een zekere oostersche apathie is om ons voor goed ongevoelig te maken voor alles, wat onze rijke bezittingen aan gene zijde van den Oceaan aanbelangt." ') Bij de verkiezings-compagnes der laatste jaren kon men velerlei nooden en behoeften hooren voordragen: Clericalisme, liberalisme, socialisme, algemeen stemrecht of enkel uitbreiding van de kiesbevoegdheid, hervorming van het belastingstelsel, openbaar of bizonder onderwijs, vaccinedwang en leerplicht, de provinciale en gemeentelijke huishouding, ja wat werd al niet ons volk voorgehouden. Maar hoe zelden werden de koloniale belangen besproken hoe zelden wordt ons volk herinnerd aan zijne zedelijke verplichtingen jegens Indië, opdat het, in steeds toenemende mate, tot leden zijner vertegenwoordiging mannen zal kiezen, die hart hebben voor Indië en op de toepassing eener onbaatzuchtige, eerlijke, rechtvaardige staatkunde, gericht op de maatschappelijke en economische ontwikkeling der koloniën, zullen aandringen!
waarneembaar, die op weg
!
Een eeuw geleden sprak reeds de Gouverneur Generaal van Imhoö' in allen eenvoud: „Eerst religie, dan justitie, daarna negotie!" Heeft ons volk deze kernachtige woorden als zijn levensspreuk aanvaard? Of wel, ze bij voorkeur in omgekeerde orde in praktijk gebracht ?
Men meent
al bijster veel te
hebben verricht
voor het rijk van Christus in Indië, door nu en dan over de Zending, over de hinderpalen, die haar in den weg staan te spreken voor de Zending wordt wèl geofferd, maar is de gave in evenredigheid met wat voor andere doeleinden wordt weggeschonken ? Maand aan maand worden in de steden en op het platte land Zendingbidstonden gehouden. Maar vormt het luttel bezoek daarvan niet een schril contrast met den ernst en het gewicht der zaak, welke het hier geldt? Zendingfeesten zijn sedert jaar en dag aan de orde geweest in het Noorden en Zuiden, in het Oosten en Westen van ons ;
;
maar wat beteekenen de duizenden deelnemers bij de honderdduizenden, die daarvan een afkeer hebbeu? En, waar bereids het zilveren feest van de organisatie dier Zendingsdagen mocht worden herdacht, mag in ernste worden gevraagd, of land. AVij bestrijden ze niet;
waarachtige ')
Zendingsgeest
Ind. Gids, VI, 1884, blz.
en
470.
Zendingsijver
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's