Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 241
241
ONDEBWIJSQüAESTIE.
men
Behoeft twee-
wel
buiten
drietal leden te
of'
deze
Kamer
om
gaan,
te
die zich
stellen,
naast elkander een
conservatief' aandienen
als
en
tusschen welke licht even groot verschil ware aan te wijzen, als tusschen der
leden
de
formiteit
aan
kracht
een richting
krachtig, die onderling openlijk
men
dat
doel,
De van
en te
moyen^
misschien
in
breede
woorden de
om
hoogachting
de
Vroeger deed
moeien antwoorden.
partij
moet,
hij
aan
om
in
mag
zake van godsdienst
Thans
kiezen.
Toch bleef
niet meer.
het inprenten van zedelijkheid nog wel terdeeg
dat
lijkheid
leven
zedelijk
uw wet
bloeit
?
die
Als de
als Staat,
hij,
;
Welke
;
is
vraag zou wel
best, als gij, Staat,
kunnen doceeren
de zedelijkheid
bij
vragen
te
Het
de maatschappij.
in
zelf zedelijkheid zou
zelf
Antwoord op
dan het
geworden
laat
wat
zal,
natuur,
decreteere,
niet
oordeelen kan.
een
opvoeding
illusie, bij
Dit niet inziende, heeft
dat de Staat
den godsdienst
spreker
achte
uit
Haarlem heeft
er
terecht
is
op
werkelijk in zedelijken bloei niet zijn vooruitgegaan.
dat
zedelijk
wie
is
te
zelf,
leven
goeder
was het
door
men
in de
om
wet toch
geweest
—
de ge-
gewezen
—
dat wij
Wie nu
heeft, toen
Staatsinmenging in gevaar kwam, palgestaan
ure voor de levenswet van haar natuur niet
dogma's
hij
last te geven,
geven, en gevolg hiervan
te
uw
zede-
beginselen van anthropolo-
1857 gepoogd aan den Staat niettemin den
zedelijke
De
:
haar niet doceert, maar ze is
want evenzeer
komen metaphysische
uw zijn
gie en psychologie in het spel, waaromtrent de Staat, tenzij
van
kan
het zedelijk leven in de natie te doen bloeien, dan heeft
dat
levenseisch,
Zeg
waarop
is,
het Staatsterrein behoorde, en daarin juist school de fout.
en
als
Niet in
spreken en de
te
schoolwet van 1857 wordt aange-
Staat, overeenkomstig zijn roeping, beslissen
vrij
uit
liefde
door de Staatskerk.
dit
hij
men van meening, tot
geen
Staat
de
dat
te
beroemen mag.
het conservatieve stelsel de.
nomen,
hier hoor uit-
de schuld rust
wat mijns inziens de groote verdienste
te wijzen,
zich tegenover het vaderland
In
naam hem
betuigen, die ik dien uitmuntenden staatsman toedraag,
te
maar om aan
is
scheuring in ons nationaal leven, dan meen ik
bederf
phraseologie,
hij
Als ik dien
!
kortelijk
het
daarop
richting
lijdt.
daaraan dan wordt toegevoegd, dat op
en
Niet de uni-
?
zulk een
alleen
geen schade
van Prinslerer
Groen
;
durft debatteeren, wetende dat het eind-
nastreeft, daardoor
heer
spreken
richting onderling
Christelijk-historische
geeft
Mr. Groen van Prinsterer, de eenige
opgekomen
;
?
die het ge-
vaar destijds inzag, en er zich met hand en tand tegen verzette, en volhield, bij
dat
logische
we, den Staat last gevende consequentie
er
om
toe zouden
zelf zedelijkheid te doceeren,
komen, om den Staat ook een 16
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's