Acta van het Zending-Congres - pagina 29
:
13 13e eeuw onzer jaartelling ingevoerd, heeft als een stroom het Heidendom verdrongen, vooral op Java, of vermengt er zich gemakkelijk mede, als op Ceram en andere eilanden. Het Heidendom openbaart zichinnatuurdienst, fetischdienst, vereering van de voorouders, Apo's en booze geesten (Kassurnan) Empong's enz. De meeste heidenen vindt men in de binnenlanden van Borneo, Sumatra en de kleine De kusten en zeeplaatsen Sundah-eilanden. zijn doorgaans Mohammedaansch schier geheel Java, een groot deel van Sumatra, ook Celebes, belijdt den Islam. belijders van het Deze belijders. Moslemen (ware) geloof (de Koran), door de regeering ontzien en begunstigd, maken steeds goede
„Staf voor den geestelijken weg." (een suikerzoet verhaal?) nog al mystiek. Voorts een tal van gedichten en geschiedenissen, ook zedekundige en wijsgeerige; o. a. ,,Makota Radja", ,,de Kroün der Koningen" van Bochari en Djohor -1403. „Lessen voor vorsten" door Lokman en zijn' zoon. Het oude Hindostansche werkje „De geschiedenis van Kalilah en Damimah"; voorts wetboeken, voorschriften enz. enz. Allemaal geschriften, bij het meer ontwikkelde en gegoede deel der bevolking bekend.
„Samar kandi"
In de Molukken en aan de kusten van Celebes neemt men het niet zeer nauw met de voorgeschreven vasten (Poeassa) ook niet met de gebeden. De Mohammedaansche scholen zijn op kleine plaatsen zeer onbeduidend. Het hangt zeer veel af van de ,,Hadjis"; die in bijzonderen reuk van heiligheid staan, door eene reis naar Mekka. Toch is het vreemd, dat bij zoo weinig kennis, of gebrekkige kennis, van den verwarden Koran, de Oostersche bevolking nog fanatiek
Bij het overgebleven Heidendom is van literatuur geen sprake, althans niet noemenswaardig. Enkele volken, zooals de Makassare en Battaks hebben een eigen schrift; de Alfoeren enkele teekenen of symbolen van het Hinduïsme. De minste tegenstand is natuurlijk bij het naakte of pure Heidendom. Het is alleen en vooral de macht van het bijgeloof, dat daarin heerscht; maar de weinige en valsche kennis van het Goddelijk wezen, schijnt wel een krachtig wapen des Satans te zijn tegen de reine leere naar den Woorde Gods. Is het Budhisme en de Brahma-vereering, verdrongen tot op enkele tientallen in het Tengersche gebergte (Java), en in de binnenlanden van Sumatra, als ook nog op Bantam en Bali en is het aanvankelijk niet zonder strijd en bloedvergieten geweest, nergens heeft de Koran sterken tegenweer gehad, en deze tegenstand wordt gaandeweg zwakker. De sterkste tegenstanders waren en zijn nog de
Mohammedaansch kau
verlaten
;
—
propaganda.
De zeer
gehalte
van
dit
en
verschillend,
is
Mahommedanisme overal lang
is
niet even
streng.
Het is mij wel zijn. na verstandige redeneering, overtuiging van de dwaasheid des
voorgekomen, en eigen
Korans en der Mohammed-wonderen, de in
tranen
uitbarstte
en
zeide:
„En
belijder toch
is
Mohammed
de ProfeetV' De Koran mocht alleen in de Arabische taal geleerd worden andere talen heeft Mohammed verboden. De verdere literatuur is nog al verscheiden en stamt doorgaans uit Hindostan. Het meest van beteekenis zijn de oude Heldendichten (Epos), de ah j an ah en de Mahah o rata, van Sanscritschen oorsprong; daarbij nog vele andere verhalen, overleveringen en zangen. De rijkdom der Mohammedaansche literatuur is grooter. De geleerde VVerndly maakt melding van 24 nos. godgeleerde werken, ;
Ram
o. a.
Christenkerheyi.
dat,
van
„Verklaring van de EBiiheid Gods," door den Eerw. Hoessin ;= de verklaarder. „Verklaring van de Goddelijke openbaring en verschijning" door Sjemsoe Ddin Abi Abdullah, met 221 vragen; zeer merkwaardig doch zeldzaam. „Het juweel der kennisse Gods." „God geleide u op den rechten weg". „Het leven van Fatimah, dochter van den profeet." „De brug naar het Doodenrijk", door een bedelmonnik, in 1628 uit het Arabisch vertaald.
Onder de vreemde Oosterlingen komen voor, Chineezen. Dezen zijn meestal geen geboren Chineezen, maar uit Chineezen in Indië geboren en daarom geheeten peranakhan ïjina. Hun getal wordt geschat op ongeveer een half millioen anderen meenen 3 a 400.000. Men vindt hen schier aan alle kustplaatsen. De binnenlanden zijn veelal voor hen gesloten en zij staan, vooral de arbeiders in mijnen en op Ie de
;
fabrieken, onder bijzonder toezicht der politie; alleen met verlof van den Resident of diens
plaatsvervanger mogen zij in de bovenlanden handel drijven. Als koelie's zijn zij zeer in trek. Om propaganda voor hun ledigen godsdienst te maken is het hun niet te doen; drijvers van politiek
met gevaarlijke theorieën
Hun
om
zijn
zij
ook
een geld te verdienen; zij Mogen zij zijn materialisten in de praktijk. hunne Tjandi, tempel, en Tei-Pekking versieren en met verguld papier of met roode, zwarte en geele drakeu beplakken, hun hoogste Wezen, i-Th e, huldigen door het ofleren van verguld of verzilverd papier en geparfuniet.
doel
is
bestaan te hebben,
Th
slechts
om
te
leven,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's