Acta van het Zending-Congres - pagina 58
:
!
42 van dat recht algemeene beginselen bevatten en welke niet. Het onvoldoende dier verwijzing doet zich onder anderen gevoelen in een werk, waarbij de Zendelingen betrokken zijn. Aan sommigen hunner werd, door de hoofden van plaatselijk bestuur, opgedragen de geboorten, huwelijken en sterfgevallen van inlandsche Christenen in te schrijven. Indien deze opdracht, zooals moet worden aangenomen, gegrond is op Staatsblad 1864, n. 142, hetwelk de hoofden van plaatselijk bestuur machtigt, personen aan te wyzen om die inschrijvingen te bewerkstelligen onverminderd de bevoegdheid der betrokkenen om zich daartoe te wenden tot den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, dan zijn die Zendelingen belast geworden met handelingen, die in den regel door deze ambtenaren geschieden, en is de inschrijving der bedoelde huwelijken tevens de rechtsgeldige voltrekking derzelve. Maar nu doet de vraag zich op, of voor die huwelijken gelden alle bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende huwelijken van Europeanen en betre&ende hunne ontbinding? Volgens dat Wetboek kunnen de huwelijken alleen ontbonden worden krachtens rechterlijke uitspraak, en niet krachtens den wil van een of van beide echtgenooten alleen. De vraag of dit voor inlandsche Christenen geldt, is op verschillende wijze beantwoord en schriften
beslist Is de
geworden. ontbinding van het huwelijk van inland-
sche Christenen slechts krachtens rechterlijke uitspraak bestaanbaar, dan is de inschrijving van een nieuw huwelijk van een echtgenoot, wiens vroeger huwelijk slechts feitelijk, maar niet rechterlijk ontbonden is, ook voor den Zendeling ongeoorloofd. Er bestaat noodzakelijkheid voor hem om althans op dit punt zekerheid te vereenigen. Blijkt uit al het in het adres aangevoerde duidelijk, dat de tegenwoordige rechtsbedeeling voor de inlandsche Christenen onvoldoende is, geen wonder dan ook dat de Zending-bond in Ned.-Indië, op grond der vermelde redenen, zich
den Gouverneur-Generaal gewend heeft om de noodige veranderingen te brengen. Moge het blijken, dat deze poging met een goeden uitslag worde bekroond
zijn geplaatst onder het oppertoeiicht der vorsten, regenten en hoofden, voor zooveel betreft den Godsdienst, dien elk hunner belijdt."
belijden,
—
De
redactie van dit artikel de oud-ZendeN. O. Schuurmans herinnerde er nog onlangs aan de redactie van dit artikel is niet duidelijk; men kan de bedoeling er van bevroeden, doch de gedachte daarin opgesloten,
ling
—
onomwonden uitgesproken. Men de opstelling van dit artikel, niet gedacht te hebben aan de mogelijkheid, dat de daarin bedoelde vorsten, regenten en hoofden zouden willen of wenschen over te gaan tot het Christendom. Eerst door een tegenovergesteld geval aan te nemen, komt men tot de conclusie, dat er in het artikel eene lacune is, die op een of andere wijze behoort aangevuld te worden. wordt
niet
schijnt,
bij
Bijvoorbeeld: „De priesters der inlanders, die het Christendom niet belijden, dus o. a. de Mohammedaansche priesters, zijn geplaatst onder het oppertoezicht der vorsten regenten en hoofden, voor zoover betreft den godsdienst, der priesters dien elk hunner," namelijk, ,
„belijdt." Ge.steld het geval: de Regent der afdeeling (Regentschap) A is Christen; dan rijst de vraag: Onder wiens oppertoezicht moeten nu de
—
Mohammedaansche geplaatst worden?
priesters
in
die
afdeeling
Op
deze vraag is geen antwoord te geven. de lacune. Want in het door my gestelde geval is de Regent Christen, en de priesters belijden den Moharamedaanschen godsdienst. De consequente toepassing van art. 124 Ziehier
vordert dus, dat de Regent, om het oppertoezicht kunnen of te mogen houden over de priesters in ziju ressort, denzelfden godsdienst belijdt als dezen door den godsdienst der priesters is hij dus gebonden in zijn, althans openlijk, belijden of omhelzen van den godsdienst, m. a. w. Officieel moet hij denzelfden godsdienst belijden
te
;
als die der priesters.
Het van
is
het
dus volkomen waar, wat Bestuurders Ned. Zendelinggenootschap schreven
hunne Memorie:
tot
in
daarin
„Ingewikkeld wordt in Art. 124 aangenomen, dat de Regenten Mohammedanen zijn en het zou voor een Regent, naar de tegenwoordige orde van zaken, zoogoed als onmogelijk zijn. Christen te worden en tevens zijn waardigheid te blijven beklemden." En zoo is de strekking van dit artikel iu
Nog
een ander punt van wetgeving. Toen 1888 de bekende missive van den Minister van koloniën gericht werd tot de Zendingvereenigingen hier te lande, deed zij tevens de aandacht vestigen op art. 124 van ons Regeerings-Reglein
ment. „De
Dit artikel luidt priesters der Inlanders, d'e het
Christendom niet
met de duidelijke bewoordingen van Art. van hetzelfde Reglement, waarin wordt gezegd: ,, Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid." Op wijziging van art. 124 dient daarom aangedrongen. ,, Eerst daarna zal een gezonde strijd
119
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
![Acta van het Zending-Congres - pagina 58](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/acta-van-het-zending-congres/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's