GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Johannes Maccovius - pagina 99

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Maccovius - pagina 99

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

87

Toen Lubbertus aan de beurt was om zijn oordeel over de te benoemen Commissie te zeggen, wenschte hij van stemming verschoond te blijven, maar had wel behoefte nog eens te verklaren dat hij noch aanklager van Maccovius was geweest, noch partij in geding wilde

zijn.

Dit deelt

Hom-

mius mee in de geschreven Acta, uit respect voor zijn leermeester Lubbertus, weglatende wat de Golden Kemains ons meedeelen, namelijk dat toen Lubbertus aan de stemming toe was, o.

scherp tegen Festus

hij

Hommius

uitvoer, en

hem

m. zijne grooto ondankbaarheid verweet, „exprobans

sumnam

in se ingratitudinem."

^)

Festus

uitvaren van Lubbertus te danken aan

Hommius had

ei

dit

bemoeiingen in de Parkerquaestie. Hommius had Parker naar Maccovius gestuurd en nu is Maccovius naar aanleiding van Parker aangeklaagd en wist Lubbertus dus a priori dat Hommius voor Maccovius en tegen hem zou zijn. Festus Hommius antwoordt „met bescheidenheid", 1" dat die Theses, waarvan Maccovius was aangeklaagd, niet van Maccovius maar van Parker waren; 2" dat hij van „geloofwaardige personen" gehoord had „Sibrandum omnes illos errores Maccovio obiectos compillasse." Lubbertus ontroert zeer en met zeer veel heftigheid ontkent hij zulks, en roept God als zijn Getuige" en Rechter aan. zijn

Hij deed dit met zooveel pathos, dat de Voorzitter hem herhaalde malen aanmanen moest „de bezadigdheid in acht te nemen, die den heiligen betaamt, en den eerbied, wel-

ken

hij

der Synode schuldig was."

Ik weet niet wat ik ten dezen opzichte van Lubbertus zeggen moet. Maccovius verklaart altoos dat Lubbertus wel de aanklager is. Festus Hommius komt dit zijnerzijds ook meedeelen, dat hij het van „geloofwaardige personen" ver-

nomen

Sepp zegt dan ook onomwonden, dat het voor hem vaststaat dat Lubbertus wel terdege de aanklager is. ^) En ook Edema van der Tuuk vindt: „men kan wel niet anders opmaken, dan dat Lubbertus in dezen twist wel heeft.

')

Golden Remains,

p.

J

Sepp,

141.

1.

c,

I,

p.

541.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's

Johannes Maccovius - pagina 99

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

Abraham Kuyper Collection | 431 Pagina's