GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Moderne schrijft over het saamwonen in de kerk van allerlei geesteskinderen in ae Hervorming dit:

Zijn de afdeelingen van den Protestantenbond, het stichten van en overgaan tot de Remonstrantsche of andere gemeenten, geene aanduidingen of bewijzen, dat liet de doleerenden niet alléén zijn, die met het kerkverband geen vrede hebben? Mag niet van suiteengaan" versterking van geestelijke werkkracht worden verwacht? Zal, wat nu reeds een vrucht is van het Amsterdamsch conflict, op meerdere plaatsen het getal godsdienstoefeningen niet toenemen, van het godsdienstonderwijs en de herderlijke zorg niet meer werk kunnen gemaakt worden ? En zijn wij sterker tegenover Rome, als wij in ééne kerk vereenigd (? ), door tweedracht ons verzwakken en ergernis geven, dan wanneer de strijd in den boezem der kerk wordt gestaakt en de vrije uiting van het _ godsdienstig leven z|oo weinig mogelijk wordt belemmerd?

En tegen de opmerking, dat kleine kerkjes ras vervloeien, merkt hij op zijn beurt op.

»Ik eindig thans met vragen, daar ik nog een paar ingebrachte bedeukingen ter sprake wenschte te brengen. — «Kleine stroompjes, " werd gezegd, «drogen spoedig uit." Zeker dat gebeurt niet zelden, maar niet altijd. Zij kunnen ook blijvend helder water bevatten, den dorstige verkwikkend en lavend. Onze kleine zusterkerken zijn zulke kleine stroompjes. Er hangt zeker veel af van de bron waaruit het beekje ontspringt en van de wateren waarmede het in zijn loop wordt verrijkt. - -Ook vraagt men ons: «Verraadt de wensch om uiteen te gaan geen gebrek aan liefde jegens de kerk der vaderen? " Z«"yVe jegens de kerk kan op verschillende wijze zich openbaren. Liefde drijft, naar hunne verzekering, de doleerenden als zij de kerk op hunne wijze trachten te reformceren. Liefde tot de kerk doet anderen verklaren niet te zullen rusten eer de Modernen = ongeloovigen zijn overwonnen en «er uitgewerkt; " liefde tot de kerk bezielt hen, die meenen dat het ideaal is bereikt als de eenheid maar blijft, die «op 't papier bestaat", al vlamt ook het vuur der verdeeldheid in haar hoog op; liefde vervult ook hen die tot uiteengaan manen; hun ideaal is: eene hoogere dan alleen uitwendige eenheid te verkrijgen, zooals feitelijk tusschen de kleinere kerkgenootscgappen en het onze bestaat; en zij achten het geen verraad aan de kerk gepleegd als zij voor «aanfluiting" haar zoeken te bewaren".

Zóó is het.

Wat de Synodalen handhaven en de Volkskerk bestendigt is de leugen.

Gelogen gemeenschap, die niet bestaat. Gelogen eenheid, waarvan het tegendeel aanwezig is. Gelogen liefde, die van den Heere Sebaóth is gevloekt.

Over de Judas-zonde las men in het manifest der Neo-Kohlbrüggianen, afgedrukt in het Predikbeurtenblad van 23 April dit: Er was sprake van het weigeren om een gulden te geven voor den Classicalen stembrief:

Misschien zegt gij: ik wil dien gulden niet geven, want ik heb grieven tegen de kerk.

Het kan wel zijn dat gij grieven hebt.

Judas had ook grieven tegen den Heere Jezus. Judas was geldgierig en Jezus bestrafte Judas wegens zijn zucht om zich andermans geld toe te eigenen, en daarom had Judas grieven tegen den Heere Jezus.

En toen heeft Judas den Heere Jezus verraden voor 30 zilverlingen, en alzoo is de Heere in de macht der ongeloovigen gekomen.

Zult gij die belijdt, de Gemeente te zijn, het lichaam van Christus volgens het Woord Gods, zult gij het lichaam van Christus verraden voor één gulden ? ! «Een heerlijke prijs dien Ik waard geacht ben van hen"! Zoo klaagt de Heilige Geest door Zacharia ziende op Christus.

Dit sprak Zacharia van Judas. Ook van U ? !!

Deze woorden zijn ontzettend.

Judas is, omdat hij zijn Heere verried voor geld, eeuwiglijk rampzalig.

En dat durft men thans als dreigement bezigen, om het Synodale wezen op de been te houden.

Ook dient gelet op dit postscriptum:

N. B. Hebt gij doleereudt dienstboden, _ past dan dubbe op; de ondervinding leert, dat zij op allerlei wijze belemmeren, wat aan onze Gemeente zou kunnen ten goede komen, zij kunnen dus den bode die den Kerkelijken stembrief bracht, hebben weggezonden.

Waartoe dient nu deze goedgeefsche verdachtmaking van eenvoudige vrome zielen!

Waarlijk, een zaak moet al bijster slecht staan, die door zulke middelen moet gediend.

Onder den veelzeggenden titel van een > kerkelijke beweging of inzinking''' schrijft de Boodschapper dit:

Op 21 April jl. werd er te Utrecht een samenkomst van gereformeerde predikanten gehouden onder leiding o. a. van Professor Hoedemaker en Ds. J. G. Verhoeff.

Ter voorbereiding van die vergadering schreef Dr. Hoedemaker een vrij uitgebreide brochure, getiteld: »^« eongresbeweging beoordeeld uit het oogpunt gereformeerde belijdenis^ waarin hij tevens een poging waagde om zijn «standpunt" aan te wijzen, zijn verschillen met de doleerenden bloot te leggen en zijn zonderlinge houding van den laatsten tijd te rechtvaardigen.

Tot ons leedwezen kunnen wij hem met dezen arbeid geen geluk wenschen. Wel komen er in dit geschrift goede, gereformeerde opmerkingen voor, maar in zijn geheel beschouwd is het zoo onhelder als wij slechts zelden iets lazen. Onwillekeurig moesten wij denken aan I Cor. i : 19.

Er behoort dan ook meer dan alledaagsche studie, en we zouden bijna zeggen, ook meer dan een gewoon menschenverstand toe om het voornaamste in deze pennevrucht te volgen, te onderscheiden en op zijn waarde te schatten.

Hierin ligt een ontegenzeggelijke waarheid. Er schittert veel kristal; er fonkelt diamant zoo ge wilt, in wat deze geachte publicist u voorlegt; maar noch kristal noch diamant is doorzichtig.

In de Prot. Noord-Br. komt een artikel voor, waarin betoogd wordt, hoe Dr. Heedemaker eigenlijk niet anders wil, dan wij willen, maar alleen terugging, omdat er nog geen uitzicht bestond op uitgebreid succes.

In dit betoog lezen we onder meer dit:

Op eene .andere plaats geeft hij te kennen, dat de doleerenden «hun lijf geborgen hebben; " en dat hij, daar hij «hun uniform draagt, " nu in de moeielijkheid komt van óf zich alleen te moeten laten afmaken, óf zich te onderwerpen, óf zich bij de doleerenden aan te sluiten.

Wij gevoelen het moeielijke der positie. Edoch, wij meenden, dat Dr. H. tot dusver, al hield hij zich niet buiten schot, in allen gevalle builen schot bleef; terwijl zijne wapenbroeders, die hun lijf volgens hem zouden geborgen hebben, naakt aan den dijk, van alles beroofd, uitgescholden door al wat in en buiten de Kerk fatsoenlijk is, op het slagveld liggen. Ook heeft men ons wel eens gezegd, dat onder diegenen, die tot dusver in den feilen strijd, hetzij als leiders, hetzij als soldaten gewikkeld zijn, er sommigen zijn, die wel eens aan Dr. Hoedemaker zijne «rust" benijden! Dit kan natuurlijk eene vergissing zijn. Het is mogelijk, dat Dr. H. in stilte ontzaglijk veel doet, en dat op eenmaal zal blijken, dat hij meer deed dan een ander. En dan zullen wij hem daarvoor danken. Maar is het toch niet wat onbillijk, het te doen voorkomen, alsof nu juist op zijn standpunt in tegenoverstelling van dat der «doleerenden, " «opoffering van naam en van rust" te wachten ware?

En voorts:

Maar al die vragen over de beste oplossing der Kerkelijke quaestie en over het verband der Kerken gedurende den strijd kan Dr. H. niet oplossen en behoeft hij ook niet op te lossen. Als men intusschen de zaak zóó voorstelt, alsof de «doleerenden" de plaatselijke Kerk'eerst independentistisch losmaken van de overige Kerken, dan miskent men het duidelijke streven dier broeders. Het tegendeel is waar. De doleerenden blijven de natuurlijke eenheid onzer Kerken erkennen, en begeeren juist den waren band, die haar orastrengel weer aan het licht te brengen, door het afkrabben van al de pleisterkalk, die er sinds twee eeuwen overheen gebracht ï is. Zij moeten het zich getroosten, dat, nu de Overheid hen niet helpt, tijdelijk of wellicht voorgoed, tal van Kerken, die anders zouden meegaan, zelve den band doorsnijden. Dat is ter verantwoording van deze Kerken! Maar zij achten zich geenszius verplicht te wachten, totdat de Hervorming «van boven" kome; nl. van hooge vergaderingen, predikanten of wat dies meer zij. Want zij erkennen slechts één Hoofd; één «van boven". Voorts volgen zij gaarne diegenen, die God hun tot leiders gaf, mits zij dan ook zien, dat die leiders zich in kinderlijken eenvoud onderwerpen aan Gods Woord, en niet steeds wachten totdat iets anders geschiedt wat zij gaarne nog vooraf zouden laten gaan.

En dan wat eigenlijk het jammerst is.

Maar op het standpunt van Dr. Hoedemaker onderwerpt men zich niet aan dat Woord Gods. Wel zegt men het. Althans aan het slot van zijn Voorwoord zegt Dr. H., dat het kwaad — ook de Kerkorde — te dulden is «voor zoover men hierdoor niet worde genoodzaakt tegen Gods Woord in te gaan", en dan geeft 'hij verder eene beschrijving van wat diensvolgens te doen staat. Het is alsof die beschrijving eene schildering is van de houding juist der doleerenden. En daar hij zich nu niet bij de doleerenden, bij hen die volgens zijn eigen verklaring hun plicht doen, aansluit, zoo zegt hij wel te handelen naar Gods Woord, maar hij doet het niet.

Indien de bedoeling van het Voorwoord is op te wekken tot lezing van het boekske, dan is o. i. dat Voorwoord eene mislukking.

Maar het is dit niet minder, wanneer het strekt tot verduidelijking van het «eigen standpunt".

Hoe smartelijk toch. Deze man van zooveel gaven wil te gelijker tijd twee idealen naloopen, waarvan het ééne rechts en het andere links heentrok; en alleen door dit gemis aan kraeht om tusschen die twee idealen een keuze te doen, raakt hij nu in den wervelwind.

Die twee idealen zijn: Ten eerste: een kerk waarin het ongeloof gebonden wordt, en ten tweede: een kerk, waartoe alle grooten en kleinen heel het land door behooren.

Een kerk die tamelijk zuiver en toch tegelijk groot is!

Water en vuur!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1887

De Heraut | 4 Pagina's