GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De voorteekenen waaronder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De voorteekenen waaronder

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Januari.

De voorteekenen waaronder het jaar 1888 mag vrorden ingegaan, zijn moedgevend.

Vergeleken bij de jaren van voorheen, toen het altoos was een opnieuw opwentelen van den zwaren steen tegen de berghelling, in de stellige wetenschap, dat hij, na den top geraakt te hebben, ons, als Sisyphus, weer voor de voeten weg naar omlaag zou rollen, is thans de arbeid, waartoe men allerwegen geroepen wordt, van veel aangenamer, verheffender, bezielender aard.

Men leeft niet langer meer in de loopgraven, maar bij de zijnen thuis.

Voor het zwaard is veelszins de truffel in stee gekomen. Er wordt minder gestreden en meer gesticht en gebouwd.

Zoo leeft men vanzelf in de diepe quaestiën, die heur oplossing beiden, in. Men wordt er vanzelf voor geplaatst. Men krijgt er meê te doen, Men moet ze wel indenken. En als men nu weer Gods Woord opslaat, nu met deze teedere vragen op de lippen, dan vindt men thans allerlei goud in het zand, waar ons oog weleer niets glinsteren zag, en onze lezing van de Heilige Schrift wordt zoo rijk.

Bovendien, er viel zooveel op te merken, dat moed schonk.

Hoe goed deed het niet, dat er allerwegen in den lande nog zooveel verkleefdheid aan Gods Woord en aan de eere zijns naams bleek te bestaan, dat soms de eenvoudigste lieden naar de wereld toch nog liever alles waagden, dan in zulk een toestand van zonde te blijven voortleven.

Hoe spoedig wierd toch in afgelegen plaatsen de wijze van handelen begrepen, die het snelst en zekerst tot het beoogde doel kon leiden!

Hoe heerlijk was niet meestal de broederzin, waarmee de pas saamgekomenen zich aaneensloten!

Hoe wierden niet op zonderbare wijze de zilveren schalmen van de keten van Mammon gebroken!

Wat viel er niet een bezadigdheid en voorzichtigheid, een bedachtzaamheid en kalmte in de wijze van doen op te merken!

Hoc veelszins bevredigend liepen de saamkomsten der classis af!

Hoe wierden onze weinige predikanten, van wie zoo meer dan dubbele dienst gevergd wierd, niet opmerkelijk bij kracht en welstand gespaard!

Metterdaad, er viel temidden van veel donkerheid niet zelden een vriendelijk zonneschijntje; en nu het eerste jaar der nieuwe worsteling achter ons ligt, mag er niet te veel geklaagd, maar moet er geloofd en gedankt worden, of de Heere zou om onze hardheid van hart zijn goedertierenheid weleens van ons kunnen nemen.

Reeds nu is zooveel gewonnen.

Er is beter kennis en trouwer belijdenis der beginselen onder ons volk gekomen. In zuiverder kerkelijke practijk vinden die beginselen hun toepassing. Door te v/andelen in dien geordenden weg, is onze verhouding tegenover de andere belijders van de Gereformeerde beginselen hier te lande ons steeds duidelijker geworden. Zoo kwam er gang in het werk, zoo wierd er naar alle zijde aanraking geboren, en juist, omdat van meet af het dienen van onze beginselen het eenig ideaal was, dat ons wenkte, bleven we bijna geheel gespeend aan rangstrijd, of vragen, wie de eerste en de machtigste zou wezen. De macht zelve der beginselen hief den kleinste op en drukte den machtigste neer, tot beiden elkaêr als broederen bij het kruis van Golgotha terugvonden in den dienst van éénen Heere.

En waarlijk, dit vele bemoedigende kwam ons uitnemend te stade; want op zichzelf was de toestand, waarin deze reformatie ons bracht, zeer benauwend en pijnlijk.

Dit zeggen doelt niet op een enkele moeilijkheid, die zich hier en daar in een kerkeraad voordeed. Och, soortgelijk kruis bleef nimmer uit. En niet genoeg kunt ge er u over verbazen, dat bij deze reformatie de moeilijkheden van persoonlijken aard zoo luttel en zoo weinig waren.

Neen, maar benauwend was de toestand, waarin we na de reformatie de kerken gevonden hebben.

Veel booze dingen had men reeds gehoord, maar toch wist men niet, dat het synodaal genootschap ons zóó bitter geschaad had.

De geestelijke en zedelijke ingezonkenheid der massa's is metterdaad ontzettend.

Het is bijna niet in te zien, hoe ze weer zullen opwaken; en zoodra onze kringen zich eenigermate mogen bevestigd hebben, zal alle arbeid en alle moeite moeten worden aangewend, om het verlorene te zoeken, al moesten desnoods tijdelijk de negen en negentig die niet wegliepen, verlaten worden. N l

Doch hier juist ligt het pijnlijke.

Och, ook in dien enger kring zal nog zoo ontzettend veel door genade moeten worden afgebroken en opgebouwd, zal metterdaad eerlang die kracht van ons kunnen uitgaan.

Neen, we zijn niet ondankbaar, en we weten, dat, vergeleken met andere landen, de erve onzer vaderen nog rijk en mild van den Heere gezegend is; maar toch, in de geestelijke diepte moet nog zooveel dieper afgedaald.

„Mannen, vol van kracht en des Heili­

gen Geestes", gelijk ge al uw opzieners en armverzorgers wenschen zoudt, hoe vaak worden ze nog gemist,

We zijn zoo ontwend aan het goede en aan het kwade verkleefd geworden.

Er was zoo vaak behagen in strijd, om het zoet der overwinning op den tegenstander, zonder dat de eere onzes Gods ons genoeg woog.

Vergeet ook niet, dat zoo vaak een broeder meêsloop, die, ja, wel komen zal waar hij zijn moet, maar die toch aanvankelijk eer door prikkeling van verzet, dan door gehoorzaamheid aan 'sHeeren ordonnantie wierd aangedreven.

Daarbij laat de tegenstander ons nog geen rust. Nog altoos regent het bullen; ontneemt men armen hun brood; zet men gesalai-ieerde personen naakt aan den dijk; woedt en raast en lastert men!

Ook dit wekt zoo dikwijls zondige bitterheid, die uit het vleesch en niet uit den Geest is.

En vooral waar men in kleinere kringen, tijdelijk nog zonder eigen leeraar, zich dan machteloos voelt, o, daar sluipt dan zoo vaak wankelmoedigheid en vreeze in de ziel, dat men vraagt, of het licht van verre blijft en de gunste Gods week.

En met het oog daarop nu zij het uitgesproken, dat, vergeleken met vroegere reformatorische bewegingen, dit ééne jaar 1887 ons een zeldzaam groote schrede nader aan het voorgestelde doel heeft gebracht, en dat er, bij veel dat nog beklemt en benauwt, toch ook zoo milde en overvloedige bron van vertroosting vloot, dat dank en lof 'sHeeren volk betaamt, en het: „Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht!" ook nu de jubeltoon onzes harten mag zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De voorteekenen waaronder

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1888

De Heraut | 4 Pagina's