GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zeven slapers van Ephfzs I).

Epheze was de hoofdstad van de Romeinsche provincie klein-Azië, het tooneel der werkzaamheden van den grooten apostel Paulus en beroemd door den grooten tempel van Diana. Daar ook ontstond de legende wier naam hierboven staat.

Gedurende de korte regeering van keizer Decius, 249—251 n. Chr., werd de Christelijke gemeente zwaar vervolgd, en werd in Epheze menig Christen ter dood gebracht.

Onder hen, die voor de rechtbank als beschuldigden gebracht werden en weigerden wierook voor de afgoden te branden, waren zeven jeugdigen van aanzienlijke familiën Zij wisten echter aan bun vijanden te ontkomen en naar een naburig gebergte te vluchten, waar zij zich in een spelonk verborgen. Hun schuilplaats werd ontdekt, en de keizer gaf bevel den ingang van het hol nauwkeurig met groote steenen te sluiten opdat zij zouden sterven. Dit werd gedaan en de jongelingen, in de duisternis aan hun lot overgelaten, bevalen hun ziel aan God, omarmden elkander en vielen in slaap.

I) We zetten hier maar niet boven »aan vragers", omdat anders misschien die alleen 't lezen zouden, en 't voor anderen ook nog nuttig kan zijn.

De jaren vloden heen en het hol en de jongelingen, die men dacht dat daarin waren omgekomen, werden vergeten. De altaren der afgoden waren omvergeworpen, het wonderbeeld van de groote Diana der Epheziërs was verdrongen door het Kruis, en het Christendom was de godsdienst van het Romeinsche rijk geworden.

Eindelijk, het was onder de regeering van Theodosius II omstreeks het jaar 446, wenschte zekere Adolius, een inwoner van Epheze, bezitter van den berg waarin het hol was gelegen, een stal voor zijn vee te maken. Zijn slaven verwijderden de steenen om die bij het bouwen te gebruiken, en ontdekten het hol, waarin de jongelingen lagen te slapen. Ontsteld vluchtte men. Toen het zonlicht in het hol stroomde ontwaakten de jongelingen, niet anders denkende dan dat zij een enkelen nacht hadden geslapen en nog in levensgevaar waren. Na met elkander te hebben beraadslaagd, besloten zij, dat een van hen, Malchus genaamd, onopgemerkt naar de stad zou gaan, om te trachten voedsel te verkrijgen.

Malchus naderde de stad met de grootste voorzichtigheid, doch langs den hoofdweg gaande was hij verwonderd een groot kruis boven de poort te zien. In de stad komende was hij nog meer verbaasd, want alle dingen waren hem vreemd en den naam van Christus openlijk hoorende gebruiken, wreef hij de oogen uit, denkende dat hij droomde. Hij ging een bakkerswinkel binnen, vroeg om eenig brood, en bood daarbij een muntstuk met den beeldenaar van keizer Decius in betaling aan. De bakker staarde verwonderd op de vreemde kleederen van den kooper en verwonderde zich nog meer over de ouderwetsche manier van spreken, doch toen hij het oude muntstuk zag, verdacht hij hem den vinder van een verborgen schat te zijn. Zijn vragen echter vermeerderden de verlegenheid van den ontwaakten slaper; de bakker, in zijn meening versterkt, gaf de zaak aan de overheid aan, en Malchus werd voor den rechter gevoerd.

Terwijl hij door de straten werd geleid, zag hij onder de menigte te vergeefs naar een hem bekend gelaat. Allen waren hem vreemd. Voor den rechter gekomen, verhaalde hij zijn geschiedenis; hoe hij en zijn metgezellen aan hun vervolgers ontsnapt waren (zoo hij meende den vorigen dag) en hoe zij zich in het hol verborgen hadden en in slaap waren gevallen. Zijn vreemd verhaal leidde tot een nauwkeurig onderzoek en tot verwondering van ieder bleek het, dat de zeven jeugdige Christenen, een schuilplaats gevonden hebbende in het hol voer hun heidensche vervolgers, daar bijna 200 jaar hadden geslapen. Tot staving der waarheid dezer geschiedenis, bood Malchus den rechter aan hem naar de plek te brengen en deze begaf zich met hem daarheen, gevolgd door een overgroote menigte volks, en vond de zeven genellen, juist zaoals hem was verhaald.

De bisschop van Epheze, de gouverneur, de voornaamste inwoners der stad en zelfs keizer Theodosius bezochten de wonderlijke bewoners van het hol. Hun gelaat was nog bloeiend en glinsterend van een heiUg licht, en den keizer vermanend te gelooven in de Opstanding, en in de goedheid van God, die hen zoo lang had bewaard, bogen zij het hoofd en stierven.

Deze wonderlijke legende wordt verhaald in de geschriften van zekeren Jakobus, bisschop van Batnae in Syrië, welke zijn boeken begon saam te stellen in het jaar 474, minder dan 30 jaar nadat de gebeurtenis, zooals vermeld werd, had plaats gevonden, en hij schrijft daarbij het uit vertrouwbare bronnen te hebben geput. Als het waar is dat wonderbaarlijke geschiedenissen gemeenlijk ontstaan door een enkele zaak, die op zichzelf niet zoo opmerkelijk is, zoo kan het zeer wel zijn, dat dit verhaalverdicht is naar een gebeurtenis, die gedurende de heidensche vervolgingen voorviel. Misschien waren eenige Christelijke jongelingen uit Epheze werkelijk in een hol gevlucht en gelukte het hun zich schuil te houden tot de vervolging voorbij was en werd het wonderlijke er in er later bijgevoegd toen er menschen kwamen, die de opstanding loochenden. Hoe het ook zij, de legende werd zoo bekend en zoo ver verspreid, dat zij bij alle Christelijke kerken, zoowel bij de Grieksche, de Latijnsche als Russische kerk wordt gevonden endoordrong tot in Abessynië en de meest verwijderde landen van het noorden. Mohamed nam het verhaal op in den Koran en in het 78ste hoofdstuk, getiteld: »Het HoP', haalt hij als voorbeeld de »gezellen van het hol" aan, tot een bewijs van de betrouwbaarheid der opstanding. Temidden der bouwvallen van Epheze wordt een grot in een der zijden van een berg nog steeds vertoond als »het hol van de zeven slapers."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1888

De Heraut | 4 Pagina's