GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van twee katten.

II.

In vroeger tijden werd de losch in Europa meer aangetroffen dan tegenwoordig. De oude natuurkundige Plinius zelfs, die vóór 18 eeuwen leefde, kent hem en spreekt van hem onder den naam van Lynx. Te Rome werd dit dier uit Gallië (Frankrijk) ingevoerd. In Duitschland kwam het overal voor; zelfs werd het daar zeer lastig. Zoo wendden zich b. v. in Wurtemberg, de Balingers en Ebingers, wier jagerskunst niet groot genoeg was om deze roofdieren te vangen tot hertog Lodewijk met de bede, dat hij toch jagers zenden zou tegen de vele wolven, en losschen, daar de lieden het jachtbedrijf niet verstonden en ook geen goede honden hadden. De hertog belooide dit te doen zoo spoedig het sneeuwde.

In den 30-jarigen oorlog en de groote ontvolking die daardoor ontstond, vermeerderden deze roofdieren zelfs zpo sterk, dat zij nog talrijker werden dan vroeger. In het jaar 1658 bijv. werden in de Zuid-duitsche wouden niet minder dan 25 en in het daarop volgende jaar ongeveer 43 van die felle katten geschoten of gevangen.

Intusschen, die toestand duurde slechts kort. De groote vervolging door jagers en met beter schietwapenen hield, spoedig een groote opruiming. In het begin der vorige eeuw telde men in Wurtemberg nog maar weinig lynxen en waren ze geheel naar onbewoonde plaatsen teruggedrongen.

Het laatste toevluchtsoord voor dit roofgedierte was het Zwarte Woud. Aan het einde der 18de eeuw kon men de lynx in Wurtemberg als uitgeroeid beschouwen. Ook in andere streken namen zij af. In Allgau gebeurde het eens, dat een losch in een geitenstal zocht binnen te dringen, waartoe hij onder den muur doorgroef. Het bekwam hem echter minder goed. Juist toen hij den kop in den stal stak, bemerkte een bok het gevaar en ontving hem met zulke geweldige stooten, dat de losch op de plaats dood bleef. In den tegenwoordigen tijd weten de AUgauer geitenhouders van zulke gevaren niets meer te verhalen. Slechts weinige losschen zijn in de laatste 50 jaar in geheel Duitschland geschoten.

Ook in Zwitserland vindt men hem, waar voor ongeveer 40 jaar, alleen in Bünden in één jaar 798 losschen of »dierwolven" gedood werden. Evenzoo heeft men in de bergwouden der Pyreneën, Appenijnen en Karpathen slechts enkele dezer vreemde dieren. Daarentegen leven zij in Noordelijk en Noordoostelijk Europa nog altijd in menigte. In Zweden en Noorwegen b.v. worden op de jachtvelden van den Staat in één jaar nog ettelijke honderden losschen gedood. Mensch en dier hebben aldaar dan ook veel van de looze streken van dit boosaardig dier te lijden.

Zoo gebeurde het in het jaar r840 in Noorwegen, dat een kudde geiten op het midden van den dag spoorslags uit het naburige bosch naar het erf van den eigenaar rende. Toen men naar de oorzaak zocht, ontdekte men dat een jonge losch zich op den rug van een geit had gezet, en zijn klauwen stevig in haar hals geslagen had. Het ongelukkige dier rende in zijn angst vertwijfeld heen en weder, tot dat het eindelijk den zoon van den eigenaar, die inmiddels was toegeschoten, gelukte den wilden, vermetelen ruiter neer te schieten.

Door zijn bloeddorstigheid, die nog veel grooter is dan zijn vraatzucht, richt een losch groote schade onder het wild en het ander gedierte aan. In de hooge Alpen zijn het voornamelijk de gemsen waarop hij het oog gevestigd heeft. Gelukkig hebben dezen een nog fijnere reuk dan hij, en weten zij hem te ontkomen als hij zich sluw aan hun drinkplaatsen in hinderlaag legt. Reeën, dassen, hazen, marmotten en gevogelte valt hem lichter ten buit. Ook jonge en oude herten. In het Noorden bemachtigt hij dikwijls het rendier en den eland. Bij gebrek aan iets beters, houdt hij zijn maaltijd met eekhoorntjes en muizen.

( Wordt vervolgd)

AAN VRAGERS.

B. te V. — .S. T. beduidt op een adres:5alvum /"itulorum d. w. z. behoudens de titels. Men schrijft dit om de moeite uit te - winnen iemands titels bij zijn naam te voegen of ook om daarin niet mis te tasten. Soms wordt S S X T gebruikt, schoon ennoodig.

Van een onzer jonge lezers krijgen we dit briefje :

»In De Heraut hebt u gezet, dat de geschiedenis die u onlangs verteldet, geen gelijkenis was. Maar daarbij heb ik gelezen : of wij eens wilden vertellen, hoe dat toch een gelijkenis kon zijn.

Nu had ik al^oo gedacht: »De mijn is de poel der zonden, de mijnwerkers in de mijn, zijn de zondaars die gered willen worden, de redders, de middelen in 's Heeren hand tot redding der zondaren en het water is de aangrenzenden dood, die hen dreigt."

Ik hoop dat u dit briefje in welstand moogt ontvangen, wees daarbij hartelijk gegroet van

UEd., dw, dienaar,

J. DE R.

Zie, dat is nu eens een lezer die nadenkt. De »aangrenzenden dood" zal wel de »aangrijnzende" moeten zijn. Overigens is 't flink beantwoord.

BERICHT.

Wegens plaatsgebrek kunnen »de elf weezen'' ditmaal geen beurt krijgen.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1888

De Heraut | 4 Pagina's