GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE ELF WEEZEN.

IV.

OPGEPAKT.

Na lang zwerven, zonder te weten waarheen, kwamen de elf kinderen op zekeren herfstavond aan een groote stad. Zij hadden reeds bemerkt, dat Frankrijk achter den rug moest zijn. Want de menschen spraken in de streek, die zij nu doortrokken, een andere taal. Dit was begonnen, nadat zij een groote rivier waren overgetrokken: een goedhartige schipper had hen aan gene zijde gebracht.

Zij gingen dus de groote stad binnen. Het was koud en de kinderen, die hongerig en moe waren, staarden de groote huizen aan en zagen uit of er geen gelegenheid was om onder dak te komen. Doch zij bespeurden niets. En spraken zij iemand aan dan volgde er geen antwoord. En dat was zeer natuurlijk, want zij bevonden zich in de groote, vrije stad Frankfort aan den Main, waar ieder Duitsch sprak. En de kinderen verstonden enkel Fransch.

Zoo bleef er dus niets over dan weer ouder gewoonte in de open lucht een nachtverblijf op te zoeken. Daartoe kozen zij de steenen stoep van een huis, die bezijden was afgesloten door een muurtje, zoodat men er tamelijk beschut was, als het tenminste niet regende. Doch de kleine bannelingen waren aan zulk een nachtverblijf al gewend en sliepen weder diep en rustig.

Doch heel lang zou het niet duren. Want tegen middernacht deed de nachtwacht de ronde. Hij blies op zijn hoorn dat het een lust was, maar de zwervers sliepen door. Doch dat was niet zooals de nachtwacht bedoelde, Hij trad nader en keek eens goed bij het licht van zijn lantaarn, wie en wat daar eigenlijk op de stoep lag.

»Wat is dat voor gespuis", sprak de nachtwacht bg zichzelf en meteen pakte hij den oudsten jongen bij den kraag.

»Wat moet jelui hier? " riep de man norsch. De knaap ontwaakte; maar indien de nachtwacht meende, dat de jonge slaper verschrikt zou zijn, bij zoo'n onverwachte ontmoeting bedroog hij zich. De arme kinderen waren 't al gewoon ruw gewekt en voortgedreven te worden. Abraham, de oudste zoon, toonde zich dan ook in 't minst niet onthutst, en dat juist versterkte den nachtwacht in 't vermoeden, dat hij met deugnieten te doen had.

»Wat beteekent dat, " vroeg hij ruw, »hier in 't holst van den nacht op een stoep te liggen slapen? Ga naar huis!"

Intusschen waren ook de andere kinderen wakker geworden en keken verbaasd of bang den vreemden man met zijn lantaarn, zijn sabel en zijn piek aan. 't Was dan ook een rechte boeman, vooral voor kleine kinderen.

De een voor de ander begon nu, wel begrijpende dat ze met de politie te doen hadden, allerlei verontschuldigingen te maken en uit te leggen hoe ze daar kwamen. Maar onze nachtwacht verstond het blazen beter dan het Fransch praten, en zei kortaf:

»Ik versta niets van al wat jelui koetert. Meê naar de wacht!"

En hardhandig, gelijk het iemand die meent goed te doen, wel meer overkomt, greep hij de kinderen aan, en dreef hen voor zich uit naar de hoofdwacht.

De officier of commissaris, die daar de wacht had, was niet weinig verwonderd, toen daar zoo opeens een twaalftal gasten binnenkwamen.

»Ik heb dat gespuis op straat gevonden", zei de nachtwacht. »'tZijn zeker Heidens of zulk volk; want ik versta geen woord van hun taal."

»We zullen zien, " antwoordde de officier; en terwijl de nachtwacht weer heenging, begon de eerste de kinderen te ondervragen.

Maar ongelukkig kende de commissaris evenveel Fransch als zij Duitsch, te weten niets, 't Heele verhoor liep dan ook op niemendal uit. De oudste zoons vertelden wel hun gansche geschiedenis ; de commissaris deed allerlei vragen; maar vergeefs. De man wist eindelijk niet beter te doen dan het elftal bij zich te houden. Zoo bleven ze dan dien nacht tenminste niet onder den blooten hemel en hadden nog een strooleger ook. Den volgenden morgen zou men wel verder zien.

Toen die kwam werden de slapers gewekt en kregen ze wat te eten. Intusschen had de commissaris een schoolmeester laten roepen, Dat was een geleerd man, dacht hij, die kon de kinderen ondervragen. Maar jawel, het gaf niets. Dan moesten een paar predikanten het beproeven, zei de politie. En toen ook dit even weinig baatte, haalde men — 't is haast ongelooflijk en toch waar — er zelfs eenige rechtsgeleerden bij. Doch al deze heeren, hoe knap ook in Grieksch en Latijn, konden uit de elf onnoozele zwervers niet wijs worden. Ik denk echter, dat de kinderen ook wat moeilijk te verstaan zijn geweest voor iemand, die enkel 't gewone Fransch geleerd had. Want ze waren uit Languedoc, in Zuid-Frankrijk, en daar sprak men vroeger, en misschien nog wel, een taal, die van het Fransch uit andere streken nog al veel verschilt. Hoe 't zij, de elf weezen waren en bleven een groot raadsel voor de politie en al de heeren.

{Wordt vervolgd: )

Van twee batten.

III.

Zoowel inwendig als uitwendig is de losch voor zijn moorddadige aanvallen voortreffelijk toegerust. Zijn gezichtsvermogen is zoo scherp, dat het tot een spreekwoord geworden is. Ja vroeger verhaalde men, dat hij met zijn fonkelende oog'.n door een muur kon zien. Even scherp is zijn gehoor. En zijn neus riekt nog beter dan die der andere kattensoorten. Bovendien is hij zeer geoefend in het springen en heeft hij in de pooten, de kaak en den nek een verwonderlijke kracht.

Hierbij komt nog dat hij een onuitputtelijk geduld heeft bij het loeren. Heeft hij zich op zijn gemak neergezet, d. w. z. zich in zijn volle lengte op een geschikten ondersten boomtak in hinderlaag uitgestrekt, zoodat hen het gebladerte eenigszins bedekt zonder hem in zijnjsprong te hinderen, dan kan hij dagenlang op die plek liggen, de oogen gericht en de ooren gespitst, echter zoodanig dat men er niets van bemerkt maar veeleer zou meenen dat hij met zijn half gesloten oogen in een zoeten sluimer ligt. Gaat echter een dier dat hem lijkt onder hem ol in zijn nabijheid voorbij, dan springt hij het pijlsnel en toch zonder ooit te missen op den nek, en jaagt het, er op rijdend, dood, of werpt het op de plaats neder en vermoordt het.

Gelukt het hem op deze manier niet, zoo sluipt hij dikwijls ver, zeer ver, des nachts rond. Geheel op de manier der katten op den buik voortkruipend, sluipt hij naar zijn prooi, richt zich op het gunstigste oogenblik op, werpt zich met een paar sprongen, die dikwijls meer dan 10 voet lang zijn, het opspringend dier op den rug en doodt het, door met zijn nagels diep in het vleesch ingeslagen het te omklemmen en den halsslagader of de keel door te bijten. Dan slurpt hij eerst het bloed op, rijt den buik open en vreet de ingewanden en eenige der beste lichaamsdeelen, zooals kop, hals en schouders, op. Het overige laat hij liggen. Versche buit is hem altijd het liefst. Vindt hij dat niet spoedig, dan keert hij na eenigen tijd tot het vermoorde wild terug en houdt een tweeden maaltijd, altijd als wolven of vossen hem niet reeds zijn voorgegaan. Zijn de overblijfselen echter reeds tot ontbinding overgegaan, dan eet hij niets meer daarvan.

Bereikt hij echter zijn offer in vier of vijf sprongen niet, dan laat hij het rustig zijn weg vervolgen en legt zich weder op de loer. Sluipt hij in een geiten-of schapenstal, dan vermoordt hij in zijn wilden blceddorst zooveel hij kan. Een losch, die in het jaar 1813 te Axenberg in het kanton Schweiz geschoten werd, had in weinige weken ongeveer 40 schapen en geiten vermoord, terwijl in den zomer van het volgend jaar in de Simmerthalerbergen drie of vier loschen 160 schapen en geiten vermoordden.

Als een losch honger heeft valt hij dikwijls ook kalveren en koeien aan. Den mensch laat hij met rust. Hij vreest hem, doch gevangen of aangeschoten en niet doodelijk getroffen, is hij voor den jager zeer gevaarlijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1888

De Heraut | 4 Pagina's