GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen onlangs de Hoop zich aansloot bij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen onlangs de Hoop zich aansloot bij

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen onlangs de Hoop zich aansloot bij onze anticritiek op de critiek door Ds. Van Lingen op de Ned. Gereformeerde kerken geleverd, maakte de redactie van dit blad nochtans ééne reserve. „Tegen hQtptibliceeren van die klachtenceel op zich zelt had ze minder bezwaar! Immers, het had reeds vrij goede vrucht gedragen."

Hiertegen veroorloofden we ons de opmerking, dat dit laatste hier niet beslissen mag; overmits wij uit het gebod en niet uit het besluit hebben te handelen. En dat wat de roeping der pers betreft, deze geheel buiten de zaak-Van Lingen lag, en dat zulk een wijze van optreden tegen de kerken onzes Heeren Jesu Christi, alvorens kerkelijk alle middelen tot redres zijn uitgeput, nimmer geoorloofd is.

Thans nu de Synode van Utrecht afliep, zijn we met c'eze zeer droeve quaestie een heel eind we: gs verder gekomen.

De Utrechtsche Synode is kennelijk bewaard gebleven voor de geestelijke fout, om zich door Ds. Van Lingen te laten prikkelen, en heeft met vaste en toch tcedere hand deze zaak tot een uitnemend einde gebracht.

Ds. Van Lingen is met vaste hand weer tot de orde geroepen, en verwezen naar de classis van ArnV^em, waaronder hij als emeritus-predikant hoort. Wel had hij zich als gewoon lid aangediend en zijn hoedanigheid als Dienaar geïgnoreerd, maar dit mocht niet. Dit staat niet aan iemands vrijheid, maar aan het oordeel der kerken.

En de ongereformeerde opvatting, alsof men door breuke met het kerkverband zijn hoedanigheid verloor; iets wat zoo pertinent steeds door onze vaderen tegenover de Roomschen en Dooperschen in tegenovergestelden zin verdedigd was, mocht door de Synode niet overgenomen. Hij moest met zijne klachten dus naar de classis van Arnhem verwezen.

Opdat echter deze verwijzing voor den beminden broeder niet te pijnlijk mocht zijn, heeft de Synode twee Deputaten, beiden bij Ds. Van Lingen even geliefd, aangewezen, om de classis van Arnhem bij de afdoening dezer zaak ter zijde te staan.

Doch hierbij liet de Synode het niet. Zij deed nog twee andere dingen van hoog belang.

Vooreerst nam zij een reeks besluiten in zaken waar ook Ds. Van Lingens klachten over liepen; niet naar aanleiding van deze klachten; maar op rapporten reeds lang eer Ds. Van Lingen klaagde, bij daarvoor aangewezen Deputaten, als we ons zoo uit mogen drukken, besteld.

Maar ook ten tv/eede sprak ze in een breede reeks van consideranten uit, dat zij nog vrijwat dieper dan Ds. Van Lingen^ terdege het oog open had voor veel geestelijke krankheid in den boezem der kerken, en vjelde zij zich gedrongen om de classes en kerkeraden, de kerken en haar leden met heiligen ernst en teedere liefde, als voor het oog van een heilig en ontfermend God op deze velerlei breuke Sions te wijzen.

Ze deed dit door niet bij uitwendigheden te blijven hangen, maar tot den wortel der zonde door te dringen, en vooral de opspruitsels dier zonden duidelijk te verklaren en aan te wijzen.

We verheugen ons hier van harte in, en mede in den geest der Synodale vergadering noodigen ook wij onze lezers uit, zich nog eens ernstig bij deze echt geestelijke vermaning te bepalen.

Vooral bij deze woorden: Wat aangaat de klachten over allerlei gebrek en misstand, die, zij het ook in min geordenden weg, dan toch onder hare aandacht zijn gebracht: dat met ootmoedigen zin voor God den Heere moet beleden, hoe ook in het optreden onzer kerken, niet enkel uit de gestadige werking der zonde in veler hart, maar met name ook uit de nawerking van menige krankheid, die wij uit ons verleden onder de Synodale Organisatie, naar ons thans gevormd kerkverband hebben medegebracht, velerlei ingeslopen misbruik moet verklaard, dat wel niet .".anstonds geheel is weg te nemen, maar toch in de kracht des Heiligen Geestes en in den geest der barmhartigheid rrioet tegengestaan;

dat de kerken, en in haar de geloovigen, naar eisch van Gods Woord goed zullen doen, zoo zij, bij de opsporing en bestrijding van deze krankheden en zonden, niet te zeer aan bijkomstige uitwendigheden blijven hangen, als processen, toga's, houten of stecnen gebouwen en wat dies meer zij, maar onder de leiding des Heiligen Geestes en bij het licht des Woords meer rechtstreeks bedacht mogen zijn op den dieperen wortel der zonde, die nog zoo veelszins ons kerkelijk leven beroert, en dat zij in dien.geest en zin, vooral zullen te bestrijden hebben:

1°. het nawerken van den hiërarchischen en clericalistischenzuurdeesem eenerzijds, en anderzijds het inwerken van Pelagiaansch-revolutionaire denkbeelden, die ons, nadat wij aan het juk der Synodale Organisatie ontkomen zijn, onder de wilkeur van menschelijk inzicht zouden brengen, in stede van onze kerken eeniglijk te doen buigen voor het heerlijk regiment van onzen Koning en Heere;

2°. den schadelijken invloed, dien elke reformatie der kerken, waar die niet anders dan door breking met het kerkverband tot stand kan komen, zoo licht oefent, doordien vroegere banden met vele broederen en zusters verbroken wierden; iets wat er zoo licht toe verleidt, om de eenheid van het Lichaam van Christus en de gemeenschap der heiligen uit het oog te verliezen; zich op te sluiven in eigen kring; en alzoo den 'weg te ontsluiten voor sektaristische enghartigheid;

3°. de miskenning van anderer ijver voor God, ook al ging die o. i. niet in den rechten weg, waardoor gevaar ontstaat dat ingenomenheid met eigen weg van Reformatie leiden zou tot mindere waardeering van anderer bedoelen en alzoo tot geringschatting van het Lichaam van Christus en van de werkingen Gods tot opbouwing hiervan ; iets wat tevens zoo licht verleidt tot het gebruiken van min heilige wapenen.

4°. het niet doen maar nalaten van hooge dingen, die men in beginsel terecht beweert en als stelsel predikt, zooals daar zijn de bewering dat men ambtelijk bewerken zal, wie nog niet met ons optrekken ; de bewering dat wij nu doen zullen wat anderen nalieten in de handhaving van goede tucht over leer en leven; en niet minder de bewering, dat terwijl vroeger ontfermingloos gehandeld wierd, thans de geest der barmhartigheid ons zou leiden;

5°. het drijven van onordelijkheid in kerkelijke aangelegenheden, alsof onze afwerping van het Synodale juk niet strekte, om alsnu in een van God geordenden Vi'eg te wandelen en ons elk in onze roeping daaraan te onderwerpen, maar te verloopen in de wilkeur der bandeloosheid;

6°. het liefdeloos voorbijzien van de noodzakelijkheid, dat in deze eerste beginselen onzer nieuwe Reformatie, allerlei gebrekkige nog een tijdlang moet geduld en gedragen, en slechts wederzijdsche liefde en ontferming voorkomen kan, dat dit gebrekkige geen vasten voet krijge of veler hart met wanhoop sla en verhittere ;

7°. het eenzijdig nadruk leggen op de formeele zijde der reformatie, zonder dat het wezen der kerk, die door deze reformatie gered moet, tot zijn recht korne, en daardoor het aanzeggen aan den goddelooze dat hij geen vrede kan hebben en aan den rechtvaardige dat het hem wel zal gaan, de zorge voor de zwakken en geestelijk kranken in de gemeente, het uitdrijven van allerlei dwaling, het behoorlijk verzorgen der leeraars, de dienst der Barmhartigheid, der Zending en zoo veel meer op den achtergrond zou geraken;

i'. de miskenning van de geestelijke beteekenis van het Kerkverband en daardoor van de eenheid van het lichaam des Heeren, die zich openbaart in het verzuimen van tucht onder de opzieners en kerken onderling, in het eigenwillig zich niet gedragen naar hetgeen door de kerken overeenkomstig Gods Woord in Classis en Synode besloten is, en in het niet mede dragen der geestelijke en stoffelijke nooden van andere deelen van het lichaam Christi;

en 9°. dat toch vooral moge bestreden worden de schriklijke werking van de zonde, die in velerlei ongereformeerd leven in huis en gezin, in velerlei hoogmoed en onheilige heerschzucht, alle eeuwen door de kerken ontheiligd heeft, en ook onder ons nog zoo telkens te betreuren valt. Biddende daarbij de Synode van haar verheerlijkten Heere en Koning, dat zijn voorbede voor den Troon des Vaders voor zijn kerken waken moge, en dat, waar de oude vijand nimmer aflaat zijn strikken tot verwoesting der kerke Christi uit te zetten, alle geloovigen in den gebede waken en strijden mogen om deze strikken, die ook voor hun voet verborgen en gespannen liggen, te ontdekken en er met Gods hulpe aan te ontkomen, — zijns Verbonds tot eeuwige gedachtenisse en zijn Naam ter eer.

Vraagt men nu, of Ds. Van Lingen door zijn klachtenceel niet mede heeft gewerkt, om de Synodale vergadering te Utrecht tot dit ernstig vermaan te bewegen, zoo aarzelen we geen oogenblik, hierop toestemmend te antwoorden.

Maar hiervan komt niet aan Ds. Van Lingen, maar alleen aan God den Heere de eere toe, die ook hier uit iets kwaads iets goeds deed voortkomen.

En hiermee keeren we terug tot de Hoop, die in haar jongste nummer ons geheel bijvalt, en nu even beslist als v/ij uitspreekt, dat Ds. Van Lingen met op zulk eene wijze in het publiek op te treden, stellig verkeerd deed.

Hiermede willen wij echter niet zeggen, noch hebben wij gezegd, dat Ds. Van Lingen recht, of zelfs met tact en teeder, gehandeld heeft, door zijne grieven openlijk in »Petahja" uit te spreken, en minst van al op de wijze, gelijk hij dit gedaan heeft, voordat hij dezelve voor Classis en Synode heeft gebracht, en daar geen gehoor verkregen had. Daarom schreven wij •"Demoods voor Jan en Alleman, " nl. als het niet anders kan. Beter openlijk op de markt getuigd tegen zonden en gebreken in ons kerkelijk leven, dan daarover gezwegen uit vrees voor schimpscheuten van tegenstanders, die toch ook niet uitblijven. Doch wat anders is het om bezwaren of klachten, die binnenshuis kunnen worden behandeld, zonder noodzaak op de markt te brengen, gelijk Ds. Van Lingen, zeker wel te goeder trouw, maar zonder noodzaak .... gedaan heeft.

' Daar echter de Hoop nog altoos op de rechten eer pers terugkomt, lasschen we hier in wat de Bazuin er van zegt:

Wij zijn het met de Heraut eens, dat Ds. Van Lingen zijne bezwaren voor de Classis hai behooren te brengen. In de Christelijke

Gereformeerde Kerk is dit vaststaand gebruik. De Bazum althans neenrt geene stukken op tegen handelingen van kerkelijke vergaderingen, en zij gelooft, dat dit de rechte weg is en in een gezond en Schriftuurlijk kerkverband ook behoort.

behoort. Eerst als men ter laatsler instantie, d. i. bij de Synode, meent verongelijkt te zijn, dan blijft nog het beroep op Gods Woord, d, i. op God, den hoogsten Rechter, over, en staat het elk vrij te zeggen, dat men zich op Hem beroept.

Doch we doen meer, en willen den regel stellen, waarnaar hier te handelen is, opdat aan Kerk en Pers beide haar recht verbüjve.

De Pers heeft de roeping, om de verschijnselen in het kerkelijk leven gade te slaan; v/at daarin afwijkt van het beginsel des Woords aan te wijzen; de oorzaken van die 'afwijking op te sporen; en de middelen aan de hand te doen om in het betere spoor terug te komen; en zulks niet als klager noch als rechter, maar als medicus.

Hier ligt in opgesloten, dat de Pers ontdekte verkeerdheden één voor één zal behandelen; en ze nimmer aan zal duiden zonder diagnose en medicatie; en altoos op die wijs, dat de lezer voelt, hoe deze geneesheer hist klaagt noch dreigt, maar om bestwil 'maant.

Alle klacht daarentegen hoort bij de kerkelijke vergaderingen; en waar zulk een klacht geuit wordt ten koste van geloovigen en ambtsdragers, behoort zulk een klacht die personen met name aan te wijzen en bewijs te leveren.

En vooral waar zulk een klacht niet bij één klacht blijft, maar tot heel een klachtenceel uitdijt, komt het de eere der kerken te na, deze publiek te maken, alvorens de kerkelijke vergaderingen in de gelegenheid gesteld zijn, om daarop recht te doen.

Hierin zal de Hoop het met ons eens zijn. Kerk en Pers elk heur eigen roeping. Nooit verwarring van beide.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Toen onlangs de Hoop zich aansloot bij

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

De Heraut | 4 Pagina's