GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Stellingen over de Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stellingen over de Zending.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het Zendings-Congres, dat op 29 en 30 Januari door Deputaten der Ned. Geref. kerken naar Amsterdam was saamgeroepen, zijn voor het eerste Referaat (Dr. Kuyper) deze navolgende stellingen verdedigd:

EERSTE GROEP.

1. Alle zending vloeit voort uit de Souvereiniteit Gods; berust op de schepping van den mensch naar Gods beeld; is noodzakelijk om der zonde wil; en ligt gegrond in de belijdenis, dat de Heilige Geest niet alleen van den Vader, maar ook van den Zoon uitgaat.

2. Alle zending door creaturen is slechts afschaduwing, representatie of instrument voor de eenige principieele zending, die van den Zoon door den Vader.

3. De zending der Engelen, wier naam zelf die van boden of zendelingen is, vormt voor wat hun betrekking op ons geslacht aangaat, het hoofddoel van hun bestaan.

4. De zending van Mozes en de Profeten was het plaatsvervangend middel, waarvan de Zoon, vóór zijn Vleeschwording, en benevens de Chiistophauie, zich bediende, om, in de bedeeling der schaduwen, zijn eigen zending te volvoeren.

5. De Vleeschwording was het komen van den Zoon tot deze wereld, om zelf in eigen persoon zijn zending ten uitvoer te brengen, voor wat haar eerste stadium aangaat.

6 De zending der Evangelisten en Apostelen was niet, gelijk die der Profeten, plaatsvervangend, maar instrumenteel in de hand van den Christus, en daarin van alle latere zending onderscheiden, dat ze de oecumenische kerk van alle plaatsen ea tijden gold.

7. De Heilige Schrift als zoodanig is op aarde de duurzame en blijvende openbaring van de zending van den Christus en zijn last aan de wereld.

8. In de plaatselijke kerken oefent de Christus alle eeuwen door zijn zending uit door zijn Dienaren des Woords. Deze zending richt zich tot alle gedoopten, als gedoopten, en derhalve als ingelijfden in het Genadeveibond.

TWEEDE GROEP.

9. Onder Joden, Mahomedanen en Heidenen oefent de Christus zijn zending uit door zijn kerken; zoekt onder hen wie Hem door den Vader in de uilverkiezing gegeven zijn; en doelt daarbij op den Heiligen Doop, om door dien Doop in het Genadeverbond in te lijven.

10. Elke poging der kerken, om de zending van den Christus onder Joden, Mahomedanen en Pleidenen te bevorderen, als dekmantel voor de verwaarloozing van zijn zending onder de gedoopten, is Farizeeuwsch.

11. Alle zending van den Christus brengt een last of bevel, waaraan degene, tot wien deze zending komt, zich onderwerpen moet. Het is het brengen van het Woord van den Koning, door zijn ambassadeur, die Hemzelven representeert.

12 Bedient de Christus zich bij dit volvoeren van zijn zending van menschelijke personen, dan legt Hij op dezen zijn eigen autoriteit, zocdat wie hen verwerpt. Hem verwerpt, en wie hen ontvangt. Hem ontvangt.

13. Zending van Evangelisten onder Joden, Mahomedanen of Heidenen kan daarom, evenmin als de zending voor den Dienst des Woords onder gedoopten, anders dan door de kerk geschieden. Elke andere verkondiging van den Christus onder Joden, Mahomedanen of Heidenen is geen zending, maar staat tot de wezenlijke zending in dezelfde Yi: rbouding als de Oefenaar, die uit eigen aandrift onder de broederen spreekt, tot den Dienaar des Woords.

14. Alle zending van den Christus onder Joden, Mahomedanen of Heidenen strekt om hun eerst de Wet en daarna het Evangelie te brengen.

13. De zending onder de Joden moet niet het maken van een enkelen proseliet bedoe len; iets, waarvoor geen afzonderlijke zending noodig is; maar wel het rabbinistische wezen in zijn hartader aantasten, en daartoe, met degelijke kennis gewapend, op dit netelig terrein den hoogmoed der Joden bestraffen door de Wet, en, eerst waar die hoogmoed gebroken is, de wonde heelen door het EvangeHe.

16. De zending onder de Mahomedanen most zich eveneens niet tot het individueele bepalen; maar zich tegen den Islam als zoodanig keeren. Zij sluite zich daarbij aan, zoo aan het anti-paganistisch streven van den Islam, als aan de ware bestanddeelen, die in zijne belijdenis van Mozes en den Christus nog zijn overgebleven; taste voorts de woekerplant aan, die in de Belijdenis van Mahomed en den Koran over deze goede belijdenis is heengegroeid en haar verstikt heeft; bestraffe in den Muselman zijn vroom ingekleede zinlifkheid; herstelle Wet en Evangelie in hun zuiverheid en volheid; en stelle zoo voor het wezen van den Islam het wezen van de Christelijke Religie in plaats.

17. De zending onder de Heidenen moet zich richten op het vierledig doel: i". om de afgoden omver te werpen; 2". om. de afgodendieriaars tot den Heiligen Doop te brengen, teneinde de Kerk van Christus onder hun volk te openbaren; 3". deze openbaring van de Kerk van Christus in verband te brengen met de Moederkerk; en 4'. om het Heidensche volksleven in Christelijken vorm om te zetten.

DERDE GROEP.

iS. De zending onder de Heidenen en Mahomedanen moet zich, in de prediking van de Wet en van het Evangelie beide, richten naar den bijzonderen aard van het volk, waaronder ze optreedt, vooral naar het gehalte van haar afgoderij; en voorts aan de Belijdenis van den Christus volkomen vrijheid laten, om, zoodra ze tot eigen kerkenformatie leidde, dien eigenaardigen vorm aan te nemen, die bij de bestaanswijze van zulk een volk past.

19. De kerken mogen in het kiezen van heur arbeidsveld niet wilkeurig te werk gaan, maar moeten zich wenden tot die volken, die haar door de omstandigheden zijn aangewezen. Eiken strijd met de zending van andere kerken moeten «ij trachten te mijden. En het wenschelijkst ware, dat alle zendende kerken onderling tot zekere verdeeling van het gemeenschappelijke arbeidsveld geraken mochten.

20. Het recht en de plicht tot zending rust in elke plaatselijke kerk. Om de kleinheid van de kracht der enkele kerken, is saamwerking van meerdere voor dit doel geraden. Deze saamwerking moet gezocht niet door aparte organisatie, maar door het gewone kerkelijk verband, en alzoo aan [de beslissing van de gezamenlijke kerken in haar Synode verblijven.

21. De uit te zenden Dienaren moeten een opleiding ontvangen, die in geen enkel opzicht beneden die van «de Dienaren onder de gedoopten» staat; en hun bovendien volledige kennis verschaft van de afgoderg, den socialen toestand en de taal van het volk waarheen zij zullen gaan.

22. Het is wenschelijk, dat de gezondenen twee aan twee uitgaan.

VIERDE GROEP.

23. Een zendeHng onder Joden of Heidenen bekleedt een ambt niet ongelijk aan dat van den Evangelist, en bedient als zoodanig wel den Heiligen Doop, maar niet het Heilig Avondmaal. Dit kan eerst bediend, nadat er een kerk geformeerd is, en in deze kerk de Dienst des Woords en der Sacramenten is geregeld.

24. Een zendeling, die op een plaats onder de Heidenen eenige belijders van den Christus doopte, een kerk formeerde, en bij deze kerk als Dienaar des Woords optreedt, houdt op zendeling te zijn. De prediking van Wet en Evangelie en de bediening van den HeiHgen Doop onder de nog niet bekeerde inwoners dezer plaats geschiedt daarna niet door hem als zendeling der Moederkerk, maar door de kerk zelve te dier plaatse.

25. Zijn deze nieuw geformeerde kerken nog niet in staat geheel in haar eigen onderhoud te voorzien, dan kunnen de Moederkerken zulke kerken tijdelijk steunen, maar de Dienaar des Woords, die geen zendel.ing meer is, moet niet door de Moederkerk bezoldigd worden.

26. Zendelingen in den eigenlijken zin des woords blijven len laste der zendende kerken,

27. Om de noodzakelijkheid waarin de zendelingen, bij het welslagen van hun pogen, geraken zullen, om aanstonds als Dienaren des Woords in de nieuwe kerken op te kunnen treden, behooren zij vóór hun uilzending onderzocht en beroepbaar gesteld te worden; en behalve deze beroepbaarstelling last, opdracht en volmacht namens de Kerken te ontvangen, om onder een bepaald aan te wijzen volk de Wet en het Evangelie te gaan prediken, door den Heiligen Doop de bekeerden in het Genadeverbond in ie lijven, en de gedoopten tot kerken te vergaderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Stellingen over de Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's