GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Geesink heeft in het Rotterdarasch stedelijk jaarboekje ditmaal weder een bijdrage geleverd, die ons in de eerste tijden der Hervorming verplaatst.

Het gold de terechtstelling van eenige Wederdoopers, die te Rotterdam zou plaats hebben in 1558, en die door de verontwaardiging van het volk gestuit is.

Het hoofdtafereel teekent hij met zijn keurige pen alzoo:

Op dezen dezelfden 28sten Maart 1558 zou dan het vonnis aan de drie mannen worden voltroljken.

Het is ongeveer elf uur in den morgen. Een groote menigte, waaronder veel buitenvolk, want men heeft verzuimd de stadspoorten te sluiten, beweegt zich in de nabijheid van het stadhuis. In een der voorvertrekken zijn Schepenen, Pensionaris en Secretaris gezeten. Op de straat, voor het stadhuis, is een open ruimte, verkregen door twee stangkettingen, waarachter een staketsel van palen en planken, aan weerszijden over de volle breedte van de straat aan te brengen. Midden in deze ruimte staan drie palen, waaraan de gevangenen, alvorens verbrand te worden, moeten gewurgd. Verder bevinden zich op het terrein de Baljuw, de beul, meester Jan van Haarlem met zijn «Substituut», meester Aert, de dienaren van den Procureur-Generaal van Schieland en de stadsdienaren «tot assistentie van van de Justitie ontboden». Dat deze assistentie vrij onvoldoende, is, zal spoedig blijken, en het is dan ook een tweede verzuim, dat de schutters niet onder de wapenen zijn geroepen.

Nadat de Secretaris Matthys Barck den volke het vonnis heeft voorgelezen, wordt van de pui bij klokslag namens Baljuw, Schout, Burgemeesteren en Schepenen bekend gemüakt, dat een ieder zic4i ü'.Sten den ring heeft te houden op verbeurte van zijn opperkleed en dat niemand de Justitie mag hinderen met woorden of werken op poene van lijf en goed.

Nu komt er stilte onder de menigte, want Tan Hendriks wordt uit het stadhuis, waar ook de andere gevangenen zijn, naar buiten geleid. Men voert hem naar den midd-lsten paal, zet een stoeltje onder zijn voeten en doet een koord om zijn hals. Dan draait meester Aert het koord van achteren met een stok stijf om, trekt het stijf om, trekt het stoeltje weg, zoodat de veroordeelde komt te hangen en trekt hem daarop eenige malen aan de beenen .... Alsnu komt, waarschijnlijk om door verstikking een einde aan het lijden te maken, meester Jan met een haverschoof, waarin zich buskruit bevindt. Het kruit wil echter niet branden. Meester Aert, die een kool vuur met een tang in het buskruit moet werpen, mist tot drie, vier malen Het stroo rookt en zengt den ongelukkige het gezicht . . .

Het volk kan zich op het zien van deze marteling niet langer inhouden. «Gij smackt het vuyr qualik.» «Gij doet den man duizend dooden aan!» «Smijt den beul dood!» «Steenigt hem!» zoo roept en krijt de menigte en het blijft niet bijwoorden. Een vrouw trekt haar pantoffel uit en werpt daarmede naar den beul, en dit is voor de omstanders als een sein om met steenen te gaan gooien. Meester Jan begint al het hachelijke van zijn toestand in te zien, staakt zijn werk en vindt, echter niet zonder eenige stooten te hebben opgeloopen, een goed heenkomen in de woning van Jan Sempel (i) genaamd «in den gulden wagen», tegenover het stadhuis. Van dat oogenblik af verandert het tooneel. Terwijl men den half geworgde aan den paal laat hangen, vluchten de gerechtsdienaars met meester Aert voorop en door den Baljuw van der Mersche gevolgd, in het stadhuis. Ook de Schepenen achten zich in het vertrek, vanwaar zij de executie aanschouwen, niet veilig, maar vluchten naar den toren-Schepen Robberts en Secretaris Barck zijn het eerst boven en zien Jan Hendriks nog hangen. Dit duurt echter niet lang, want reeds worden de kettingen los gerukt, planken en palen omvergehaald en wil een jongen het koord, waarmede de gefoherde aan den paal hangt, lossnijden. Als hij aarzelt, komt Claes Diricxsz., Schout van Delfshaven (2), er bij en doet het. Jan Hendriks valt voorover op den grond.

De meeste burgers sluiten hunne huizen. Het tumult neemt toe. Het stadhuis, waar men trachten wil de twee andere gevangenen en de vrouwen te bewaren, wordt met banken, planken en ander houtwerk van binnen zoo goed mogelijk versterkte

Het volk, niet tevreden met de verstoring der executie, wil nu ook de andere gevangenen bevrijden. Onder aanvoering van een kuiper, Claes van Amsterdam, tracht een vijftal mannen met de palen en staken van het staketsel de voordeur van het stadhuis open te loopen. Dit gelukt echter niet, en'nu trekken zij met hun palen door de Gasthuissteeg en beproeven het met de achterdeur. Als daar na lang stooten eindelijk een gat in komt, is Claes van Amsterdam, de eerste die er door kruipt (3), en weldra worde hij door de anderen gevolgd.

De Baljuw, die tot op dat oogenblik met zijn dienaren op de Kamer van Schieland vertoefde, is juist met de twee gevangenen op den toren gevlucht, doch heeft Annetgen, omdat zij, kreupel als zij is, niet kan loopen, daar met Styntgen moeten achterlaten. Zoo worden de twee vrouwen gevonden en door Claes van Amsterdam met zijn vrienden natuurlijk onverwijld naar buiten gebracht. Doch nu moet men ook de twee Antwerpenaren hebben. Terwijl Pieter Jan Proper en anderen zich te goed doen aan een vat bier en wat visch en straks onder aanvoering van Jan Thonisz, en Jan Berkhoutsz., twee Rotterdamsche lijndraaiers de bierkelder van het stadhuis wordt geplunderd, wijst Michiel Michielsz. alias Pot (4) den weg tot den toren. Onder bedreiging van allen te vermoorden en den toren in brand te steken, eischen zij Evert Nauts en Pieter van Eynoven Eenige oogenblikken later zien ook deze gevangenen zich in vrijheid gesteld.

Nog niet voldaan, beginnen de oproermakers nu om den beul en den Baljuw te schreeuwen; doch op het zeggen der dienaren, dat de Heeren en de beul al lang weg zijn, trekken zij af. Behalve de plundering van den bierkelder, het insmijten van eenige glasruiten en het openloopen van de achterdeur, was aan het stadhuis geen schade gedaan.

Inmiddels zaten de Heeren nog ahijd op den toren, een verdieping hooger dan de gerechtsdienaren Hun positie was verre van aangenaam. Onder hen was een stilzwijgen alsof zij in een klooster waren, en hoewel geen hunner dien dag nog veel gebruikt had en het etensuur al lang verstreken was, zou niemand, ook al had hij op den toren een welvoorzlenen disch voor zich gehad, er veel eer aan hebben gedaan, — zoo spot een berichtgever. (5)

Goede en kwade intentiën hebben zich hierbij zeker dooreengemengd. Jan Rap en zijn maat, die overal bij zijn, waar ruiten zijn in te gooien, zal wel hebben meegedaan. Maar er spreekt toch ook een dieper grondtrek uit. Men kon dat martelen van een medemensch om zijn geloof niet langer aanzien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's