GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OLAF D£ NOOR.

XV.

De Volksvergaderiü!? .

Als een loopend vuur ging weldra 't gerucht door heel het land, ja nog verder, van hetgeen bij de Skerry-rotsen was geschied. Overal werd er van gesproken en iedereen was ontsteld over zoo iets ongehoords. De meesten, niet recht wetend wat er gebeurd was, konden niet begrijpen hoe de jonge koning tot zoo iets was gekomen. Doch in veler harten verwekte de wraakneming op de priesters bitteren haat en toorn tegen Olaf en al de zijnen.

Wat de bisschop er van zei, of hij de daad goed-dan wel afkeurde, weten we niet. Zeker is, dat Olaf en zijn vrienden heel goed begrepen, hoe nu de kogel door de kerk was, om zoo te zeggen, en er geen tijd te verliezen viel. Kreeg het Christendom, niet spoedig en alom de overhand, dan zoü het Olaf gaan als eens zijn vader. Hij zou van den troon worden gestooten en een ander er op gaan zitten. Ontevreden lieden die daartoe konden helpen, waren er thans maar al te veel.

Bisschop Sigurd begreep dit ook en tevens hoe 't dan nog wel zeer lang kon duren eer er weder een zoo goede gelegenheid kwam om het Christendom in Noorwegen in te voeren. Hij drong er daarom bij Olaf op aan spoed te maken en deze, die zelf niets liever wilde, zond wederom zijn boden uit. Zij moesten alle bezitters van landgoederen, alle edelen en vrije mannen, oproepen tot een groote vergadering. Deze zou worden gehouden te Mere, de plaats waar een groote en beroemde tempel der goden stond met hun beelden, reusachtig grootj van hout en fraai gesierd, er in.

De bepaalde dag, 't was in 't midden van Mei, brak aan. Reeds vroeg in den morgen zag men van allen kant langs de bergpaden het volk de vlakte naderen, waar de tempel stond. Edelen van hun knapen en dienaren vergezeld, kloeke zeevaarders, die reeds menigen zeetocht hadden gemaakt, krijgslieden gehard in den strijd, allen welgewapend en in hun beste kleeding. Eindelijk was geheel de vlakte vol van mannen; nog telkens kwamen er meer.

In het midden vlak voor den tempel hadden zich Olaf, zijn krijgsoversten en trouwe vrienden gelegerd. Bisschop Sigurd was bij hem, en droeg de kleeding die hem als een leeraar der Christenen deed kennen,

»Er zijn er velen, " sprak Sigurd, de veldheer; »en niet allen vertrouw ik. Ik heb kwade woorden hooren spreken. En vooral vrees ik dien grijzen edelman Yriar, den Ijzerbaard. Hij was steeds een groot vriend der priesters en zal het niet vergeven dat zij ter dood zijn gebracht."

»Vreest niet, o koning, en al gij Christenen, " sprak bisschop Sigard. »Zij kunnen ons niet deren. God zal met ons zijn, en wij zullen overwinnen, "

Tegen den middag klonk het geschal van een bazuin, die allen samenriep. Er was een groote tent opgeslagen, waarop de vlag des konings wapperde. Op die vlag was een raaf afgebeeld. Het volk geloofde dat dit vaandel geweven was op.een enkelen namiddag, door de drie dochters van een koning, die in ouden tijd had geleefd. Ook meende men, dat, als de Noren een overwinning behaalden, de raaf klapwiekte met de vlerken, en ze droef liet hangen als het leger de nederlaag leed.

Vóór de tent, op een verheven plaats, stond koning Olaf, in een blinkende wapenrusting en een koperen helm op het hoofd, van 't welk de lange, goudblonde haarlokken op zijn schouders vielen. Hij droeg een lang en sierlijk zwaard; een knaap die achter hem stond hield 's koning strijdbijl. Allen, die den jongen vorst aanschouwden, zooals hij daar stond, gelijk eertijds koning Saul, »hooger dan al het volk" van gestalte, bewonderden de fiere houding en de schoone gedaante van den jongen vorst.

Aan zijn rechterhand stond bisschop Sigurd in priesterlijke kleeding, het hoofd ontbloot en een kruisbeeld in de hand. Rondom die beiden bevonden zich de trouwe bevelhebbers, edelen en ridders, die met Olaf lief en leed hadden gedeeld. Allen waren wel gewapend. Trouwens er was in heel de vergadering geen man, uitgenomen de bisschop, die niet een zwaard, een dolk of een strijdbijl bij zich droeg. Ongewapend liep een vrij man zelden of nooit.

»Mannen", zoo sprak de koning, »ik heb u hier bijeengeroepen om nieuwe en groote dingen te vernemen."

Allen drongen opeen, ten einde geen woord te verliezen en Olaf ging voort:

»Gij allen weet hoe ik, na veel moeiten en omzwervingen, eindelijk weder den troon mijns vaders heb beklommen. Gij hebt mij met vreugd ontvangen, en uw hulp heeft mij in staat gesteld zonder veel strijd weder in het rijk te komen dat aan mijn vader was ontroofd. Daarvoor zeg ik u allen dank."

Maar er is, terwijl ik in het vreemde land was, nog meer geschied, 't welk ik wil dat gij weten zult, opdat gij moogt oordeelen als wijze mannen en niet meenen dat ik door mijn jonkheid dwaze stappen heb gedaan die later konden rouwen. Hier is bisschop Sigurd, die uit het land der Denen tot ons is gekomen; hij zal u zeggen wat geschied is; hoort naar zijn woorden!''

Nu trad de bisschop vooruit. Er liep een gemompel dat weinig goeds spelde, doch weldra werd het weder stil. Duidelijk en met krachtige stem liet Sigurd zich hooren. Hij deelde mee wat er met Olaf en zijn volgers was geschied ; hoe zij onverwacht en ongedacht hadden vernomen, dat de goden ijdelheid zijn, en alleen de God, die den hemel en de aarde gemaakt heeft, aanbidding en eer waard is. Daarom, zoo sprak de bisschop hebben zij de valsche goden weg geworpen en zich bekeerd tot de levenden God. Krachtig wekte hij nu al 't volk op dat voorbeeld te volgen en zich niet langer te verlaten op hetgeen niet verlossen kan. Hij stelde hun voor wat winst voor tijd en eeuwigheid het hun zoo brengen als zij Christenen werden, en wat schade zoo zij in hun blindheid volharden. Nog dezen dag, zoo sprak de bisschop, kunt gij over uw wel of wee beslissen.

Diepe stilte heerschte een oogenblik toen Sigurd had uitgesproken. Weldra echter ontstond er beweging, en begon een ieder met zijn naaste te spreken. Intusschen waren Olaf en de anderen in de tent gegaan, om straks tot het volk terug te keeren.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juli 1890

De Heraut | 4 Pagina's