GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moslemen en Christendom. V (Slot).

Dat een zoogenaamd neutraal onderwijs, zoo zegt de schrijver met het oog op de Indische toestanden, hier dienstig is, gelooven wij te moeten betwijfelen. Nog minder zal te verwachten zijn van een onderwijs, dat niet geheel vrij is van Islamsche bestanddeel en. Een onderwijs waarbij lees-en leerboeken gebruikt worden, met soeras van den Koran of met andere stukken van Islamitisch zedekundige strekking, en zonder iets uit den Bijbel of een Christelijk zedekundig werk, moet zeer zeker eerder Islamitisch dan iets anders worden genoemd. Zulk onderwijs moet afgekeurd worden. Als de Christenheid de waarheid in zich opgenomen heeft, dat de Islam hoogst nadeelig werkt op al zijn belijders en de wereldorde bedreigt, dan kan die Christenheid ook alleen heil zien in een onderwijs, waardoor de Islamitische beginselen en gedachten uit de harten der leerlingen verbannen, en die harten voor het Christendom en de Christelijke beschaving ontvankelijk worden. Het Islamitisch karakter in den Moslem moet gedood worden; eer kan het Christendom tot hem geen toegang vinden. Doodt ge dat Islamitisch beginsel niet, zoo is al uw arbeid vergeefsch, en ook al uw onderwijs.

Wij zullen niet ontkennen, dat een Islamitisch getint onderwijs eenige ontwikkeling kan geven aan den Moslem, maar die ontwikkeling zal alleen zóó lang waar te nemen zijn, als noodig is om hem die materieele kunde en voordeelen te schenken, die hem in staat zullen stellen aan de Christennatiën met goed gevolg het hoofd te bieden Het niet van Christelijke principes doortrokken onderwijs zal de Moslemsche gemeenschap zonder eenigen twijfel voor de Christenheid en de beschaving nog gevaarlijker maken, dan ze reeds is. Dat de Islam, zoo hij over genoegzame middelen kan beschikken, inderdaad dreigend optreedt, behoeft niet meer aangetoond te worden; de geschiedenis heeft het voldoende bewezen. Welnu, wilt ge langzamerhand aan de Moslemsche gemeenschap de nog ontbrekende middelen verschaffen om haar tegen de Christenheid vijandige gezindheid ten volle te openbaren, geef haar dan een onderwijs, dat vrij van elk spoor van Christendom is en dus, zooals men dat noemt, haar godsdienstige gevoelens niet kwetst, maar verwacht nimmer, dat zulk een onderwijs haar onder den invloed eener betere godsdienstige overtuiging brengen, haar veredelen, haar verheffen zal.

Niemand anders kan daarom het onderwijs beter toevertrouwd worden, dan den missionnair; ook daarop moet men letten bij zijne opleiding. Hoe overigens het onderwijs zal moeten zijn, hangt geheel af van de plaats waar, en het volk waaronder men arbeiden wil. In het algemeen echter kan er van gezegd worden, dat het den grondslag moet vormen, waarop later in alle richtingen kan worden voortgebouwd. Het einddoel moet zijn het geschikt maken niet alleen tot allerlei vakken, maar ook tot allerlei wetenschap.

Hulpmiddel daartoe moet zijn het invoeren eener Europeesche taal naast de inlandsche. Het is echter de vraag of dit wel algemeen kan geschieden. Daarom is het meest rationeele, dat uitgekozen worden diegenen, die tot verschillende vakken of wetenschappen bijzondere voorliefde of aanleg toonen te hebben, en dat men deze personen, nadat zij eerst onder leiding van den missionnair voorloopige kennis, ook van een Europeesche taal, hebben opgedaan, zich verder laat bekwamen — desnoods in Europa. Daarna zullen zij de aangewezen personen zijn, om door het schrijven en vertalen van leerboeken in de taal van hun eigen volk, veelvuldige kennis en wetenschap voor het volk open te stellen.

Indien zóó overal werd gehandeld, zou men betrekkelijk spoedig veel vrucht kunnen oogsten. En mochten de kosten in den aanvang al grooter zijn dan men ze raamde, het geheele werk zou op den langen duur blijken minder geldelijke offers te vorderen, dan wannner men, eene slechte methode volgende, tot in het oneindige blijft arbeiden, schatten uitgevende zonder merkbaar resultaat.

De kerstening en beschaving, zoo zegt hij ten slotte, van de diepgevallen Moslemsche wereld is een grootsch werk, en dient ook grootsch te worden aangevangen, en krachtig doorgezet. Eén van zin zou de Christenheid in de toekomst groote dingen kunnen doen. Thans wordt er ook wel veel gedaan, maar door verdeeldheid wordt het werk versnipperd. En dientengevolge heeft tot heden het Christendom nog bijna geen ingang bij de Moslemen gevonden.

Hiermede stappen we af van dit hoogst gewichtig onderwerp, dat we zeer der aandacht bevelen van allen, wien de verbreiding des Christendoms in onze Oost ter harte gaat en die in of voor de Zending aldaar arbeiden.

Het betoog hier geleverd en waaraan we niet meer mochten ontleenen (men leze het stuk zelf, uitgegeven bij E. J. Bril te Leiden), munt uit door duidelijkheid en zaakkennis. De zaakkundige schrijver neemt beslist een standpunt in en blijft er op staan.

Merkwaardig zijn deze woorden :

Indien door een niet-Islamsch bestuur den Moslem volkomen vrijheid gelaten wordt om zijn godsdienst te verbreiden, dan moet zeer zeker diezelfde vrijheid ook gegeven worden aan den Christenmissionnair; anders bevoorrecht men feitelijk den Islam zeer verre boven het Christendom. Bij de beslissing over het al of niet toelaten van een Christenmissionnair onder Moslemen, steeds in de eerste plaats de vraag op den voorgrond te stellen, of pogingen om de 'Christelijke leer onder de inheemsche Moslemsche bevolking te verbreiden, niet gevaarlijk zouden kunnen zijn voor de rust en orde onder die bevolking, teekent éen te groote vrees voor of aanmoediging van den Islam; en ditzelfde is het geval, bijaldien een Christenmissionnair wordt aangezegd, dat hij alleen onder niet-Moslemen werkzaam mag zijn. Zulk een vrees voor den Islam is vooral ongemotiveerd in landen, waar het Islamisme én nog niet algemeen beleden wordt, én bij de overgroote meerderheid der Moslemen zeer sterk vermengd is met het oude volksgeloof, zoodat dit soms den Islam als het ware verdrongen schijnt te hebben.

Het ligt verder in den aard der zaak, omdat het Christendom tot liefde en vrede leidt, dat, zoo er ongeregeldheden ontstaan, deze nooit aangevangen worden door de Christenbevolking, maar altijd door Mohammedaansche priesters, óf — en dit is de regel — door hadji's en Arabieren worden veroorzaakt, die in eene verbreiding van het Christendom niets anders kunnen zien dan een ondermijnen van hun invloed.

Men merke nog op, dat, als de Moslemsche gemeenschap de toelating van missionnairs in haar midden niet duldt, en als tengevolge daarvan dien Christenmissionnairs wordt aangezegd dat zij alleen onder niet-Moslemen arbeiden mogen, het ook zekerlijk den Moslem niet mag vrijstaan, zijn geloof onder niet-Moslemen te verbreiden. Het gaat toch waarlijk niet aan, om er in te berusten dat de Moslemsche gemeenschap geen inwerking van andere godsdiensten verdraagt en tevens haar te vergunnen, op die andere godsdiensten wél haar invloed uit te oefenen.

Men is tot nu toe al te inschikkelijk geweest voor den Islam. Men heeft zelfs geduld dat hij der inlandsche bevolking die er afkeerig van was, den Battahs o. a., opgedrongen werd.

En niet minder het slotwoord:

Indien een Christenstaat, uit welken hoofde ook, een superieur recht heeft verkregen over een geheel of gedeeltelijk Islamsch volk, dan rust vanzelf op dien staat de plicht, dat volk te beschaven en te ontwikkelen, en de inlandsche maatschappij zoodanig te vervormen dat de Christelijke beschaving van haar niets te vreezen en veel te hopen heeft. Een bestuur dat dien imperatieven plicht ontwijkt, een gezag dat geen hoogere aspiratiën heeft dan het eene, volk ten voordeele van het andere te onderdrukken, mist recht van bestaan en kan niet duurzaam zijn. Eerlijk, rechtvaardig, zedelijk, vrij van exploitatiezucht zij het bestuur; dan is het krachtig. Handelbaar is en blijft het volk dat rechtvaardig wordt geregeerd. De rechtvaardigheid voorkomt verzet en kweekt gewilligheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's

Zending.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 augustus 1890

De Heraut | 2 Pagina's