GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

John Wesly.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Wesly.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aau Spurgaon's nagedachteois.

III.

De beide jongeheden verzamelden een kring van gelijkdenkende jongelingen om zich heen, teneinde gezamenlijk werken van liefdadigheid te verrichten, en elkander tot wederzijdsche stichting en opbouwing, te onderwijzen. Tot dezen kiing, waarvan John en Charles Wesley de kern uitmaakten, behoorde onder anderen James Harvey, wiens ^Overdenkingen" éénmaal in een ieders handen waren. Benjamin Gambold, de dichter en mysticus, die de beste schets heeft nagelaten van Wesley's arbeid in deze club »the Godlyclub", hel Genootschap der Vromen genaamd; Benjamin Ingham, Morgan, een type van een askeet, en meer anderen, wier namen een goeden klank hebben gehad en behouden. Merkwaardig is het, dat geen van deze jonge mannen Wesley heeft gevolgd in de veranderingen, die hij later onderging. Dit clubje oefende zich in de strengste tucht, en legde den grootsten eenvoud in kleeding en uitspanning aan den dag. Alle voorgeschreven vastendagen werden door hen strikt in acht genomen; trouw volgden zij alle canonieke regelen en voorschriften. Telken avond vereenigden zij zich met elkander in den gebede, en dan vertelden zij elkander hun arbeid van den dag. Enkelen hadden hosphalen, anderen gevangenissen bezocht, of hadden huisbezoek verricht bij armen en gebrekkigen, weer anderen hadden met hunne medestudenten ernstige besprekingen gehouden, of waren onledig geweest met het geven van godsdienstonderwijs. Allen hadden in den geest huns Goddclijken Voorgangers gearbeid in den wijngaard des Heeren. Hun leven was een aaneenschakeling van ernstige protesten, tegen den geest van regelloosheid en losbandigheid, die in het achttiende eeuwsche Oxford heerschte. Zij haalden zich dan ook den spot op den hals van een ieder, die in hunne gedragingen, een stilzwijgend verwijt zag over eigen tekortkomingen. Onder de vele bij-en scheldnamen, die hun werden gegeven verdrong die van Methodisten alle andere.

Van dit Genootschap nu was John Wesley de ziel en het leven evenals hij de spil was, waarom de geheele op touw gezette beweging draaide. En voor hem zelf heeft dit gedeelte van zijn loopbaan eene onschatbare waarde gehad. In de eerste plaats vormde het zyn karakter. Hij streed met alle kracht, die in hem was tegen de zonden; hij zocht elke mogelijke gelegenheid, om wel te doen; hij vastte en ontzegde zich zelf dikwijls het noodige, opdat hij de middelen zijner Christelijke liefdadigheid zou kunnen uitbreiden.

Tc gelijkertijd legde deze periode van zelfbeschouwing en zelfbeproeving, van geestesbeschaving en stille vroomheid, in zijn ziel een bedding van vruchtbaarheid, zoo groot, dat hij tot aan den dag van zijn verscheiden, kon putten uit den voorraad, dien hij in dien tijd verzamelde. Hij dacht dan ook ahijd met een gevoel van teedere dankbaarheid en weemoed aan dezen tijd terug. In 1772 schrijft hij aan zijn broeder: »Hoe dikwerf roep ik uit: Vitae me redde priori, o, geef mij aan mijn vroeger léven terug! Laat mij nogmaals een Oxfordsch Methodist zijn! Dikwerf sta ik in twijfel, of het voor mij niet het best zou zijn, al mijne Oxfordsche levensregelen, groot en klein, weer op te vatten! Toen wandelde ik in God, en besteedde mijn tijd. Doch wat heb ik nu deze laatste dertig jaren gedaan of tot stand gebracht? "

In 1735 stierf zyn vader. Indien John om diens plaats had willen vragen, dan zou hij ze hoogstwaarschijnlijk gekregen hebben. Doch in weerwil van het verzoek zijns vaders, hem op diens sterfbed gedaan, solliciteerde hij niet. Het gewicht van dit besluit is onberekenbaar groot. Ware hij rector van Epworth geworden, dan was hij bijna zeker, nooit de grondlegger geweest van het Methodisme. Het is zeer wel inogelijk, dat dt oplossing van de familieband, die het gevolg was van zijns vaders dood, het verlangen in hem deed rijpen, een verlangen, dat zijn grond vond in de loopbaan vanBrainerd, om de Indianen te gaan bekeeren. Hij besloot met zijn zendingswerk een begin te maken, in de pas gestichte kolonie van Georgia. In October 1735 toog hij daarhenen. Helaas, zijn tocht begon in dwaling en eindigde in teleurstelling. Na een afwezigheid van ruim twee jaren keerde hij in 1738. in het vroege voorjaar in Londen terug. De zwaarmoedige aanteekening, die hij bij dien dag in zijn dagboek plaatste: »Wee mij, ik ging naar Amerika om , de Indianen te bekeeren, en ziet ik zelf was niet bekeerd!" wordt dikwijls aangehaald. Vertroostend echter is het, hier aan te stippen, dat hij in zijne eigene uitgave zijner werken in 1771, hieraan de volgende noot toevoegde: »Ik ben hiervan toch niet volkomen zeker." Jammerj dat uit latere editiën, deze noot die toch zijne gerijpte meening bevat, steeds is weggelaten. De indirecte resultaten van zijn mislukten

zendinsgtochl waren voor Wesley zelf van groot gewicht. Hij had gedurende zijn reis aan boord van de bark Simmonds, een gezelschap Moravische broeders aangetroffen, die zich onder de passagiers bevonden. Wesley was diep getroffen en geroerd, over hun kalm vertrouwen op den Hoogen, bij de hevige stormen, die hun hulkje had te verduren, en door hun vast geloof in het innerlijke getuigenis, dat de mensch zegt, of hij den Christus kent, of niet. Hij begon de smartelijke moeilijkheden, die de godsdienst hem kostte, te vergelijken, met den vrede en de rust, die door deze Duitschers waren behaald. Onmiddellijk na zijn terugkomst uit Georgia, maakte Wesley kennis met Peter Böhler, een der voorgangers van de Moravische Broederschap. Door dezen Duitschen leermeester werd Wesley langzamerhand overtuigd, dat hij, zoolang hij niet eene verandering in zijn gemoed bespeurde, door Christus bewerking; zoolang hij niet verzekerd was, dat zijn zonden van hem

waren weggenomen; zoolang hij niet gevoelde, dat hij zeker was van zijn eigen genade, hij nog geen geloof had, en niet beter was dan een heiden of een ongeloovige. In Mei 1738 kwam Wesley overeen met een aantal vrienden en bekenden, die allen sterk waren geïnfluenceerd door de Moravische leer, om iederen Woensdagavond bijeen te komen, gezamenlijk godsdienstige onderwerpen te bespreken, psalmen te zingen en te bidden. Bij gelegenheid van een dezer bijeenkomsten werd Wesley, zooals hij het noemde, bekeerd. Zelf heeft hij de verandering beschreven die hij onderging, Doch op lateren leeftijd heeft hij gezegd en toegestemd, dat de bewoordingen, waarin hij zijn vorigen toestand, zoowel als zijn nieuwe gevoelens had geschilderd, overdreven waren. Terwijl hij zat te luisteren naar de voorlezing van »Luther's Voorrede tot den Brief aan de Romeinen/' kreeg hij een eigenaardig »warm gevoel" om het hart, tegelijk met een krachtig bewustzijn van vertrouwen op den Christus, en de zekerheid, zooals hij zelf schrijft: »Dat Hij mijne zonden van mij had genomen, en mij gered had van de wet van zonde en dood."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

John Wesly.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's