GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De straf, die ons den brede aanbrengt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De straf, die ons den brede aanbrengt.”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar , hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Jesaia 53 : 5.

Nu de Lijdensweken, en de Goede Vrijdag, en Paschen weer achter den rug liggen, komt vanzelf de onderzoeking des Geestes tot u met de vraag, of de vrucht van Golgotha ook gesmaakt werd door uw eigen ziel. v

De apostelen komen van Golgotha terug met de heerlijke, klare betuiging: »'vVij weten dat we overgegaan zijn uit den Dood in liet Leven." z v o

«Wij dan, " roept de apostel van Tarsen uit, sgerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus."

Ja zelfs de profeet uit oude dagen, die het Kruis nog slechts in de schaduw van het visioen kon begluren, zong reeds eeuwen vóór dat Kruis werd opgericht: »0m onze overtredingen is hij yerwond; om onze ongerechtigheden is hij verbrijzeld; op hem was de straf, die ons den vrede aanbrengt; en door zijn striemen is ons genezing geworden."

Uit deze taal van profeten en apostelen spreekt dus niet alleen dè bewondering der liefde voor den Man van smarte; vangt ge niet enkel de belijdenis op, dat men in Jezus' verrijzenis gelooft; ja, zelfs het blijft in hun woord niet bij dank en bij aanbidding voor wat uw Goei en Middelaar voor de redding van Gods uitverkorenen volbracht heeft ; neen, wat, ze u in de taal hunner ji'errukking toeroepen en uitroepen, of heel de wereld het hooren mocht, is ook, is bovenal, dat ze van Golgotha de kracht gesmaakt hebben, en van het ééne en eenige Kruis genoten hebben, en nog genieten^ de zalige, de ziel genezende vr^tcht.

Golgotha is geen tragedie opdat de ziel met den lijder meêweene.

Wat op den kruisheuvel doorworsteld is, was geen vertooning, die u vertoond wordt, om beurtelings gevoelens van toorn en van bewondering in u te wekken.

Het geopend graf is niet de verrassende oplossing van een verwikkeld probleem, dat schijnbaar zonder uitweg bleef.

Niets van dit alles.

Veeleer wordt door al zidke bijvalsbetuiging voor het schoon van Golgotha de ernst en het kruis en de majesteit van uw Heiland beleedigd.

Op Golgotha was het alles volle iverkeiijkheid. Wat daar geschiedde, was het volle neerkomen van den toorn Gods op hem, die de zonde der wereld wezenlijk droeg.

' Het Lam Gods werd daar verbrijzeld.

De verzenen werden er aan den Zoon des menschen vermorzeld, en de kop van de oude slang ingetreden.

Het is straf., straf in den volsten, meest rechten zin van het woord, die hier van Godswege, door het instrument van menschen, werd uitgeoefend.

En dit alles geschiedde, opdat de uitverkoren zondaar gered., opdat de kinderen der opstanding zouden genezen worden.

Er werd met een niets toegevende gerechtigheid gestraft., maar opdat, dank zij die straf, ons de vrede zou worden aangebracht.

En daarom, als ge van Golgotha terugkeert, dan legt de onderzoeking des Geestes ook u de vraag voor: »Is die genezing door zijn striemen ook uw deel geworden, en is ook uwer de taal des roemens: »De straf, die mij den vrede aanbracht, was op hem}" m

Laat ons toch geen spel met het heiligste drijven.

Als bij heftigen brand, die uitsloeg, het bang gerucht door de menigte loopt, dat nog een kranke vrouw daarboven in een achtervertrek hulpeloos neerligt, en een man van moed dringt de vlammen door, de trap op, om haar te redden; en die man keert na een oogenblik van doodedeiijke spanning terug; dan is de eerste vraag op aller lippen, niet of hij een schoonen sprong deed en moedig den gloed des vuurs trotseerde, maar dan is de eerste vraag van aller zoekend oog, of hij er zelf het leven afbracht, en oidie iiranke vrouw gered is.

Als een kind in den stroom viel, en onder de wateren wegzonk, en, na veler aarzelen, en doelloos toesteken van allerlei redmiddelen, komt er eindelijk een die niet aarzelt, maar zijn opperkleed afwerpt, in het water springt en onderduikt, dan_ is het, als hij straks weer uit de diepte opkomt, niet de eerste vraag, of zijn duiken en_ zwemmen naar de juiste regelen der kunst' was, en of zijn moed geen lof verdient, maar wel of hij, met zijn rechterarm zich uit het •water opwerkend, in zijn linkerarm het haast verdronken kind Iioudt.

Zelfs bij een kranke, die tot stikkens toe benauwd, zóó zóó den adem dreigt uit te blazen, en op wien de chirurg een gevaarlijke operatie beproeft, zou het tegen uw menschelijke natuur, en tegen den eisch van uw menschelijk hart ingaan, als, bij het uit de hand leggen van het mes, de eerste vraag was, of de kuristbewerking niet zeldzaam vaardig verricht was, en niet een ieder, ook de chirurg zelf, begon met aan den kranke te denken, of hem genezing was aangebracht, of hij weer ademen kon, weer lucht had, _ en of blijde vreugde de uitdrukking van stikkingsangst en doodsbenauwdheid in zijn gezwollen oog had vervangen.

Wie bij zulk een brand, bij zulk een kind dat dreigde te verdrinken, bij zulk een kranke, die bijna gestikt was, eerst aan andere gevoelens, aan andere gewaarwordingen plaats kon geven, en niet allereerst vroeg, oï de redding gelukt was, oï ex MXX den doodnsAX het leven was teruggehaald, zou geen man van ernst zijn, maar met het aangrijpendste in ons menschelijk leven spelen.

Ge zoudt hem verachten.

Maar bega dan ook zelf zoo booze zonde niet, als het Lam Gods voor de zonde der wereld sterft.

Begrijp, dat het, zoo ergens dan hier, om leven uit den dood gaat. Om genezing van wie verkwijnen, om redding van wie sterven zou.

En als ge belijdt, dat hier ja waarlijk toorne Gods gevoeld, en gerechtige straf gedragen is, blijf dan aan dien toorn, blijf bij die straf niet hangen, maar vraag eerst, vraag het meest, vraag het zieldoordringendst, of door die straf waarlij k het doel bereikt, de vrede aangebracht is, de vrede ook voor u.

Men versta ons wel.

Geen oogenblik komt het in ons op, ook maar te vermoeden, dat Golgotha zonder vrucht zou geweest zijn; en evenmin ligt het in onze bedoeling, de vrucht van Golgotha afhankelijk te stellen van uw inzicht, uw gevoel, uw geestelijke bevinding en ervaring.

Onze Heiland wist het wel, toen hij wegstierf in den eeuwigen dood, wie hem van den Vader gegeven waren. Hij kent al de zijnen. De heirscharc zijner verlosten schitterde van de ure zijner roeping als Middelaar voor zijn oog. Godslieve uitverkoreaen zijn hem niet vreemd, en al Gods kinderen zijn hem broeders der aanneming.

Van onzekerheid mag hier dus geen oogenblik sprake zijn, want die God te voren gekend heeft, die heeft Hij van te voren verordineerd, den bedde zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat hij de eerstgeborene zij onder vele broederen.

Ook willen we wel aannemen, dat het getal van Gods uitverkorenen io de ééne eeuw nie. zoo merkelijk veel van dia in een vorige eeuw verschilt, zoodat het ook nu wel zijn zal als in Eiia's dagen, dat gij soms denkt: Ik hen alleen overgelaten., en dat uw God er toch nog zeven duizend heelt, die de knie voor Baiil niet gebogen hebben.

o. Het werk zijner zegenende en reddende genade reikt zooveel verder dan uw geestelijke kortzichtigheid, en niets zal u in de eeuwigheid meer verbazen, dan de grootheid van het werk der verlossing, dat gij u vaak zoo klein en zoo eng en zoo beperkt hebt gedacht.

Ge zult ze dan zien, en ge zult met hen jubelen, en ge zult ze met de liefde Christi eeuwiglijk minnen, die s duizend maal tienduizenden, de duizenden vermenigvuldigd" van de uitverkorenen uws Gods.

Daar doen we dus niets af. Gods glorie in het werk zijner eeuwige ontfermingen gaat alle afmeting van onze kleingeestige berekening zeer verre te boven.

Maar dit is niet genoeg.

Niet eerst in de eeuwigheid moet de vrucht gezien, gekend en genoten worden; maar ook reeds hier op aarde moet de dankbre juichkreet van de verlosten des Heeren te beluisteren zijn.

Niet eerst onder de gezaligden, maar ook hier onder de verlosten, heeft Hij uit den mond van kinderen en volwassenen zich lof bereid.

Dat er »vrede" is aangebracht, vrede door het bloed des kruises, moet niet maar beleden, maar öok met zalige persoonlijke ervaring den menschen betuigd, Gode dankzeggend toegezongen, en voor de eigen ziel als bron van moed en veerkracht bekend worden.

Zoo nu was het eens in de dagen onzer vaderen, en zóó weer moet het onder ons woiden, zoo de kracht der toekomende eeuw ons zegenen zal.

Toen was er hooge moed, niet enkel om voor de verkiezing te strijden, maar ook om in nederigen stillen dank er voor uit te komen: » Ook ik ben van mijn zaligheid verzekerd, ook ik ben gerekend onder de uitverkorenen van mijn God".

Dat vond men toen geen aanmatiging, en geen durven van wat men niet durven mocht, maar eenvoudig een uitkomen voor de waarheid en een uitkomen voor wat God gedaan had aan zijn ziel.

Zeker, ook toen is er gewaarschuwd tegen een ingebeelde genade, en is wie onteeder en uitwendig hierin verkeerde, door de predikatie en in de gemeenschap der heiligen, terecht gezet.

Maar als er eenvoud blonk, en ernst uit den toon, en teederheid uit den blik van het oog sprak, dan drong men in die schoone jaren, de betuiging van zijn iemands uitverkiezing en de belijdenis van zijn zaligheid niet terug, maar lokte die veeleer uit.

Men bemoedigde elkander er toe, en wekte er de broederen toe op, juist omdat uitverkoren te zijn gtlijk stond met een zoo geheel wegwerpen van zichzelven, dat er zelfs tot in den diepsten wortel, nog eer we geboren waren, niets, niets te bespeuren viel, en niets, niets te roemen was, dan de uitverkiezende genade onzes Gods.

De zielen van Gods uitverkorenen waren toentertijd niet zoo foegéSchroefd benauwd, dat ze niet ademen noch spreken dorsten.

Integendeel, ze roemderi vrijuit, en jubelden in zalige dankzegging: sUit den dood in het leven overgegaan", de straf die op hem was, heeft ons, heeft u, heeft mij den vrede aangebracht."

En daardoor kwamen ze uit hun banden, daardoor kwamen ze uit hun zonden uit, daardoor werden ze tot hun God verheerlijkend ijveren voor de zake huns Gods bekwaamd.

En nu wane niemand, dat dit ook onder ons als met een tooverslag weer zoo worden kan.

Dat hangt aan de tijden, die in Gods hand zijn. Dat hangt aan de geesten die rondwaren. Dat hangt aan den geestelijken dampkring, die tijdelijk de overhand heeft.

Toen rookte de brandstapel. Fel woedde de vervolging. Het stormde in Gods kerk zooak vroeger nooit hier te lande. En juist die alles voor fzich uitdrijvende stormwind heeft toen de geestelijke atmosfeer gezuiverd, de zoele zwoelheid weggenomen, en Gods uitverkorenen frisscher en dieper doen ademhalen.

Vandaar dat ze in de kracht huns Gods toen zoo groote dingen hebben bestaan.

En natuurlijk zulke tijden toovert ge niet terug. Het lied van Mozes aan de Schelfzee kon uit Salomo's hart in de dagen zijner ruste niet opklimmen.

Maar wat wel_, kan, enJ; , 'wel'Jmoet, is, dat heel Gods kerke, en dat ook gij in uw kring, ja persoonlijk in uw eigen ziel, meer overbuigt naar wat de veel heerlijker toestand was in die schoone dagen, dan dat] ge uw niet verpesten laat door de giftige gassen die opstijgen uit het stitetaand moeras.

Niet bij ons, maar bij de vaderen ligt de geestelijke maatstaf.

Niet onze-matheid en slapheid eri moedeloosheid, maar Gods genade, die zich in hun veerkracht, in hun bezielden ijver, in hun gespannen moed verheerlijkte, moet ook onder ons. den X toon aangeven.

Niet van hen steeds^verder af te dolen, maar naar hun veel rijker, veel hooger, veel bezielder geestelijk leven terug te keeren, moet het ideaal zijn dat u wenken blijft.

En opdat dit zoo zijn kunne, moet ook gij, als zij, tot op Gods eeuwige verkiezing durven doorzinken.

Door zijn striemen is ons, is ook/«^7 genezing geworden.

De straf die ook mij den vrede aaiibracht, was op hem!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„De straf, die ons den brede aanbrengt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's