GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XL

Is de Dienst des Woords eeuw in eeuw uit niets dan repetitie, eentonige herhaling van altoos hetzelfde, in alle diensten, voor alle kerken der aarde?

Stellig niet.

Wel is er ook in den Dienst des Woords een onveranderlijke inhoudskern, blijft het in den grond der zaak één last, één boodschap, ééne verkondiging die rusteloos, als met een stemme veler wateren, tot 's Heeren volk uitgaat, maar de Dienst des Woords is nog allerminst voleind, zoo maar die last, die boodschap is oververteld en nagezegd.

Integendeel, het bloote nazeggen, het pure oververtellen, het loutere opzeggen van die boodschap heeft met den eigenlijken Dienst des Woords schijn noch^schaduw gemeen; en we zullen u zeggen, waarom niet.

Wie een ander toespreken zal, met het doel dat hij 't versta en de zaak er bij hem inga, in hem kleve, en haar werking in zijn geest doe, moet de zaak zóó inkleeden en zóó voorstellen, dat de persoon, dien hij toespreekt, er bij kunne, het vatte, en het zich eigen kunne maken.

Ge geniet in uw Psalmen.

Goed, maar als ik nu niets deed, dan u dien Psalm in het oorspronkelijke Hebreeuwsch voordreunen, zoudt gij er niets hoegenaamd aan hebben. Opdat gij het zoudt kunnen verstaan, moet die Psalm overgezet in uw taal.

Doch hiermee zijt ge er nog niet.

Die Psalm is gezongen voor eeuwen, in een u vreemd land, onder u vreemde omstandigheden, en bespreekt plaatsen en personen, die niet meer zijn.

Zult ge dus in uw land, in uw levensdagen, te midden van uw omstandigheden, voor uw persoon, dezelfde genieting van dien Psalm hebben, die Davids tijdgenoot er van had, dan moet gij in den toenmaligen tijd worden ingeleid, dan moet er een vergelijking tusschen toen en nu gemaakt; dan moeten de namen van toen voor u symbolische namen worden, die u terstond doen denken aan hetgeen thans in en om u is; en op zulk een wijs moet het u mogelijk worden gemaakt, om in dien Psalm uw één zijn te gevoelen met al de vromen uit de dagen van Israels grooten koning.

Ja, eigenlijk komt er nog iets bij, '

David zong dien Psalm bij de harp.

Het was poëzie, en die poëzie dreef op een zee van melodieuse tonen, en of ik u dus al dien Psalm vertaal en toelicht, en uitleg, dat brengt er u nog niet.

Ook baat het niet of ik al een harp haal, ." en nu dat proza voorzeg.

Neen, die Psalm moet uit dicht in dicht overgebracht. Ook in uw taal moet die Psalm poëzie worden. En dat dicht moet op zangmaat gezet. En dat aldus gezette dicht moet gij zelf met anderen zingen kunnen, en uw zang moet daarbij begeleid door wat voor u het gewijde instrument der tonen is, door uw orgel.

Dan komt ge er, maar ook dan eerst.

En de zeldzaam rijke genieting, die het zingen onder Gods volk van zulk eenharplied Davids geeft, wordt eerst dan genoten, zoo wie zingt in den Psouter van der jeugd af thuis is; de eigen termen er van verstaat; ze weet over te brengen op eigen toestanden; en nu in schoon dicht en bij goed orgelspel, uit volle borst zingt in onze lage landen, gelijk David eens bij het »klein gebergte" zong.

Zoo voorgesteld begrijpt ieder dit, en stemt ieder dit toe.

Nu wane men slechts niet, dat dit alleen van een Psalm geldt. Het gaat evenzoo door bij elke poging, om iets uit onze denkwereld, of uit een hoogere denkwereld, in de denkwereld van wie aan onze zorgen zijn toevertrouwd, over te brengen.

Neem maar het zeer eenvoudige voorbeeld van een moeder, die haar kindeke bidden gaat leeren.

Zoo'n klein wicht, dat nog voorover valt als het op zijn knietjes wil gaan liggen, en nog tobt om bij het vouwen van de handjes de tien vingertjes door een te kruisen.

Wat zult ge nu als moeder bij zulk een wicht doen?

Zult ge zoo'n klein lief ding, dat pas meestamelt, het Onze Vader voorzeggen?

Maar dat zou immers geheel buiten uw lieveling omgaan. Wat weet uw kleine schat van een Naam des Heeren, van zijn koninkrijk, van schuldvergeving, van den Booze, van de verzoeking, en zooveel meer?

Ge moet dus wel, om het bidden van uw kindeke tot bidden te maken, het zoo omzetten, het zoo overgieten, het zoo vertolken, het zoo omsmelten, dat het voor uzelf schier geen bidden meer zijn zou, maar uist daardoor voor uw lieveling de eerste aanleiding tot bidden wordt.

Of, om het kort te zeggen, alle onderwijs, alle onderricht, alle opvoeding die ten doel heeft, om een nog minder wetende in een wereld van meer wetenden op te nemen, is immers altijd verplicht om dienzelfden regel te volgen?

Er moet vertolking, er moet overzetting, er moet omzetting, er moet omgieting plaats ebben in dien vOrm en in die denkwijze n in die wijze van uiting, die bij den miner wetende past.

Kan het nu anders, of deze regel moet ok bij het Woord Gods doorgaan, en verrijgt nietjuist hierdoor de Z'/V^^/fiJrj Woords en geheel ander karakter dan het bloot og eens voorzeggen van wat reeds eeuw n eeuw uit op gelijke wijze voorgezegd was? Thans uit het vele, zeer vele dat hier nzit slechts een enkel punt, maar tevens et hoofdpunt, waarop het bij den Dienst es Woords vóór alle dingen aankomt.

God, onze Vader, heeft ons in zijn barmartigheid genadiglijk zijn heilig Woord verend, en in dat Woord, den rijksten schat, ien' wij op onze pelgrimsreize door dit ven naar de poorte der eeuwigheid kunen meedragen.

Maar toen dat Woord er, als vrucht van de Openbaring die voorafging, nu eindelijk was, heeft God de Heerc dat Woord niet aan zich zelf overgelaten, opdat het zijn eigen weg zou vinden.

Neen, toen heeft de Heere voor dat Woord een Dienst ingesteld. Een afzonderlijken, opzettelijken Dienst. Een Dienst die aan dat Woord besteed en toegewijd zou worden. Een Dienst wel voor den Heere, en door menschen, maar bij het Woord en om het Woord. Alzoo een Dienst waarvan het effect zou zijn, dat het Woord dan nu ook bediend was.

Bediettd hier in den zin van toegediend.

Want het wordt bediend door menschen en aan menschen, en dan eerst grijpt er metterdaad dienst of bediening van het Woord plaats, als het aan een bepaalden kring van menschelijke personen zoo toegediend is, dat deze het alsnu bezitten en gesleten, er door beheerscht en geleid, door verkwikt en getroost worden, en er een licht in bezitten, dat hen beschijnt op het pad huns levens.

Gods bestel eindigt dus niet met ons de Heilige Schriftuur te geven, maar Hij heeft ook een Dienst ingesteld, om dat Woord al de eeuwen door aan menschen te laten bedienen.

Bleven nu die menschelijke personen aldoor dezelfde, levende in gelijke omstandigheden, blootstaande aan dezelfde gevaren, gebukt onder hetzelfde lijden, en staande op dezelfde hoogte van persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling, dan natuurlijk zou de bediening van het Woord aan deze precies eendere menschen, ook alle eeuwen door precies dezelfde moeten zijn.

Maar dit is nu juist niet het geval.

Reeds in de dagen der apostelen liepen deze personen heel wat uiteen. Anders waren de Joodsche Christenen, anders de Christenen uit de heidenen. Anders de menschen uit de groote koopstad Corinthe, en anders in de weeldestad Rome. Anders de slaven en anders de vrijen. Jongen en ouden, vrijen en dienstbaren, i. e. w, allen verschilden. En vandaar dat de bediening van het Woord reeds destijds een zoo onderscheiden karakter droeg.

Maar hierbij bleef het verschil niet.

Immers, sinds de dagen der apostelen heeft de wereld niet stilgestaan. Er is allerlei strijd en gistifig geweest. De wereld van het denken is allengs een heel andere geworden. Geheel andere tegenstellingen hebben zich gevormd. De verhouding van menschen en menschen nam een geheel ander karakter aan. We leven in andere landen, in een andere hemelstreek, in andere toestanden, met andere beklemdheden en verzuchtingen, en ook met andere idealen die ons bezielen.

Er is alzoo gestadige verandering geweest, rustelooze wijziging, altoos voortgaande verandering in den menschelijken kring, aan wien het Woord bediend moet worden.

Wel altoos hetzelfde Evangelie der behoudenis, en dezelfde Raad Gods ter zaliging van zijn uitverkorenen, maar datzelfde Woord, datzelfde Evangelie, diezelfde Raad Gods, in betrekking tot en met toepassing op een ander soort menschen in geheel andere gelegenheden, en met geheel andere behoeften.

Was nu het Woord van God geen eeuwig Woord voor al de uitverkorenen, dan zou die gestadige verandering het Wooïd ten slotte onbruikbaar hebben gemaakt, gelijk andere boeken uit oude tijden, door dat verloopen der historie, dan ook van lieverlee onbruikbaar wierden.

Maar hier schuilt. nu juist de eeuwige kracht van het Woord, dat het nimmer veroudert, dat het altoos frisch en groen blijft, en dat het dus bij den uitgang der negentiende eeuw nog even heerlijk verkwikt, als het dit een Calvijn deed voor drie, en een Augustinus voor veel meer dan tien en een Timotheüs voor straks twintig eeuwen.

Doch is dit zoo, dan hebt ge ook te belijden, dat dit niet alzoo bijgeval is, dat dit niet een toevallige eigenschap van het Woord is, maar dat deze innerlijke deugdelijkheid, alzoo opzettelijk door God den Heere zelven in dit zijn Woord gelegd is.

En dit nu zoo zijnde, wat wil dit dan anders zeggen, dan dat er in het Woord kiemen liggen, die opzettelijk berekend zijn op de toestanden die daarna zouden komen, alle eeuwen door, tot aan de wederkomst van Christus ?

Heeft nu God van den aanvang deze kiemen voor elke eeuw in zijn Woord gelegd, dan spreekt het vanzelf, dat deze eerst in die eeuwen kunnen uitkomen, waarvoor ze bestemd zijn.

En zoo verstaat ge dan nu, dat de Dienst des Woords allereerst geroepen is, om voor de kerk van elke eeuw datgene uit het Woord te halen, wat expresselijk voor die eeuw door God in dat Woord verborgen is.

Is de Dienst des Woords in onze eeuw goed, dan moet hij juist daarom in de eeuw die nu aankomt niet meer op dezelfde wijze alzoo bruikbaar zijn.

Immers . een predikatie voor alle eeuwen bruikbaar, zou ganschelijk in algemeenheden blijven hangen, en juist daardoor geen bedienhig zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's