GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII.

EEN REDMIDDEL.

De Burgemeester bevond zich nu in niet geringe verlegenheid. Wat moest hij met den vreemdeling aanvangen? Zoo hij hem den volgenden dag buiten de stad wilde doen brengen, dan koa hij een nieuw oproer onder de burgerij verwachten. Om dit ie voorkom.en, moest de vreemdeling op de een of andere wijze onschadelijk gemaakt worden. Maar hoe? In deze onzekerheid riep hij snel den Raad bijeen — tegen den volgenden dag — ten einde met dezen de zaak te bespreken.

Alle Raadsleden erkenden, dat men door den vreemdeling eenvoudig weder in vrijheid te stellen, diens zaak meer bevoordeelen dan schaden zou. Indien de Keulenaars, ondanks den korten tijd, dien hij onder hen verkeerd had, hem zoo sterk aanhingen, hoe groot moest dan niet zijn opgang zijn in kleinere gemeenten, waar hij vooraf reeds door zijn rijke middelen, zijn scherpzinnigheid en bekwaamheid, een zeker overwicht bezat? Goede raad was duur. Eindelijk riep een der Raadsheeren uit: »Wat denkt gij er van, zoo we dea vreemdeling bij de lieden eens belachelijk maakten? "

»Ja, voorwaar, dat is een goede gedachte!" riep de Burgemeester uit. sja, hem belachelijk en verachtelijk maken, hem zoo ten spot stellen, dat iedereen hem voor een gek verslijt, dat is het beste middel om hem onschadelijk te maken.

Hij op wien eenmaal de smaad der belachelijkheid rust, behoeft er niet op te rekenen in het openbare leven ooit weder een rol te zullen spelen. Doch voorloopig moeten we hem nog een poosje gevangen houden, tot hij bij het volk eenigsziiis in 't vergeetboek geraakt is. En ook Egbert zullen we zoo lang moeten vasthouden, want hij is de voornaamste steunpilaar van de aanspraken des vreemdelings."

Alle Raadsleden vereenigden zich met het woord des Burgemeesters, en verbonden zich om zooveel ze konden, te zorgen, dat de burgerij weder tot kalmte kwam.

De verstandige Raadsleden hadden zeer juist gezien. jUit het oog, uit het hart, " zegt het spreekwoord zeer terecht. Toen men den vreemdeling niet meer zag, toen hij geen geld meer onder het volk kon uitdeelen en Egbert niet meer voor hem werkte, — Geissler kon door zijn lamheid het huis niet verlaten en dus niet onder het volk gaan — vergat men hem spoedig. Het drukke handelsverkeer, dat de stad te land en te water onderhield, 'twelk eiken dag iets nieuws bracht, leidde de opmerkzaamheid der burgers van den grijsaard op andere dingen, en toen ongeveer vier weken voorbijgegaan waren, dacht men ternauwernood nog aan hem.

Nu besloot de Burgemeester zijn plan uit te voeren. Op een mooien dag moest de vreemdeling het vertrek, waarin hij verblijf hield, verlaten; een lang, rood kleed, 'twelk Acxi keizerlijken purpermantel verbeelden moest, werd hem aangetrokken en op zijn hoofd werd een kroon van verguld bordpapier geplaatst. In de rechterhand moest hij een roede als scepter houden, in de linker een rotten appel, spotbeeld van den rijksappel. Op deze wijze uitgedost, werd hij naar de markt gebracht. Hier had men een lange ladder tegen het Raadhuis geplaatst, welke hij tot op de bovenste sport moest bestijgen, terwijl de cipier met zijn gezellen beneden aan dea voet wacht hielden. Snel verzamelde zich een groote menschenmassa om de ladder en een luid gelach weerklonk, toen deze lieden den vreemdeling op dezen zonderlingen troon zagen zitten. Spoedig besteeg er een de ladder, en rukte den grijsaard een paar haren uit zijn witten baard.

»Mishandelt gij zoo uw keizer? " vroeg de grijsaard.

«Deze haren behoud ik tot een gedachtenis aan u, " antwoordde de ander, terwijl hij spottend lachte.

Nadat men uren lang op deze wijze zijn moedwil aan den vreemdeling had bot gevierd, moest hij naar omlaag komen en voerde men hem naar een grooten, wanrickenden mestkuil. Hierin werd hij driemaal ondergedompeld, zoodat het vuil hem vain zijn lichaam droop. Daarop zette fnen hem op een ezel, met den rug naar den kop van het beest gekeerd, gaf hem den staart als teugel in de hand, en voerde hem door de drukste straten der stad, waarbij het, gelijk men denken kan, aan spot en smaadredenen van de zijde der menigte niet ontbrak. Eindelijk, het was intusschen bijna avond geworden, bracht men hem buiten de stad, waar men hem in een hoogst treurigen toestand aan zijn lot overliet, nadat men hem van den ezel had laten afstijgen.

AAN VRAGERS.

1. Wat beduidt, vraagt onze N.-Amerik. lezer verder, de lettergreep gaal van wztiMMgaal ?

De bedoelde vogel zingt.^ gelijk men weet, meest als \donker is; snacht" is dus al duidelijk. sGaal" komt van het oude »galan", d. i. zingen; zoodat heel de naam aanduidt: een die bij nacht zingt. Dit galan vindt men ook terug in ons gillen, wellicht ook in galmen.

2. Hoe worden de volgende woorden in lettergrepen verdeeld: hertogin., ezelin., koningin.

Deze schijnbaar onnoozele vraag is toch in werkelijkheid een waarop een antwoord past, waartegen we dikwijls fouten hebben zien begaan.

Bij de verdeeling van lettergrepen heeft men niet te rekenen met de afleiding of de samenstelling der woorden, maar met de uitspraak. Deed men het eerste dan zou men b.v. het woord hoeder moeten verdeelen hoed-er. Doch dat deugt niet. Men spelt terecht »hoe~der, " sbe-hoe-der" en deelt ook zóó af.

Den makkelijksten regel om zich niet te vergissen, zou ik zoo willen uitdrukken:

Staat een medeklinker tusschen twee klinkers, dan voegt men hem bij 't verdeelen bij den laatsten klinker.

Dit brengt ons tot de splitsing:

her-to-gin — e-ze-lin. Alleen zoo spellende spreekt men 't behoorlijk uit.

Met koningin is 't anders, en wordt mijns inziens haast altijd een fout begaan, juist wijl men niet op de uitspraak let. Men deelt dan af ko-nin-gin — ver-lan-gen. Doch dit deugt niet. Die 7ig behooren bij elkaar., zijn niet te scheiden, vormen één neusklank. Uit te spreken zooals sommigen doen : sdie jon-gens zin-gen en springen" is verkeerd en klinkt naar. Men breke dus af na de g, b. v. vang-en., ko-ning-in.

HOOOENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's