GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Teleurgesteld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Teleurgesteld.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk aan onze lezers bekend is, hebben we geen moeite gespaard, om aan het geschrift van Ds. Bruna, en aan het daarin door hem ontwikkelde standpunt, alle eere te geven; en toen zijn klacht uitging, dat zoogoed als niemand van zijn geschrift naar behooren kennis nam, en op zijn denkbeeld als zoodanig inging, hebben we ons zelfs de moeite gegund, om geheel zijn opstel volledig mede te deden, en op elk zijner proposition critiek te oefenen.

We deden dat in de verwachting, dat Ds. Bruna, de zaak even ernstig opvattende, onze critiek op den voet volgen, en ordelijk over zoo heilig belang met ons disputeeren zou.

Intusschen in die verwachtingj, zijn we teleurgesteld.

Immers al wat we ten bescheid ontvingen, was dit schrijven, dat we ^ nogmaals woordelijk mededeelen.

Weleerw, Hooggeleerde Heer!

Wanneer ik mij zet, om te trachten u duidelijk te maken, waarom ik uwe bezwaren tegen mijn standpunt niet als bezwaren erkennen kan, wil ik beginnen met u te zeggen, dat ik ook voor 's Heeren Aangezicht een zeer vaste overtuiging heb, dat het plichtverzaking zou zijn, indien wij de Ned. Herv. Kerk verlieten en die daarin zijn, niet langer met onze gaven en kennis en broederschap zouden dienen. Ik verklaar dit, omdat ik meende te bespeuren, dat door u in mijn standpunt een soort uitvlucht werd gezien ; en 't is toch een gegronde overtuiging, wellicht meer in 't hart dan in 't verstand gegrond. En in de tweede plaats moet ik u verklaren, dat 't mij spijt, dat door u meer met logische conclusies (in een enkel geval zelfs met een sophisme) is gestreden, dan met beroepen op 'Gods 'Waord en' 'onze Belijdenis. En ik erken' §een enkth logische conclusie uit de Schrift of de Belijdenis getrokken voor waarheid., tenzij die conclusie zelve in Gods Woord weer steun vindt.

Dat wel te doen is een rationalistisch streven. Uw betoog maakt werkelijk telkens den indruk, alsof in 1 Cor. 13:12 niet sprake was van een duistere rede, die wij zien, maar van een helder stuk waarheid, en deze indruk getuigt voor uwen logischen zin, maar tegen den ootmoed van uw geloof. Wat ik dan ook doen wil is niet in scherp betoog de hiaten zoeken, waar een breekijzer tusschengezet zou kunnen worden, maar eenvoudig zeggen, wat ik meen; metredeneeren versterkt men wel, maar vormt men niet een vaste meening. Alleen voordat ik dit doe, moet ik de lezers van de Heraut opmerkzaam maken op een sophisme, een valsche, bijna oneerlijke redeneering, door u meer dan eens gebruikt.

Wanneer daar namelijk sprake is van kerke raad, kerk, synode enz., dan moet wel in 't oog gehouden, dat deze woorden tweeërlei beteekenis hebben verkregen; ten eerste de oude beteekenis en ten tweede een nieuwe, als aanduidende een lichaam of bestuurscollege in een zeker lichaam n.l. de Ned. Herv. skerk".

En alleen door de woordspeling om deze woorden als identisch te gebruiken, is 't u gelukt een zekere onwaarheid in mijn standpunt te betoogen.

Wil dit rectificeeren; het is toch niet om gelijk te hebben, maar om de waarheid te doen. En nu nogmaals een korte uiteenzetting van mijn standpunt, opdat daarna ieder voor zichzelf vrage om getrouwheid tot 't volgen van wat wij voor waar houden en om inzicht in datgene waarin wij dwalen.

Ik lees |in de Schrift en vind samengevat in onze confessie, dat daar is een eenige, algemeene kerk, welke is 't geheele getal dergenen, die in Jezus' Naam gelooven. Ik lees, dat dezen gehouden zijn tot belijden (art. 28); tot zuiver belijden (art. 29); tot voortplanting en verbreiding van 't geloof (art. 30); tot orde en tucht (art. 31 en 32); en welke bovendien nog de vrijheid en den plicht heeft nadere regelingen te maken, opdat deze orde ongestoord blijve en de kerken aan haar doel beantwoorden (art. 32< j: ). Nu is daar natuurlijk geen enkele zichtbare kerk, die de alleen ware is, geen Roomsche, geen Luthersche, geen Gereformeerde. Wel echter is daar een onzichtbare kerk, die de alleen ware is.

Wanneer daar dus eenige aardsche macht is, die ons dwingen wil ons geloof te verloochenen öf de broederschap te verbreken, dan moet alles getrotseerd; alleen, we mogen niet in deze zonde vallen. Zijn er echter uiterlijke omstandigheden, die den kerkwrw verhinderen zich zuiver te ontwikkelen, dan kan dat gedragen worden, mits, nog eens gezegd, de inhoud onaangetast blijve.

Ware dit niet zoo, dan zouden alle leden van kerken onder 't kruis den pUcht gehad hebben te emigreeren.

Ware dit niet zoo, dan zouden alle kinderen, in de laatste 20 jaren vóór de doleantie door Gereformeerde predikanten gedoopt, feitelijk ongedoopt zijn, en nooit heb ik van opnieuw doopen gehoord.

Zoolang daar nu in onze Ned. Herv. kerk ons niet verhinderd wordt 1°. te belijden; 2". zuiver te belijden; 3". ons geloof voort te planten; 4". de broeders te dienen en 5". hen te vermanen en te waarschuwen, zoolang is daar wel een lastige band, naar afwerping waarvan moet gestreefd, n.l. 't in één vereeniging zijn met ongeloovigen, maar is er geen reden tot emigratie.

En zoolang daar twee of drie in de Ned. Herv. kerk zijn, die in des Heeren Jezus' Naam samenkomen, zoolang is de Heere zelf daar, is daar eene kerk, is daar mogelijkheid van een ambt.

Want al wat daar verder nog wenschelijk ZOM zijn, zeer wenschelijk, als examens en dergelijke, raakt 't wezen van Christus' kerk niet. Moge God de Heere ons in de Waarheid leiden.

Wat van dit antwoord te zeggen? Vooreerst verklaart de geachte schrijver, dat het hem voor het aangezicht Gods pUchtverzaking zou zijn, indien hij de Ned. Herv. kerk verliet, en de in die kerk verzamelde personen niet langer met zijn gaven diende.

Dit zegt natuurlijk niets. Dit zeggen toch moet óf met, óf zonder voorbehoud worden verstaan.

Neemt ge het nu zonder voorbehoud, dan kon alle discussie zijn uitgebleven. Dan toch was de zaak vóór alle discussie beslist en uitgemaakt.

Neemt ge daarentegen dit zeggen met het voorbehoud, door Ds. Bruna zelven in zijn brochure gemaakt, dat er een toestand zou kunnen ontstaan, die hem tot breken dwong, dan is hier niet van een absoluten plicht, maar van een plicht met grenzen sprake, en loopt niet over dien plicht, maar alleen over dte grenzen het verschil.

Die eerste 7XQSo.ed.& vzxaplichtverzakingXisX. dus juist het punt waarop het aankomt buiten het geding, en zegt dus in het geding niets.

In de tweede plaats merkt de geachte schrijver op, dat we niet uit Gods Woord en de Belijdenis, maar uit logische conclusiën geargumenteerd hebben, en stelt dan den eisch, dat men uit Gods Woord alleen zoodanige logische conclusiën zal trekken, die als zoodanig, d. i. als conclusiën, in Gods Woord steun vinden.

Deze laatste stelling nu gaat lijnrecht in tegen hetgeen onze Gereformeerde vaderen steeds tegenover de Doopers gdeeraard hebben.

We halen geen citaten aan.

In elke goede Gereformeerde Dogmatiek kan Ds. Bruna die zelt vinden.

En wat het eerste punt betreft, zoo zij tweeërlei opgemerkt: T". dat Ds. Bruna zelf in zijn brochure evenmin de Schrift en de Belijdenis aanhaalde; en 2». dat Ds. Bruna zelf weet, hoe niet een enkele stelling door ons is aangevoerd, die niet elders in den breede door ons uit Gods Woord en de Belijdenis bewezen is, of wel zoo kennelijk uit Woord en Belijdenis volgt; dat nader betoog overtollig was.

In de derde plaats beschuldigt de geachte schrijver ons van een sophisme, omdat vre weigeren zijn distinctie tusschen een vereenigingsbesttmr en een kerkeraad aan te nemen.

Er is een bank met succursalen, die valsch papiteren geld uitgeeft.

Eenige succursalen van een goede bank laten zich als succursalen van die valsche bank erkennen, en dit valsche papier meê door de handen harer directeuren gaan.

Hier komt ge tegen op, zeggende dat het niet aangaat, uw aanstelling met medewerking dier valsche bank te erlangen, en dan toch te beweren, dat uw succursaal, die tegelijk met de Valsche en de echte bank in verband staat, en er voor optreedt, als college nochtans zuiver staat.

Ellendig sophisme 1 roept nu deze in dubbele qualiteit aangestelde directeur.

Ge weet zeer wel, dat succursaal en succursaal hier twee zijn. De eene van de valsche en de andere van de echte bank. Ge moogt dat niet verwarren.

Neen, dat moogt ge ook niet. Maar is het juist wat gij doet. dat

Bij u, niet bij ons is het sophisme! Het slot van den brief boezemt ons geen belangstelling in.

Het bevat een uiteenzetting van een kerkbegrip, dat de denkbeelden van zichtbare en onzichtbare kerk dooreenwart. Een stuk, dat we gaarne bedaard en kalm weerleggen zouden, als ons gebleken ware, dat er uitzicht bestond op een debat, dat op de hoogte der quaestie stond.

Maar juist dit ontbreekt. Slechts twee voorbeelden ten bewijze.

Ten eerste zegt de geachte schrijver: Zoolang daar twee of drie in Jezus' naam te zaam zijn in de Ned. Herv. kerk, is daar een kerk, is daar mogelijkheid van een ambt.

Dus ook in de Roomsche kerk. Of zal Ds. Bruna zeggen, dat op de bijna anderhalf millioen Roomschen in ons vaderland geen twee zijn die in Jezus' naam samen zijn. Zoo ja, dan denkt hij anders dan Calvijn.

En ten tweede, hem is het genoeg, zoo hij vijf dingen kan doen: i". belijden, 2». zuiver belijden, 3^. zijn geloof voortplanten, 4". de broeders dienen, en 5". ze vermanen en waarschuwen.

Is nu in deze vijf dingen op zich zelf iets ook maar, dat men niet ook buiten de kerk doen kan, en dat niet ieder geloovige doen kan buiten het ambt?

Maar hoe is het dan mogelijk, dat in deze vijf geschuild wordt bij een geding, dat uitsluitend over het ambt en over de kerk liep ?

We zouden zeggen, laat Ds. Bruna eerst wat meer studie van deze quaestiën maken, zich beter op de hoogte stellen, er meer ingaande over nadenken, en laat hij dan later zijn denkbeelden eens in een tweede, wat lijviger brochure ontwikkelen.

In een debat met de Heraut voorshands ten minste niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Teleurgesteld.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's