GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,, Alzoo hebben zij vervolgd de profeten.''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,, Alzoo hebben zij vervolgd de profeten.''

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn. Matth. 5:12.

Nog steeds droomen vele belijders des Heeren van een schoone toekomst, waarin de menigte des volks, en die menigte in alle natiën en volken, zoo machtig door de schoonheid van het Christendom zullen geroerd worden, dat al wat leeft als uit één mond lof en eere zal geven aan Hem, die het middenpunt van ons verlangen is, en de liefde won van ons hart.

En mits men er nu maar nadruk op legge, dat dit schoone droomen zijn, die evenals andere droomen, bij het nuchter ontwaken in de werkelijkheid des levens, in nevelen terugwijken, bestaat tegen zulke ideale voorstellingen geen bedenking.

Ze zijn dan niet anders dan een vooruit inleven in de heerlijkheid die eens komen zal, wanneer alle knie voor God zal buigen, en alk tong belijden zal, dat Christus is de Heere, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Zoodra men daarentegen zulke voorstellingen als uitgangspunt voor zijn handelen kiest, zulke denkbeelden predikt als de stellige waarheid, en zelfs anderen bestrijdt en hard valt, die weigeren op den stroom van zulke idealen meê af te drijven, is weerspreken van zulke voorstellingen plicht.

Immers al zulke voorstellingen, alsof de tijd naderende was, dat zoogoed als alle natiën en in alle natiën alle kringen, en gezinnen, en personen zich tot Christus zouden bekeeren, zijn in regelrechte tegensjxaak met al wat ons desaanaangaande in de Heilige Schrift geopenbaard is, ze worden lijnrecht weersproken door de stelligste voorzeggingen van Jezus zelf, en maken dat het Christenvolk verwachtingen gaat koesteren, waarvoor profeten en apostelen ons steeds ten ernstigste gewaarschuwd hebben.

Zegt iemand er dit nu bij, erkent hij: Zulke denkbeelden van een langzame Kerstening van heel de wereld houd ik staande, al weet ik zeer wel dat de Schrift, dat Christus, dat zijn apostelen het vlak omgekeerd voorzegd hebben, dan steekt hier minder gevaar in. Dan toch voelt men terstond wat voor Christendom zulke lofzingers der toekomst bedoelen, een Christendom dat tegen Christus en de Schrift overstaat.

Maar zijn deze lofzingers oneerlijk, en doen ze het voorkomen, alsof hetgeen ze prediken naar den geest van Christus was, dan misleiden en bedriegen ze de schare, en vervalschen daardoor de overtuiging der schare die vroom wil zijn.

Ons is heel de Schrift door, en niet het minst door Jezus zelven, duidelijk en stellig voorzegd, dat het Evangelie aanstoot, ergernis zal geven, en weersproken zal worden. Voorzegd dat het steeds beide, een reuke des levens ten leven, maar ook een reuke des doods ten doode zal blijken. Voorzegd dat de volgelingen van den Man van Smarte kinderen der smarte zullen zijn, en steeds voorbereid hebben te zijn op smaad en vervolging. En voorzegd eindelijk, dat deze felle tegenstand tegen den Christus en zijn Evangelie zoo weinig in het eind overwonnen zal worden, dat veeleer het einde zal uitloopen op een geweldige vervolging, ten doode toe, van al wie Jezus' naam belijden durft, nog veel ontzettender dan ooit in voorgaande eeuwen de wereld Jezus' kerk verdrukt en benauwd heeft.

Ze hebben mij vervolgd, ze zullen ook u vervolgen.

Zalig zijt ge, als de menschen u smaden en vervolgen om mijnentwil.

„Alzoo hebben ze ook vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn."

Ja, zoo bitter zal eens de vervolging worden, dat wierden die dagen niet verkort, zelfs de uitverkorenen zouden verleid worden.

Weten nu de predikers van zulk een algemeene Kerstening dit niet? Lazen ze het niet? Staat het niet met vurige letters evenzoo in hun Bijbel?

Dat wel.

Maar ziehier de gedachtengang, die hen misleidt.

Het Evangelie, zoo prediken ze het zichzelven aan, is toch eigenlijk in hoofdzaak één machtige propaganda van liefde, toewijding en ontferming.

Welnu, bewijst de uitkomst niet, dat de wereld juist voor niets zoo willig het hart ontsluit als voor mededoogen, toewijding en liefde? En als men nu ziet, hoe machtig die geest van toewijding en ontferming veld wint, wat persoonlijke offers er gebracht worden, wat schatten er worden geofferd, en wat rustelooze werkzaamheid zich op allerlei gebied van reddende liefde openbaart, is het dan te sterk gehoopt en te veel verwacht, dat allengs deze geest der ontfermende toewijding tot aller hart zal doordringen en dat de steeds zich uitbreidende missie alle natiën van verre en nabij bewegen zal, om dezen doop der Uefde te ondergaan?

Natuurlijk ligt deze fraai opgebouwde redeneering met één vingertik omver. Het Evangelie is niet de prediking onzer liefde, maar van de liefde Gods, die ons, zondaren, met zichzelven in Christus verzoent.

Onze liefde kan nooit anders dan uitvloeisel van die liefde zijn, en waar ze niet uit de zalige ervaring van die verzoenende ontfermingen Gods voortkomt, heeft ze met de Christelijke liefde, met de liefde van de kinderen Gods, zelfs den naam niet gemeen.

En daar juist ligt de steen des aanstoots.

De eeuwige dank voor de verzoenende liefde Gods kan niet uit het menschelijk hart opwellen, of dat hart moet zich eerst als verloren, verloren voor eeuwig, in zonde gekend hebben, en van dat verloren zijn in zonde, van dat alleen gered kunnen worden door het bloed des Zoons van God, wil de wereld, wil wie niet persoonüjk wedergeboren is, niets weten.

Er van te hoeren is hem een ergernis, en alle prediking er van keurt hij dwaasheid.

Op die wijs is het, dat de predikers van deze algemeene Kerstening op hun doolpad geraakt zijn.

Ze vonden de Christenen niet Hef genoeg. Te dor, te ongeestelijk, te arm aan toewijding. En oordeelden dat de wereld ter oorzake hiervan met goed recht zich van het Evangelie afkeerig betoonde.

Dit nu zouden zij veranderen en verbeteren.

Zij zelven, en andere Christenen, zouden voor haar veel liever, veel geestelijker, veel warmer, veel aantrekkelijker zijn; en dan, zoo waanden ze, zou de oorzaak wegvallen, die dusver zoovelen van verre deed staan.

Hun grief tegen het Christendom zou dan zijn weggenomen, en een iegelijk van hen jubelend binnentreden door de poorte van het Koninkrijk Gods.

Doch ook hierin misleiden deze optimistische Christenen zichzelven ten éénen male.

Het is volkomen waar, dat de kinderen Gods nooit genoeg onder den indruk kunnen verkeeren, van hun hooge roeping, om het Evangelie van Christus niet te schande te maken, en den naam des Heeren te verheerlijken. De wereld let scherp op ons, en elke uitghpping van wie Christus belijdt, wordt tegen den naam des Heeren als instrument gebezigd.

Niet te ernstig kan er dan ook op worden aangedrongen, dat de liefde onder ons overvloediger, de vrucht des geloofs sappiger, de geest warmer bezield en vol vaardiger zij.

Maar laat men u nooit zeggen, dat de wereld zich van het Christendom afkeert, omdat het in gebreke bleef heerlijke krachten tot betering des levens te openbaren.

Wie dit beweert, slaat eenvoudig de historie en de werkelijkheid in het aangezicht.

Immers, de invloed des EvangeUes nu in het gemeen genomen, is het ver zelfs boven den schijn en twijfel verheven, of in alle natiën, en onder alle volken, waar het Evangelie veld won, heeft het een betering des huislijken en een betering des maatschappelijken, en een betering des zedelijken levens aangebracht, die fier en overwinnend de vergelijking met al wat het heidendom, of de Islam, of het ongeloof tot stand bracht, tart.

Neen, de bittere haat die in het hart tegen het Evangelie woelt, komt niet van de onvruchtbaarheid van het Christendom, maar uit den onwil, om voor God als een verloren zondaar te buigen.

Jezus zei het daarom met zooveel nadruk tot zijn discipelen: „Alzoo hebben ze vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn"; want juist dit spreekt zoo sterk.

Jona is niet in Ninevé, Ezechiël niet in Babyion vermoord, Daniël is zelfs tot eere opgeklommen, zij die het bloed der profeten, en daarna hun graven gebouwd hebben, waren zonen Abrahams.

En wat hadden ze tegen die heerlijke mannen, die als profeten opstonden? Waren die profeten schijnheiligen? Waren het mannen zonder liefde? Waren ze ongeestelijk en onbezield?

Lag er een schaduw op hun levenswandel?

Och, niets van dit alles! Het waren de edelste, de moedigste, de volijverigste mannen in Israël. Koningen desgeestes. Helden des geloofs. Mannen wier optreden en wandel een ieder tot Jehova moest getrokken hebben.

En toch, die mannen stopte men in een kuil, of zette ze in de gevangenis, of vermoordde ze bij het altaar. In Johannes den Dooper is het 't laatst gezien.

En dit nu is bewijs, een historisch bewijs waar Jezus zelf de aandacht op vestigt, dat de vijandschap niet komt van de onprofijtelijkheid van het geloof, maar eeniglijk van wat dat geloof als eisch stelt, en wat stuk breekt op den harden trots van ons hoogmoedig hart.

En daarom vertraag niet, en laat dè geloofsmoed u niet ontzinken, als ook gij nog, evenals de profeten, stuit op even denzelfden tegenstand.

Veeleer zouden we zeggen, als ge dien tegenstand niet voelt, vraag dan uzelven af, of ge wel op de rechte paden wandelt.

Immers het blijft bij het snijdend woord: „Wee u, zoo alle menschen wel van u spreken."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's

,, Alzoo hebben zij vervolgd de profeten.''

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's