GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In geest en Waarheid”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In geest en Waarheid”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[NIEUWEJAAR.]

God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. Joh. 4:24.

Een nieuw jaar in te treden is op zichzelf iets heerlijks. Het is uit de enge haven weer den vollen oceaan invaren. Ruimte, eindelooze ruimte voor ons. Reeksen van maanden, en weken, en dagen zonder tal, die voor ons uit liggen. En dat ruime uitzicht ontsluit hope en stemt blijmoedig. Zelfs de zwaarst tillende heeft een gevoel, of hem met nieuwejaar een wicht van de schouders glijdt. Het kan nu althans beter worden. Dat vorige jaar ging het nu eenmaal niet. De daarin geleden schade viel niet meer in te halen. Maar thans opent zich een nieuwe rekening, en het is of aller energie zich saamvat, om die nieuwe rekening een goede te doen zijn.

De geldelijke rekening blijve daarbij voor het oogenblik rusten. Voor wie op crediet gelroerd heeft, is nieuwejaar het begin van den goudstroom. Maar voor wie op crediet gekocht heeft, is datzelfde nieuwejaar maar al te dikwijls het begin van benauwdheden, die soms, als het jaar om is, nog niet van den hals zijn gewrongen. In dat opzicht zijn de gewaarwordingen dus tegenovergesteld; en daarom zij liever op een andere rekening het oog gevestigd, op de rekening die ge met uzelven hebt.

Het is wel zoo, dat lang niet ieder rekening met zichzelven houdt, zooals er ook slordige kleine neringdoenden zijn, en niet minder slordige huisvaders, die geen boek houden. Menschen die voor zichzelven of voor hun zaken leven, doch zonder zelven te leven. Maar ons blad bereikt dezulken toch niet; en wie óns zijn oor leent, rekent met dit zijn innerlijk bestaan wel terdege. De één nauwkeuriger, de ander oppervlakkiger, het zij zoo. Maar onder ons Calvinistisch volk is nog ernst genoeg om zijn dagen en zijn jaren voor het minst alzoo te willen tellen, dat we een wijzer hart bekomen. z k w t i d w k v

En met het oog op die geestelijke rekening nu, die we met onszelven hebben, brengt het nieuwe jaar aan elk onzer een ontspannend, een verruimend vooruitzicht.

Het is of onze Vader in de hemelen ons in heilige stilte toefluistert: Ook in dit nu afgeloopen Jaar werd weer zooveel door u bedorven, mijn kind, begin nog eenmaal, en maak het beter

En bij die nieuwe poging loOj.'en uiteraard veler belangen uiteen. Er zijn er die iiog buiten het Koninkrijk staan, ook al kwamen ze meer dan eens dat Koninkrijk zeer nabij. Er zijn er anderen, die wel hun ziel aan Jezus overgaven en het volzalig gevoel van verlossing kennen, maar zich teleurgesteld zien, dat de inwonende zonde, die ze dachten dat overwonnen zou zijn, nog zoo hard kan aanhouden. Er zijn er weer anderen, die eerst na hun toebrenging tot Jezus ontwaarden, dat er wel waarlijk Satanische verzoekingen zijn, en dat Satan daarbij ook op hen het oog sloeg. Weer anderen worstelen met diep ingewortelde neigingen van hun karakter, die ze maar niet kunnen omzetten, dat het een trek uit Jezus' beeld worde. En zoo konden we de velerlei zielsnooden nog veel verder ontleden, vooral in hun toepassing op de practijk van het leven; maar dit alles loopt te ver uiteen, om voor allen saam besproken te worden.

Eén ding daarentegen is er, dat aan alGo& s, kinderen als een nood der ziele op het hart weegt, en dat is: het in geest en waarheid, of zij het korter nog gezegd, het in waar/uid toczen en doen van wat we gelooven, betuigen en schijnen te zijn en uit te richten.

Aan opzettelijke huichelarij denken we daarbij voor het oogenblik niet. Menschen die opzettelijk zich vroom voordoen, al toeten ze dat ze het niet zijn, en al willen ze het niet zijn, vindt o-e al minder. Vroeger zat daar voordeel in, thans brengt het vroom zijn gemeenlijk meer smaad en schande, dan eer en voordeel. En juist die keer in den stand der zaken, heeft het geslacht der bestudeerde huichelaars in het oog loopend doen dunnen.

Neen, met de vraag: Ben ik, doe ik in waarheid, wat ik bedoel te zijn en te doen? staan we voor die pijnlijke worsteling, die elk ernstig gestemd kind van God van nabij en uit eigen ervaring kent; voor dat er naar grijpen of we in ons geloof, in onze goede werken, in onze aanbidding, met heel ons hart en met heel onze ziel en met al onze krachten in mochten e zijn, en dat telkens weer teleurgesteld uitkomen, k als we merken, hoe zelfs het heiligste vaak voor zoo een aanmerkelijk deel buiten ons omgaat.

Bij Jezus is het altijd heel en nooit half. Bij Jezus is het onverandelijk: Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is.

Heel uw ziel, heel uw verstand, heel uw hart, al uw krachten.

Verkoop al wat ge hebt, of ge kunt mijn discipel niet zijn.

Die mijnen Vader aanbidden wil, die moet aanbidden in geest en in waarheid.

En toch daaraan juist gevoelen we onszelven zoo dikwijls ontzonken; en wat nog het bangste is, juist in dat opzicht laten onze beste en heiligste oogenblikken ons zoo pijnlijk onvoldaan.

Misleid uzelven toch niet.

In den regel is ons bidden voor, o, zulk een aanmerkelijk deel, we zeggen niet gedachteloos, maar dan toch half onnadenkend stamelen. Telkens beproeven we weer, er den ernst van ons hart op te zetten, maar is het niet al veel, zoo we voor het minst-een zeer kleine innerlijke ontroering ontwaard, en zeer even onze ziel tot onzen God opgeheven hebben? En die enkele malen, dat er waarlijk gloed en vloed in onze gemeenschap met het Eeuwige Wezen mocht komen, en er liefde gesmaakt, en kracht uit den Hooge werd ingedronken, wie gevoelde dan niet, dat het zelfs dan weer afbrak, eer het nog recht en vol in onze ziel doorschoot; en wie kende zelfs in zulke oogenblikken de bange raag niet, of het dan al inbeelding en gevoels opwinding, of wel waarlijk Goddelijke zielsrealieit voor den Heilige was geweest?

•En dat Juist is het beklemmende. Een zondaar, zelfs als het licht des heils in zijn ziel is opegaan, blijft zulk een verzondigd wezen, dat ij altoos in onwaarheden verstrikt zit, en ten lotte zelf nauwlijks uit kan maken, of wat hij oorleefde waarheid en iverkelijkheid, dan wel pwinding en schijngevoel was.

Heb ik God lief? En altoos weer merk ik, oe mijn liefde voor God wil uitloopen op welust in wat God aan mij, aan mijn ziel, en voor nijn toekomst waarborgt. Wat is mijn liefde oor wie om mij zijn? Noem het een u geven, en u toewijden, maar staat ook hier niet tegen lk geven een ontvangen over, en waar ligt dan oor mijn hart de zekerheid, dat mijn liefhebben aarlijk minnen is?

Ik geloof, maar geloof ik in waarheid? Of aar is de zedelijke macht, waarmee ge den nhoud van uw geloof als zeker voor u stelt, en ie uzelven zeker maakt, dat ge dien inhoud ezit als eigen goed? Telkens voelt ge het u ontlippen. Dan komt het weer nader, en dan wijkt et wéér verder van u. En de vraag, hoeveel aarheid er in uw geloof, en in uw gelooven, eide schuilt, slaat telkens weer in twijfelzucht p uw hart terug.

Zoo is het met uw aanbidden, zoo is het met w weldoen, zoo is het met alles. Ge doet het, e leeft er in, ge bedoelt het wezenlijk alzoo in w leven te doen bestaan, maar het is zoo weiig diep, schier geen wortel heeft het in uw ezen, en zelfs ook als het uit uw hartebloed omt, sluipt nog soms de twijfel in u, of het iet u aangepraat en uzelven diets gemaakt, n dus ingebeeld is.

Zoo was het in de jaren die achter u liggen. iet in de Jaren van uw luchthartigheid, want oen dacht ge er niet aan, om waarheid van schijn te onderscheiden. Maar zoo was het wel n de Jaren, dat ge althans bedoeld hebt, voor od te leven, en steeds onvoldaan in en over uzelven bieeft.

En wat is nu uw standpunt?

Zult ge nu zeggen: Zoo was het, maar thans zal ik in alles waar zijn, in het Jaar dat nu omt over allen schijn triomfeeren?

o, Mijn broeder, mijn zuster, zeg dat 7iiet, want van tweeën één, dan zoudt ge óf nóg bitterder teleurgesteld uitkomen, óf, gelijk zooveel ingebeelde heiligen, eerst in waarheid kind van den schijn en een gebroedsel van inbeeldingen wezen.

Neen, open veel liever het oog voor de werkelijkheid, en zie het in, dat dit de nawerking van den vloek, de nawerking van de zonde is, en dat zoolang in onzen dood niet alle zonde is afgesneden, dat bange gevoel van in ons geloof, in onze liefde, in onze aanbidding niet waarlijk, nooit geheel, niet diep tot op den bodem in te leven, en zelfs dan nog als God ons diepe genieting gunt, gekweld te worden door zelfaanklacht, en onzekerheden, het lot is dat we niet kunnen ontgaan, en dat eerst in de eeuwigheid van ons zal worden genomen.

Het volle inleven en inzinken in wat we zijn en doen, zoodat het in al zijn omvang, in al zijn lengte en breedte, voluit waarheid en niets dan waarheid voor ons is geworden, dat brengt u ook dit Jaar niet, of het moet het Jaar van uw „heengaan tot den Vader" zijn.

Maar wat dit jaar u wel kan, en door Gods genade u wil brengen, het is het meer tot ruste komen in die slingeringen, en daardoor nieuwen moed vatten, om meer en beter dan dusver in waarheid voor uw God te staan.

De Schrift zegt u, dat er oogenblikken zijn, dat wij niet weten te bidden gelijk het behoort.

Dat is dat slingeren tusschen schijn en wezen. Maar de Schrift zegt u ook, dat Gods kind bij dat dobberen en slingeren niet aan zichzelf is overgelaten.

Er is een Inwoner in zijn hart, de Heilige Geest, en die bidt dan voor hem vol en diep en rijk, en God, die het hart doorzoekt, weet welke de meening des Geestes zij.

En dat wijst u den weg, die van nu aan moet betreden worden.

Gaat ge dit jaar alleen in, op uzelven, met uw geloof, en mu liefde, en uw gebed, dan moet het de oude rekening blijven.

Maar zoekt ge den Heiligen Geest van God, in stede van dien te bedroeven, en worden de ritselingen van zijn heilige inwoning ook in u ontwaard, dan geen nood, want al blijft het ook in u dan de oude twijfelaar, die Geest geeft u dan het onderpand en in dat onderpand de ruste voor uw hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

„In geest en Waarheid”

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's