GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SCHOLIEREN.

III.

Twee dagen later, toen Annaberg weder zoo stil geworden was. als te voren, verlieten op een morgen een viertal jongelieden het gebouw der zoogenaamde „Gelehrtenschule", zoo iets als een gymnasium, waar tal van leerlingen ook uit den omtrek opgeleid werden.

De kleeding van alle vier deed hen kennen als studenten, al droeg de een een fraaier gewaad dan de ander. Vroolijk pratend gingen zij huns weegs, althans drie hunner. Want de vierde liep zwijgend en in zich zelf gekeerd met de anderen mee, als ging hem hun gesprek niet aan.

„Kom", sprak eindelijk een dezer, „waar peinst ge toch over? "

Maar er volgde geen antwoord.

„Scheelt u wat Frederik? " zoo begon een ander te vragen.

„Neen niets", was 't antwoord, „ik ben gezond en wel."

„Ja, maar gij zijt zoo stil."

„Ik dacht aan wat vóór twee dagen gebeurd is, " sprak Frederik, aan dien optocht, toen de commissaris van den paus...."

„Ja, het was prachtig, maar dat is toch geen reden om somber te wezen."

„Ik dacht niet aan die pracht", antwoordde Frederik ernstig, „ik dacht aan datgene wat de hoogeerwaarde heer hier komt doen, aan de aflaten, die de heilige vader ons aanbiedt."

„O", sprak een uit het gezelschap, „die hebt gij niet noodig. En mocht het te eeniger tijd noodig zijn, dan kunt ge er immers voor geld een krijgen."

Frederik gaf geen antwoord, en zuchtte slechts. De anderen keken hem verbaasd aan. Aan den hoek eener straat gekomen namen zij afscheid van hem en gingen verder.

„Ik begrijp niets van Frederik", sprak er een, „hoe kan hij met zulke dingen zijn hoofd nu al kwellen? "

„Gij zoudt het zeker niet doen Johan", sprak een ander, „dat vveten wij allen. Maar gij moet niet vergeten, dat Frederik armer is dan een van ons, en dus wel in den druk kan zitten."

„Best mogelijk, maar toch niet om een aflaat."

„Dat weet ik niet; ik begrijp althans niet, waartoe /liJ er een behoeven zou. Maar hoe dit zij, wij zullen ons hoofd daar nog niet mee breken. Maar wacht, de kerk staat open, zie ik. willen we eens binnengaan? "

Daar hadden de anderen niet tegen. Weldra bevonden zij zich in de domkerk, 't Was er wel niet zoo vol als eergisteren, maar toch zag men veel meer menschen dan anders op dien tijd van den dag. Geen wonder — Tetzel zou prediken, en velen waren gekomen om hem te hooren en van de goedheid des pausen gebruik te maken.

De prediking van den pauselijken heilbrenger geleek volkomen op die van vorige dagen. Het volk echter betoonde reeds een luisterend oor te hebben. Nu eens naderde een man, dan weder een vrouw de offerkist, overhandigde het geld dat er dan in werd geworpen, en ontving den aflaatbrief, waarin de paus vergifi^enis van zonden toezei. Meer dan een arme bergwerker gaf zijn zuur verdiende penningen, in de hoop daarmee de gunst en genade Gods te koopen. De lieden wisten niet beter.

De kerk ging uit, doch de gelegenheid om aflaten te koopen was daarom niet gesloten. Een groot deel van den dag kon men terecht, — altijd voor zijn goed geld.

In een kleine woning te Annaberg zat een schoenmaker ijverig te werken, terwijl hij tegelijk het oog hield op de twee knechts en den jongen, die hem bij den arbeid hielpen, en van tijd tot tijd een vroolijk lied zongen.

Eensklaps ging de deur der huiskamer achter den winkel open, en een zachte stem riep:

„Och, Barthel, wilt ge even komen? "

De baas stond op, en volgde zijn vrouw in het huisvertrek.

„Manlief", zoo sprak de vrouw, „onze Frederik* is zoo even thuis gekomen. Hij is erg neergedrukt, en gaf mij bijna geen antwoord, toen ik vroeg wat hem scheelde."

„Dat wou ik ook' wel weten", sprak de vader; „onze jongen is dezelfde niet meer van vroeger. Wat wil hij toch? "

„Hij vroeg mij om geld."

„Geld? Waarvoor? Heeft hij boeken noodig of nieuwe kleeren? "

„Dat weet ik niet; maar ik zei hem, dat ik geen geld had."

„'t Is ook de zuivere waarheid", sprak de schoenmaker. „De zaken gaan tegenwoordig bitter slecht. Ik had misschien beter gedaan in Franken te blijven. Toen werkte ik alleen en had mijn brood. Nu houd ik knechts, en lijd armoe."

De vrouw zuchtte. Zij wist dat haar man waarheid sprak.

„Als hij mij zegt waarvoor het geld dienen moet", sprak de vader, „zal ik mijn best dóen het te krijgen, al zou ik desnoods honger lijden. Ik zal 't hem wel zelf vragen. Maar nu moet ik weer aan 't werk."

Terwijl de baas zijn taak hervat, willen we even over hem iets zeggen.

Baas Barthel was niet te Annaberg geboren. Hij was afkomstig uit Lichtenfels in Franken, en had daar zijn jeugd doorgebracht. Daar hij een knap schoenmaker was, hadden vrienden hem aangeraden naar Annaberg te verhuizen, waar hij het, zeiden zij, ver brengen zou. De v schoenmaker had dien raad gevolgd, doch wat ƒ er ook gebeuren mocht, niet hetgeen hij gehoopt had.

't Is waar, in den eersten tijd ging alles goed. Hij werkte sterk en goedkoop, en weldra kon ij 't haast niet af, en moest een knecht, en later og een tweeden nemen. Wel benijdden de ndere schoenmakers den vreemden eend in de ijt, den vreemdeling die hun 't werk uit de anden nam, maar de baas ging zijn gang, nam en vrouw en werd zoo in Annaberg geheel burger.

EEN WIJS ANTWOORD.

Toen Ds. B. nog student was, kreeg hij eens bezoek van iemand die allerlei nuttelooze en onbeduidende boeken te koop aanbood, en er ook hem een slijten wou.

„Wat is het voor een boek? " vroeg de student.

„O het is een boek, dat je den heelen dag doet lachen", was hét antwoord, „ziet u maar, dat staat op den titel."

„Wat? " riep de student opspringend en een stok grijpend, alsof hij heel boos was, „denkt gij dat ik gek ben, man. Want een heelen dag lachen, doen alleen gekken. Scheer je weg en kom hier nooit weer!"

En zoo kreeg hij den koopman met zijn prullen in een ommezien de deur uil.

AAN VRAGERS.

J-W. t. C. te B. — Iemand kwalijk te nemen, hij over een zaak anders denkt dan wij, dat zou dwaas zijn. — Zie verder het stukje in 't b vorig nr. Uw fout ligt hierin, dat u meent dat het jaar i om moet zijn, eer men 't kan schrijven. Als meer gezeid, dit jaar is nooit geschreven, doch bij de voorstelling moet men 't zich zoo denken. Een jaar na het feit dat tot uitgangspunt dient, was 't eerste jaar voorbij. Voor meer verwijzen we naar het geschrevene een tijd geleden.

CORRESPONDENTIE.

P. D. te A. (Wt.) •-Is uw bedoeling per brief of hier?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 januari 1899

De Heraut | 4 Pagina's