GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZOEKENDE.

Vil.

Keeren we thans tot Annaberg en zijn bewoners terug.

De aflaathandel was er in den laatsten tijd toegenomen. Arme lieden brachten hun bespaarde penningen bijeen, en kochten er voor een vrijbrief, zooals zij meenden, - van hun schuld. Ja, meer dan een, zoo zegt ons de geschiedschrijver, verkocht een stuk huisraad om voor het geld zich schulddelging en hoop op de zaligheid te verwerven. Dit was zeker diep treurig, doch het bewees in alle geval dat deze lieden behoefte gevoelden aan vergeving van zonden en uitdelging van schuld. Toen dan ook na weinige jaren God de Heere den Zaaier uitzond, die het goede zaad des Woords uitstrooide, vond het in menig zulk een hart een wel toebereide aarde.

Menigeen, ook die iets op 't geweten had, maakte zich door een aflaatbrief van den last los. We weten hoe Luther en andere priesters later er tegen op kwamen, als de men schen meenden zich zoo te kunnen vrijpleiten. Doch verreweg de meesten bleven in de dwaling, die trouwens hun openlijk werd gepredikt, in naam van den paus zelf.

Onder hen die menigmaal de prediking in de kerk bijwoonden merkten we ook onzen vriend Frederik op. Aandachtig luisterde hij, terwijl de prediker sprak over zonde en vergeving van zonde, en den weg aanwees om van de schuld verlost te worden, zoo men maar van de goedheid des pausen gebruik wou maken. Velen deden dat en met begeerige blikken volgde hen de jonge man, terwijl zij hun geld betaal­ den, den aflaat ontvingen en tevreden huiswaarts keerden.

Hoe gelukkig zijn die menschen, zoo dacht hij bij zich zelf. Zij worden van hun zonden bevrijd; geen vrees voor de toekomst zal hen meer kwellen; niemand kan hen meer beschuldigen, de Heere God heeft niets meer van hen te eischen. Hoe heerlijk zou het zijn als ook mij dit voorrecht ten deel viel. Doch, helaas, ik heb geen geld.

En droevig staarde hij dan weer voor zich.

Gij ziet wel vrienden, dat deze jonkman het ernstig meende, meer dan menigeen die zich om zijn zonden gelijk om de toekomst weinig bekommert. Doch ook bemerkt gij, hoe hem de waarheid geheel verborgen was die ons de apostel leert, dat wij zalig worden enkel uit genade, en gerechtvaardigd om niet. Had hij dit geweten, hij hij zou zich niet hebben bedroefd dat hij geen geld had, maar veeleer blijde geweest zijn dat zonder prijs en zonder geld het heil des Heeren ons geboden wordt.

't Was onder den indruk van hetgeen hij in de kerk gehoord en gezien had, dat Frederik zich naar school en vandaar met zijn medestudenten naar huis begeven had. Ook vernamen we hoe hij om geld had gevraagd, en de lezer begrijpt nu zeker wel waartoe dat dienen moest.

Toen de avond gekomen en 't werk afgeloopen was, vroeg vader Barthel aan zijn zoon waarvoor hij geld noodig had. 't Antwoord was elijk te verwachten viel, Frederik wilde een flaat koopen en, begrijpend dat hij eer van moeder dan van vader het verlangde zou bekomen, had hij zich bij de eerste vervoegd, doch zonder gevolg, wijl de goede moeder over geen eld had te beschikken.

Of 't bij vader beter zou gaan ? Frederik hoopte n vreesde tegelijk. Vader. Barthel echter zei ort en goed: „Hoor eens jongen, het is een lechte tijd en ik heb geen geld te missen. och al had ik het, dan gaf ik het daarvoor och niet. De zonden worden niet vergeven voor eld maar uit genade, zonder dat wij er iets aan oedoen, door God, om des Heeren Jezus' wil. oud u daaraan, dan hebt gij geen aflaten oodig."

De jonkman wist zeer goed, dat als vader eenmaal iets zei het er dan bij bleef, en ook dat deze met de Roomsche kerk niet op had, ja reeds bij niet weinigen ronduit een ketter heette. Hij waagde het daarom niet, verder over de zaak te spreken. Toch bleef dezelfde vurige begeerte in zijn hart bestaan. Geen wonder: hij was zoo geleerd geworden, de priester had het geleerde bevestigd, en onze jonkman m.eende dus niet anders, dan dat waarlijk Gods genade en schulddelging hem aangeboden werd. Moest hij die dan niet trachten te verkrijgen? Hoe jammer dat vader 't geld niet had, en nog meer dat hij het toch zou geweigerd hebben! Het geduld en 't verlangen van onzen vriend werd intusschen op een zware proef gesteld.

Immers twee jaar bijna waren voorbijgegaan, nog altijd was Tetzel in Annaberg, maar nog steeds had Frederik niet verkregeu wat hij wenschte. Zelfs was de kans er op kleiner geworden dan ooit. Immers vader, die niet naliet waar het te pas kwam, over heel den aflaathandel zijn afkeuring uit te spreken, had in den v laatsten tijd vele klanten verloren. Menigeen n wilde niet meer bediend zijn van een man, die niet ter kerk ging, die kwaad sprak van den eervvaardigen Tetzel en den aflaat nutteloos en verderfelijk noemde. De schoenmaker echter bleef de waarheid trouw en kwam daar voor uit, al moest hij ook daarom voor het tijdelijke veel missen. De Heere had meer dan dat om hem te geven. Dat wist hij.

AAN VRAGERS.

Onze lezer P. D. te A. vraagt:

„Zoudt u genegen zijn, den oorsprong mede te deelen van het woord Go'éll Komt het woord in den Bijbel voor en zoo ja, waar? Het zaakregister in den Staten-Bijbel noemt 't niet, en verschafte mij dus geen licht."

Ook wij kunnen ons niet herinneren, dat het woord Goël in onzen Statenbijbel voorkomt, d. w. z. onvertaald. Wel staat het er, overgezet, nl. door lossa-, bloedwreker, dat meermalen in het Oude Testament voorkomt.

Zulk een losser had zeer bijzondere plichten. Hij moest eigenlijk zorgen, dat het geslacht en wat het bezat ongeschonden in stand bleef. Hij was altijd een der naaste mannelijke bloedverwanten van dengene voor wien hij optrad. Was b. V. een lid van het geslacht in slavernij geraakt, dan moest de losser hem weer vrij koopen, lossen. Was een stuk lands vervreemd, de losser zorgde dat het weer aan de oude bezitters kwam. Hij moest alzoo 't geslacht in stand en welvaren houden, en daarom ook trad hij als bloedwreker op, om door het dooden van den moordenaar het verloren bloed als 't ware weer in te lossen. Meer voorbeelden kan men in de Schrift vinden.

Het zal nu ook wel, bij nadenken, onzen vriend duidelijk worden waarom de naam Goël soms op den Heere Christus, onzen Verlosser, wordt toegepast, gelijk o. a. Da Costa in een zijner schoonste verzen doet.

CORRESPONDENTIE.

M. M. te R. — We ontvingen in dank wat op de vragen betrekking heeft.

B. H. te V. — Het stelletje in orde ontvangen. Maar nr. 6 is onlangs pas behandeld en laten we er dus nu af.

J. O. te N. — Er wachten nu nog vijftien vragen; de uwe is nr. 10. Oordeel dus zelf.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1899

De Heraut | 4 Pagina's