GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezenswaard is wat de hoer Postmus in Holl. Kerkblad over het v, 'erk Gods in natuur en geschiedenis schrijft:

»In den beghine schiep God hemel en aarde.'' Derhalve — een kind kan die condusie trekken — is de aarde, die wij bewonen, geschapen door God Zijn kunststuk; Zijn maaksel

Wie die het betwijfelt ? vraagt ge; althans onder ons.

Zoo is het. En toch zouden we willen vragen, of we — we zeggen niet de beteekenis van dit ontzaglijk feit overzien, wie kan dat ? — maar of deze waarheid ons wel genoeg levendig voor de aandacht staat.

Ook voor ons, die de moderne wijsheid van den dag toch van ons willen werpen, is het vaak, alsof vóór zesduizend jaren God de Heere de aarde schiep en sinds haar overgaf aan «natuurwetten", «krachten", «invloeden' en we weten niet, wat al niet meer.

Dat deïsme hebben we trouwens reeds in onze schooljaren — óók wel op de school met den Bijbel — ingedronken. We hoorden van «dalende kusten" en «rijzende kusten"; van werkingen van vulkanischen aard; van zeeën, die droog werden en zeeën die ontstonden, en ziet: in dat alles was de Heere niet!

Dat ging volgens «vaste wetten" die ons «leer boek der aardrijkskunde" ons dan verder onthulde

We stonden versteld, als we hoorden van al die primaire, secondaire, enz. gesteenten; van aardlagen van «zooveel" en «zooveel" eeuwen; van «vóórwereldlijke" dieren en «formaties", en aan het verhaal van Genesis dachten we maar liefst niet.

Er was geen verband tusschen het Bijbelsche scheppingsverhaal en de wijsheid van ons schoolboek.

We hoorden er liefst niet te veel naar en meen den al heel vroom te zijn, indien we in weerwil van wat we van al die aardformaties vernamen toch vasthielden aan dat woord der Schrift: « In den beginne schiep God hemel en aarde"

Sinds merkten we, indien we ons dus mogen uit drukken, dat men ons bestal. Want metterdaad, zachter woord past hier niet.

Of, wilt ge, het is tot zekere hoogte nog juister, we bestalen ons zelven.

In de geschiedenis der menschheid, van ons vaderland wilden we wel weten van den vinger Gods. O, zeer zeker. Ons hart kwam er tegen in verzet als zelfs een man als Fruin alles terug bracht tot «oorzaak ' en «gevolg.”

Zóó in de historie der nardiewoners; en die van aarde zelf? «Wetten" en nog eens «wetten.”

Dat lag voor ons besef mijlen ver van el kander verwijderd en zoo verarmde ons geloof en dies onze liefde tot Hem, die alle dingen geschapen heeft, óók de aarde en het aardsche.

Want sinds Lebben we in mogen zien, dat we den Heere onrecht aandeden met ons blind te staren op de tweede oorzaken. Die rijzende en dalende kusten; die koraalriffen, die opkwamen; die vulkanen die werkton, die zeeën, die droog liepen, ze gehoorzaamden immers evenzeer aan de stemme des Heeren, als de helden, die de volkeren beheerschten en bedwongen, al regeerde de Heere het «levenlooze" ook anders en langs regels die Hij schiep en niemand anders, als de 2 ich bewuste schepping.

Alle halfheid zij toch ook in dezen verre van ons. De veranderingen, die de aarde onderging zijn talloos vele — hoe zal de zondvloed niet van machtige werking zijn geweest! — maar niet één kentering, die niet geschiedde op het wenken van den vinger Gods.

De aarde is en werd juist, zooals God de Heere haar wilde, haar beschikte en gebood te zijn.

Want o, onzï «leerboeken der aardrijkskunde" zijn zoo geheel en-al goddeloos, d. i. zonder God bedacht en beschreven.

Immers let ook hierop: Toen de Almachtige de aarde schiep, zag zijn oog die aarde reeds bewoond met de geslachten der menschen, die uit Adam zouden geboren worden. De Heere zag de volkeren in hunne eigenaardigheid. Hij wees hun reeds hunne plaats aan. Hij schiep hun hunne woon plaats, zooals die voor hen juist zóó moest zijn.

En zelfs hiermede is nog niet aües gezegd: De Heere zag ook de historie dier volkeren zich reeds voor Zijn oog ontrollen

Enkele voorbeelden lichten dit toe.

Het is geen toeval, wat nu weer in Zuid-Afrika geschiedt Het is niet iets, dat ^ als we in het dagelijksch leven wel zeggen — «al bijzonder zoo treft, " dat het land daar juist zóó is, dat Gods bergen en heuvelen den Brit beletten het land binnen te trekken, dat zijn heerschzucht zich tot prooi had gekozen.

Zóó schiep in den beginne God de Heere het land van Zuid-Afrika, zoo gebood Hij later «invloeden" en «wetten" — werkingen Zijner Almacht — dat ze daar zouden wijzigen of ook niet wijzigen, naar Zijn wijsheid het zich dacht.

De Engelsche soldaten staan erzelf versteld van. «Daar valt niet tegen te vechten", verklaarden Britsche officieren, «tegen schietende rotsblokken en schietende vlakten zonder dat er iets van een Boer te bemerken is.”

Het dunkt hun «een betooverd land. De Engelsche troepen rukken aan; wankelen; vallen; vluchten weg; de artillerie maakt rechtsomkeert, hortend en stootend door de wegvluchtende paarden, en dat alles met een vlakte tegenover zich, schijnbaar leeg en verlaten, waar niets zich beweegt; waar geen rookwolkje te zien is, maar van waar een ontzettend en ontzenuwend geweergeratel rolt, terwijl de lucht leeft van de zwermen kogels, die er als een hagelbui mai.r onzichtbaar doorheen suizen

Plat op den grond liggen was 't eenige wat er oversc'oot bij Modderrivier en bij Magersfontein en ten deele ook bij Colenso met de brandende zon op den rug, wachtend en dorstlijdend, terwijl de storm over hen heen jaagt, al maar door, al maar door....

Want ook die brandende zon der Zuid Afrikaansche velden schiep God de Heere in den be ginne, wat het liberale schoolboek u ook in dezen weer opdissche van «wentelingen" en «kringen" en wat niet al (op zich zelve juist, natuurlijk) «/JÖ/ niet de Heere gebood.

En de Boeren dan ? zegt ge.

O, zeker, maar dit volk liet zich van den Heere onderwijzen. Bewust, voor een goed deel zeer zeker onbewust, pasten zij zich aan — om het nu eens schijnbaar Darwinistisch uit te drukken — aan de eigenaardigheid van het land, dat God hun door Zijne leidingen beschikte.

En nu noemt hen de wereld terecht onoverwinbaar.

Omdat ze ?

Zich lieten onderwijzen door Hem, die in den beginne hun dat land schiep ea hen verwekte voor deze Zijne schepping.

Maar is dat zoo iets vreemds?

Neen, immers. Hier te lande is hetzelfde gezien. O, die vrome monniken — we zeggen het zonder een zweem van ironie — maar de liberale schoolmeester heeft hen in onze jongensjaren al in dienst genomen om ons reeds jong te ontkerstenen! «De monniken wierpen de dijken op; ze gingen aan 't inpolderen, aan 't uitvenen en wat niet al Zij hadden Holland-geschapen en toebereid

En de Heere niet.

Dat stond er zoo natuui-lijk niet. Maar zoo toch verarmde ons besef. We zagen den Almachtige niet Zijn hand uitstrekken om deze landen toe te bereiden tot een woonstede voor een volk, dat het gegeven zou worden pal te staan voor Zijn Woord in de dagen der lóde eeuw.

En toch aan enkele voeten water heeft eenmaal het lot van heel het Protestantisme, van heel de vrijheid van Europa gehangen.

Toen Leiden belegerd werd.

Viel Leiden, dan viel Holland, dan was Spanje }neester in heel dit werelddeel.

Lees er Fruin maar eens op na, die maar een liberalist was, maar het wonderheerlijk vertelt, nuchter maar goed, omdat hij de feiten Gods na mocht vertellen in zijn kostelijk boekske van ; • Beleg en ontzet van Leiden in 1574

Toen was de vraag of de «Lange Tom" van di»dagen, de «A-k van Delft' en de andere plempen (pr .men) van de Geuzenvloot over de velden naar Leiden zouden kunnen komen.

Want Rijnland lag iets hooger dan Delflind Een voet of wat. 't Kwam er heel precies op aan. En dat wist de Prins van Oranje Maar, zooals Dr Kuyper 't in zijn Calvinisme in heiligen hu mor zegt: ïalles wachtte op den Prins, maar de Prins moest wachten op God"

En op den 18 September kwam de Heere met een Westenwind, dien Hij gebood, en de enkele voeten water vlotten over Rijnland en de strijd kon beginnen en 3 October was Gods verlossing binnen de muren van Leiden.

Want de Prins en de Geuzen moesten de han den uit de mouwen steken, zoo goed als de Boeren. Zij op de ondergeloopen vlakke velden ; ginds achter de «kopjes.”

En daarom laten we ons door geen wijsheid van den dag dat eerste woord der Schrift ontrooven: In den beginne schiep God hemel en aarde. Want, och, we kunnen er slechts van stamelen

Dit tintelt van geestdrift, en toch van zin voor werkelijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1900

De Heraut | 4 Pagina's