GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de vergadering van Moderne'^Theologen heeft Dr. L. Knappert zich in dezer voege over het Godsvertrouwen der Boeren van Zuid-Afrika doen hooren.

„Dit geloofsvertrouwen der Boeren mag niet vereenzelvigd worden met hunne dogmatiek.

„Het is wezenUjk het geloof in hun goed recht, door God beschermd.

„De schoonheid daarvan, zoowel als de verhetfende invloed heeft overal, sporadisch zelfs in Engeland, diepen indruk gemaakt en levendige bewondering gewekt ook bij andersdenkenden.

„Ofschoon welKcht niet immer van zuiver allooi, heeft die bewondering toch zeker bijgedragen om de kracht en de wijding van geloofsvertrouwen weder aan velen te laten zien.“

Spr. zeide, dat onze sympathie voor de Boeren niet alleen zoo groot is, omdat zij ons verwant zijn, maar dat wij met zooveel aandacht wat in Zuid-Afrika gebeurt volgen, omdat dat ook ons zelf en alle kleine vollien betreft, omdat wij ons vertrouwen in de Vorsten en in de diplomatie verloren hebben.

Spr. meende, dat wat in Zuid Afrika wordt afgespeeld, nog nooit in oude of nieuwe tijden is vertoond. Hij waardeerde het, dat ons volk in zijn sympathie zoo flink voor den dag was gekomen en vermeldde met lof wat de pers met pen en teekenstift om sympathie te wekken gedaan heeft.

En wat de bewondering van het geloof der Boeren aangaat, spr. was van oordeel, dat die bij ons volk van zuiver allooi is en het zedelij Ic leven daarvan verrijkt heeft.

Spreker weersprak de meening, dat het geloof der Boeren om hun dogmatiek door andersdenkenden niet gewaardeerd kan worden. Vooreerst moet men daarom geloof en dogmatiek scheiden.

Uit al hun handelingen bleek ook volgens spr., dat de Boeren aan hun goed recht, door God beschermd, gelooven. Maar daarom hebben zij ook altijd getracht, den strijd te voorkomen; zij hebben daarvoor gedaan wat zij konden, met eerbiediging voor hunne onaf hankalijkheid en hun eer.

Dan haalde spr. tal van correspondentiën aan ten bewijze van zijn derde stelling. Daaronder waren zoowel Amerikaansche als Eugelsohe, naar het Revue artikel van Ds: . Kuyper en een schrijven van den heer Beelaerts van Blokland. Twee dingen staan vast, meende spr.: dat de schoonheid van dit geloof ook door andersdenkenden kan bewonderd worden, en ten tweede dat dit geloof iets anders is, iets dat hooger en dieper gaat dan lippenwerk.

Spreker haalde ook aan wat in den Volksraad gezegd is bij het begin van den oorlog : dat n.ï. als men ten strijde trok, men niet ging vechten voor het stemrecht, maar voor het bestaansrecht van het volk. En dat men strijdende niets moest doen, wat dit recht en de conscientie kon besmetten.

Zoo iets klonk, meende spr., als onze oude Geuzenliedjes, opwekkende tot strijden met ohristenmoed. Om iets dergelijks te lezen moest men teruggaan tot de brieven van Prins Willem den Zwijger. Zoo is het volk, dat in Europa uitstierf, in Zuid Afrika weder herleefd. En hoort men daar een taal als van hem, die getuigde: „Ik heb met den potentaat der potentaten een vast verbond gemaakt.“

Spr. vergeleek het eerlijk, ernstig, open optreden der Boeren met de kuiperijen en slingerwegen der Engelsohen. Hij herinnerde aan al hun daden; van iSlachtersnek tot het begin van den oorlog, aan de afgemaakte gewonden van Elandslaagte, aan de vrouwen en meisjes van Derdepoort, aan de achtergelaten dooden aan de gevangenisschepen van Simonsstad.

En waar de Boeren zoo schoon deden, daar mag toch aangenomen worden, dat de daarvoor getoonde bewondering van zuiver allooi was, ook waar die bewondering het geloof gold, al schijnt de dogmatiek een beletsel.

Spr. herinnerde aan de schoone plaat van Braakensiek, waar de Boeren vereenigd zijn en de geest van Willem den Zwijger hen omwaart.

De heldenstrijd waarvan wij getuigen zijn, is, meent spr., een openbaring van het geloof in God, en mag geen onderwerp worden van een theologischen strijd. Die strijd heeft ook ons opgewekt, politieke tegenstanders tot elkaar gebracht en ons geloof opgewekt-

Spreker eindigde met biddend de woorden uit te spreken: „Bescherm, o God, bewaar hun grond“.

Reeds op de vergadering zelve kwam Ds. van den Berg tegen dit potsierlijke afscheiden van geloof en dogmatiek op.

De heer vau den Berg betoogde dat men de dogmatiek niet te veel van het geloof moet scheiden. Wij weten, dat in de 17e eeuw onze voorvaderen dachten, zooals de Boeren nu doen, maar het rechte begrip hebben wij er niet van gehad, tot wij het nu hebben aanschouwd. De Boeren gelooven nog dat God alles bestiert en de kogels richt, en handelen daarnaar.

Dit noemde spr. het merkwaardige; maar had hem tevens overtuigd, dat het geloof der Boeren het onze niet meer kan zijn. Het begrijpen kunnen wij het echter wel.

Maar de heer Tak, de socialistische redacteur van de Kroniek, kreeg den modernen Dr. Knappert nog anders te pakken.

Hij schreef toch:

In de vergadering der moderne theologen heeft de Asser predikant Knappert verteld waarom hij zoo vol bewondering is voor het geloof van de Boeren. Om het raadsel van zijn modern respect voor den oud modischen godsdienst der Boeren aan zich zelf en het overigens nog niet nieuwsgierig gebleken publiek te verklaren, zegt hij „dat wij de dogmatiek der Boeren niet mogen verwarren met hun geloof". Verder : „De dogmatiek der Boeren kan slechts instemming vinden bij wie ook zoo denken ; naar hun geloof zien wij op als naar een heerlijk goed dat wij in oprechtheid en diep oj .vuuaüren". En iets later komt de redenaar zelfs zoo ver om te zeggen : „Hier (bij de Boeren) gaat dus vrij wat hoogers om dan het met de lippen belijden van eene bekrompen dogmatiek“.

Zoo ontfutselt deze goochelaar den Boer zijn Bijbel, redeneert den grondslag van zijn geloof : de openbaring van Gods woord in den Bijbel en - voor hem wel bij voorkeur in het Oude Verbond, weg onder zijn moderne hocus pocustafel, vertoont den aldus ontredderden Dopper aan zijn publiek en zegt : „Ziet u wel, hier is een Calvinist zonder dogmatiek, die het heerlijk geloof heeft, dat eigenlijk ook het geloof is van een vuur-aanbidder en van den modernen slap-geloovigen ethicus . . . Ook bij den vuuraanbidder is het vuur onzin, onze wijsheid dooft het, maar het mooie aanbidden blijft. Het geloof, mijne vrienden, wordt j eerst mooi. als ik. Knappert van Assen, het fondament in mijn tooverkroes heb doen verdwijnen. Bewondert met mij wat ik zoo knap voor u heb misvormd.

En zonder blikken of blozen, ook zonder de moderne zaal te worden uitgezet, zegt de man dingen van de Boeren, die hij bij oom Paul wel zou zwijgen. Deze zou op den inval kunnen komen om den Asser leeraar van de stevigheid van den Bijbel te overtuigen door hem met het boek om de ooren te slaan en hem te zeggen ; „Zie manneke, zoo zet de kracht van Gods woord zich bij ons om in de daad”.

Dit is kras, maar toch niet te kras.

Aan dat geleuter over geloof zonder inhoud moet een einde komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1900

De Heraut | 2 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1900

De Heraut | 2 Pagina's