GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Troost, troost mijn volk.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Troost, troost mijn volk.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN].

Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen. Jeaaia: I

e Als deze wereld ondergaat, en het rijk der e heerlijkheid komt, zal er meer dan één schoon b ding voor altoos weg zijn. Er zal niet meer o gekend worden noch het schoon der ontferming­ d en, der barmhartigheid, noch het schoon des medelijdens en der vertroosting.

En troosten is schoon; zelfs in het min ernstige. Een kleine deern, die haar speelpop vallen liet, dat de kop in tweeën brak, en nu snikt van 't huilen, wekt tegelijk uw lach en uw deernis; maar er komt iets schoons, iets heihgs in het kindertafereel, als ge straks ziet, hoe de kleine in haar wanhoop van haar moeder getroeteld en getroost wordt.

En dit schoon van het troosten klimt in waardij, naar gelang de smart dieper wondde, en het troostend troetelen overgaat in een troosten door het deernis toonend oog en het stille, diep uit de ziel opkomend woord.

Zoo heeft God Adam getroost, toen hij bevende voor God vlood, en de Heere hem tot zich riep, zeggende: Adam, waar zijt gij ?

Dat is het eerste in het troosten, dat men den in zijn smart verlatene bij zich roept, of zelf als een door zijn smart geroepene naar hem toegaat.

Pijn, smart, verdriet geeft een gevoel van verlatenheid, , van eenzaamheid, van op zichzelf geworpen te zijn; en daarom is het eerste wat wie schreit noodig heeft, dat er iemand is die, zich zijner aantrekt, die zijn verlatenheid breekt, die hem troost, ja voelen doet, dat hij niet als een prooi aan zijn smart wordt overgelaten. Zelfs doet het bij bittere smart goed, als men niet naast of tegenover u blijft staan, maar u zacht den arm om den hals slaat, en u naar zich toetrekt, en uw moegestreden hoofd tegen zijn borst doet uitrusten.

Daarom heet de Trooster in de taal waarin Johannes schreef: de Paracleet, dat is de erbij geroepene; en heet troosten in die taal: naar u toeroepen. 1)

1) Men wierp hier tegen in, dat er niet Paraclttor, maar Paracletus staat. Ten onrechte. Ook zonder de stem roept de smart, en in dien zin is de Trooster altoos de te hulp geroepene.

Zooals Ismaël in de woestijn neerlag, zonder ook maar te kunnen spreken, en dat er toch staat: God hoorde de stem van deti jongeling, zoo gaat er van elke smart een stemme uit die om mededoogen, om deernis, om medelijden roept; en Hij die zich aldus laat roepen, om dat hij die stomme taal der smart verstaat, hij is de Trooster.

Vandaar het woord bij Jesaia: „Troost, troost mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreek naar het hart van Jerusalem”.

Reeds vóór den zondvloed begon dit. Lamech noemde den naam van zijn zoon Noach, want, zoo profeteerde hij: „Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, van wege het aardrijk, dat de Heere vervloekt heeft”.

Dat was toen, dat is nog, en dit zal tot den einde toe de altoos wellende bron van onze smart zijn. De zonde, de vloek, de ellende des levens. Ellende 07n ons heen, en ellende in ons hart.

En nu is dit het beklemmende, dat die smart klimt naar mate de fijnheid van ons gevoel toeneemt; toeneemt naar mate ge geestelijk hooger staat; en op het hoogste komt, als ge van Gods volk zijt. Ja, dat die smart nooit dieper gevoeld en nooit banger geleden is, dan door den Voleinder van ons geloof.

Hem troostten in Gethsémané niet de jongeren, maar de engelen Gods.

En met hem lijdt zijn volk, en onder dat volk de profeet meer dan gewone geloovi gen, de getuige meer dan wie van verre blijft staan, de dieper ingeleide banger dan wie glijdt over de oppervlakte.

Dat heet Sion. „Sion" is dat deel van het volk, dat 't diepst inleeft in de dingen des Heeren. En daarom zegt de Profeet, dat „God zelf zijn Sion troosten zal”.

De kinderen der wereld hebben ook wel hun leed en hun teleurstelling, maar ze zetten er zich overheen, ze laten zich afleiden. En vooral, ze hebben den stroom der wereld niet tegen zich, maar drijven met dien stroom meê. Ook schijnt het soms, alsof hunner het welvaren is Riep niet reeds Asafuit: »Ze worden als andere menschenkinderen niet geplaagd.”

Maar Gods volk .drinkt dag aan dag uit den beker der kastijding, en heeft er dan dit nog bij, dat het altoos tegen den stroom oproeit, dat aan zijn worstelen tegen de wereld nooit een einde komt, en dat het smarten der ziel kent, waaraan de wereld vreemd is, en dan nog lijdt om de zake Gods en om den Naam des Heeren, gelijk geen kind der wereld dit kan.

En daarom klaagt er aldoor uit dat Sion een stem naar God om vertroosting, en blijft de stem uit den .hemel in antwoord roepen: „Troost, troost mijn volk.”

Ook nu weer voelt Gods volk die smart.

Ons bloedt het hart met al onze landgenooten, a met alle man van edeler zin, om het lijden aan onze broederen in Transvaal overkomen. Maar^Góds volk lijdt daaronder nog dieper en eer.

Gods heilige naam is in dien strijd gemengd. r is voor recht en voor gerechtigheid op den od der vaderen vertrouwd. Dat is niet geleven in de binnenkamer, maar uitgeroepen oor heel de wereld.

En een oogenblik stond de wereld verbluft. oen het in Transvaal zoo tegen aller vreeze n schoon en goed ging. Het was alsof we onderen beleefden. Een ieder stond verbaasd. a, er waren kinderen der wereld, die weer naar od vroegen, en zich afvroegen, of er toch aarlijk niet een God die wonderen deed, bestond.

Toen juichte, toen dankte Gods volk, om nze stamgenooten, maar schier meer nog om en Naam des Heeren, die geloofd en die gerezen wierd.

Doch nu keerde het.

Op de overwinning volgde de nederlaag. De acht triomfeert over het recht. De geweldeaar breekt door. De priesters van Mammon uichen. En aan een man als Kruger breekt chier het hart.

En nu lijdt Gods volk. Ook voorzeker om nze broeders daarginder, maar toch schier meer og om de teleurstelUng van het geloof, om e banier des Heeren die weer dook, om de aam des Heeren die weer gewantrouwd wordt. ie, zoo vraagt de wereld, die zich bijna beeerde, hebben we 't u niet gezegd, dat het och niet van uw God, maar van het wapeneweld afhangt ?

Dat schrijnt, dat doet zeer. Dat bedekt ons et aangezicht met schaamte, alsof we te hoog n onzen God hadden geroemd, en alsof we et onzen God nu bedrogen uitkomen.

Zoo is het in dat ééne, sterk sprekende eval. Maar zoo is het telkens. Sion lijdt om ion. Er is een smaad over de Kerke Gods, r is een woelen tegen den Naam des Heeren, r is een inzinking onder de broederen. Soms en gevoel alsof alles ons begaf. Tot zelfs uitreking van zonde onder de broederen komt ns verontrusten. Broeders grieven ons ielier, an de vijand ons benauwt.

En daar denkt nu niet aan, en daar bekreunt ich niet om, wie alleen met zichzelf bezig is.

Maar de vrome kinderen Gods, zij die Sion ijn, voelen het, o, zoo diep, en hunner is een ijden als eens de profeten doorworstelden.

En dat lijden, dat lijden van zijn Sion kent od, en daarom blijft hij zijn Sion troost toeeschikken.

„Troost, troost mijn volk, zal ulieder God eggen!

Nu is er in kleinen kring, voor korten tijd, verrijke vertroosting geweest, die het leed vereten deed.

Mijn jongeren, zoo sprak Jezus zelf, vasten niet, zoolang de bruidegom bij hen is. Zij die tasten konden het Woord des levens, waren over de smart van Gods volk heen. Maar ook, en Jezus zelf voegde dit erbij, als de bruidegom van hen zal zijn weggenomen, dan zou de donkerheid in hun ziel te banger zijn. Dan zou hun hart worden ontroerd.

Zoo kon het dan ook niet blijven. En daarom sprak Jezus tot hen: Uw hart worde niet ontroerd, ik zal u een anderen Trooster zenden. En toen kwam God de Heilige Geest.

De diepe gedachte hierin is, dat de vertroosting van menschen te ondiep is, en de vertroosting van engelen te kort schiet, en dat de ware vertroosting van Gods volk eerst komt, als God zelf zijn Sion troosten komt.

Zoo kwam Hij in den Zoon, en troostte de jongeren. En zoo kwam Hij nu in den Heiligen Geest, en troostte de gemeente.

En vraagt ge of God dan niet ook in vroeger dagen zelf getroost had, dan is het antwoord: o, Gewisselijk, maar als van verre en uit den hooge, en niet van nabij.

En dit nu is het Nieuwe Testament, dat de Trooster nu niet meer van verre troost, maar tot zijn volk komt, en onder hen woont.

Dat was de juichtoon der jongeren toen

Jezus bij hen was: Het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond.

En ditzelfde nu is de lofpsalm van Gods volk. De Heilige Geest is uitgestort, is tot ons nader gekomen, en heeft ons hart tot zijn. woonstede gekozen.

Zegt der dochter Sions: Hier is uw God.

En nu vloeit de bron van Vertroosting eeuw: y-lijk, en durft het volk des Heeren de smart aan, omdat het als een die zijn moeder troost, met heilige aanbidding te midden van ? ijn smart triomfeert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Troost, troost mijn volk.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's