GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE OPSTANDING.

De Heere Jezus richtte eenmaal, toen Hij op aarde als onzer een rondwandelde tot de riienschen de vraag: Wat dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij.

Indien den apostel Paulus die vraag was gedaan geworden, hij zou geantwoord hebben: De Christus, de Zoon van God. En zoo men hem wederom gevraagd had: Welk bewijs hobt gij daarvoor? dan zou Paulus gezegd hebben: Dat heeft Hij krachtigÜjk bewezen te zijn door de opstanding uit de dooden.

Wie de macht heeft, zijn afgelegd leven weer aan te nemen, wie uit eigen kracht levend uit het graf kan verrijzen, die moet Gods Zoon, die moet God zelf zijn. God geopenbaard in het vleesch. De opstanding van den Heere Jezus zegt ons, dat Hij is machtig boven allen en alles, dat Hij is almachtig, dat Hij dus Gode eveijgelijk is.

Dit nu is een oorzaak van vreugd en groote blijdschap, voor allen, die den Jleere Jezus kennen en aanbidden als hun Verlosser. Want zij behoeven een Zaligmaker, die machtiger is dan de macht aan wie alles in deze schepping onderworpen is, d. i. de dood, of eigenlijk — v/ant de dood is geen persoon — een die machtiger is dan de Satan. Deze toch had, zegt de Schrift, het geweld, d. i., de macht des doods. En toen de Heere Christus den do d overwon, zegepraalde Hij daarin op den duivel en verpletterde den kop der oude slang. Nu dit vaststaat, weten ook allen d e in Christus zijn, dat zij een Zaligmaker hebben, die ook hen zal doen deelen in Zijn heerlijke opstanding: „Ik leef en gij zult leven!" zegt Hij tot hen.

Wie nog buiten Christus staat en dus onder de macht des duivels is — want daar tusschen ligt niets — die begrijpt van dat al weinig of niet met al, en kan het allerminst van harte gelooven, 't zij hij er ja of neen op zegge. Welbeschouwd wil al wie niet gelooft, van zulk een opstanding des vleesches dan ook niet weten, wijl het hem een dwaasheid is. Zoo kwam het dat de wijzen en geleerden te Athene Paulus uitlachten, toen hij van de opstanding der dooden sprak. En zoo komt het, dat de wijzen dezer eeuw ook nog altijd glimlachen, als ze ons ? ien Paaschfeest viererj en hooren juichen: Hij is opgestaan ! Hij die dood geweest is, leeft in alle eeuwigheid.

Nu, wij weten dat de wijsheid dezer wereld dwaasheid is bij God, en dat Hij voor de wijzen en verstandigen verbergt, wat Hij den kinderkens openbaart. Niet dat het verkeerd is wijs en verstandig te wezen; net andersom. Maar er is een wijsheid die uit God en een die uit de menschen is. Wie de eerste zoekt, dien noemt de Schrift wijs, en alle anderen zotten. Wij weten, dat wat God in Zijn Woord getuigt de waarheid is, en de wijzen der wereld konden dat ook weten als zij wilden. Doch het hart der menschen richt zich niet naar Gods getir'genis, tenzij dan dat 'sHeeren genade erkend, en zoo de mensch verootmoedigd wordt, doch om straks Hem te verheerlijken wiens getuigenis eeuwig zeker is en eenvoudigen wijsheid leert.

De opstanding des Heeren geeft ons de zekerheid, dat Hij is degene die Hij gezegd heeft te zijn, maar ook daarvan, dat Hij allen, die in Hem zijn, zal opwekken ten laatsten dage, tot onsterfelijkheid en heerlijkhe d. Dit te geloo '^n en door het geloof te verstaan, is het lieeilijk deel der kinderen Gods, die daarom ook door den Heere Christus „kinderen der opstanding" genoemd worden. Het is een groote genade Gi, 'ds tot htn te behooren, dat waardig geacht te worden. Dat wil niet zeggen, dat zij 't van zich zelf waardig zijn, maar dat God er hun toe verwaardigt door Zijn genade, om niet, door Christus Jezus.

Denzulken dan brengt het Paaschteest ge dachten van vreugd en zaligheid, van een hoop die niet beschaamt, van een toekomst die helder 13 en heerlijk, een troost dis beter is dan al wat deze wereld en dit leven hebben en geven kunnen.

Of we jong zijn of oud, de dag komt dat ons graf gegraven wordt. Maar de dag komt evenzoo, dat de bazuin zal klinken, die allen uit degra. ven roept, ook ons. Ja, al hadden we geen graf en lagen in de diepte der zee, of al was ons lichaam, gelijk dat der martelaren, door de wilde gedierten verslonden, toch zal ons vleesch weer verrijzen. „Allen die in de graven zijn zullen Zijn stem hooren en zullen uitgaan, " zegt dezelfde Schrift, die 't getuigt, dat ook de zee haar dooden zal wedergeven.

Zij zullen allen uitgaan. Waartoe? Tot tweeërlei tot de opstanding des levens, of tot de opstanding der verdoemenis.

De laatste is er ook. 't Is zoo de gewoonte bij velen, om als iemand gestorven is, vooral na veel lijden of moeite, te zeggen: „Nu rust hij, nu heeft hij 't beter", en zoo meer. Dat is echter alleen dan waar, wanneer zulk een ontslapen is in Jezus. Niet voor allen zal eens de opstanding die des levens zijn.

Doch, Gode zij dank, wij zijn nu nog in den wel aangenamen tijd, den dag der zaligheid. Diè gestorven is, is dezelfde die is opgestaan. En indien wij door het geloof de vrucht genieten van Zijn dood, zullen wij het eens ook doen van Zijn opstanding.

Daarom roept het Paaschfeest ons toe: Keert u tot Hem, die machtig is om te behouden. Bekeert u tot Hem, en vraag Hem u een nieuw hart te geven, gereinigd van de zonden, en vrede met God door het geloof. Is dat ons deel, dan zullen we van zelf op het Paaschfeest ons allermeest en bovenal verblijden, niet over allerlei bijkomende dingen, zooals de wereld doet. Maar we zullen bedenken en ons verheugen in de dingen die boven zijn, waar nu ook de Heere Christus is, zittende ter rech terhand Gods.

Israels Paschen herinnerde aan de verlossing uit de dienstbaarheid in Egypte. Ons Paaschfeest predikt nog wat beters, namelijk de verlossing uit de dienstbaarheid der 2onde, de vrees des doods, de macht des duivels. Dat is zoo heerlijk, dat ons verstand het niet begrijpt, doch ons hart het gelooft, en Hem aanbidt, wiens ledig graf op Paaschmorgen de goddeloozen deed beven, en Gods kinderen deed juichen.

„Ik leef en Ik ben dood geweest en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid, " zoo spreekt Hij die de Eerstgeborene is uit de dooden Eens zullen zoo allen kunnen spreken, die Zijn verschijniiig hebben lief gehad, als de dood is verslonden tot overwinning. Elk Paaschfeest voorspelt en verzegelt hun dat, en vervult hen met blijde hoop en moed. Zij weten, dat de bezoldiging, d. i. het loon der zonde is de dood, maar evenzeer, dat de genadegift van God is het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere.

CORRESPONDENTIF.

V. d. B. te W. In 't volgend No. hopen we er op te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1901

De Heraut | 4 Pagina's