GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dr. Hoedemaker’s oplossing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. Hoedemaker’s oplossing.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was ons een oorzaak van ongeveinsde vreugd, Dr. Hoedemaker's Artikel XXXVI te ontvangen.

Er zijn na 1886 jaren geweest, dat we oordeelden niet langer meer met hem in discussie te mogen blijven. Er was iets door hem geschonden, waarvan de schending niet mag worden toegelaten; iets wat ons den plicht van zwijgen oplegde. Wie toen meeleefde, weet ook nu nog wel, waarop dit betrekking had. Zoo niet, wij wenschen het niet op te halen. Tijd slijt, en ook ten opzichte van zulke pijnlijke incidenten gaat na zeker verloop van tijd de weg weer open, die voor een tijdlang versperd was.

En wat kon ons dan meer gewenscht zijn, dan een verdediging van het standpunt der handhavers van Art. 16 te mogen ontvangen uit Dr. Hoedemakers hand. Immers was het bekend, dat Dr. Hoedemaker niet tot de „aanlengers" behoorde. Hij verachtte de zinlooze methode om Art. 36 goed te praten door er allen wezenlijken inhoud uit te boren, en ten slotte niets dan de bolster over te laten. Die methode waarvan Maresius de eerste proeve gaf, en die thans onder de politieke heeren in zwang is gekomen, ergerde hem veeleer. Wie in zijn confessie sprak van „valschen godsdienst weren" of van „afgoderij uitroeien, " moest dit verstaan, zoo als onze vaderen het verstonden. Van drie kwart water in de melk was hij afkeerig en warsch.

Vooral Dr. Hoedemaker is dan ook de man, ie het eerst de galvaniseering van dat artikel op publiek terrein ondernomen heeft. Wel was de idee die hierbij dreef, niet van hem orspronkelijk. De eigenlijke man die Art. 36 weer opwarmde, was wijlen Ds. Steinort, langen tijd predikant te Bloemendaal, n later predikant te Amsterdam. Een man van reusachtige afmeting in meer dan hysieken zin, begaafd met een hypnoiseerend talent, vooral in het particuiere gesprek en in petit comité, zoo als weinigen, en die er zich op spitste, om zich te concentreeren op zeer enkele punten, maar die enkele punten dan ook rusteloos, zoo aldoor er met den hamer van zijn woord insloeg, dat ten slotte de sterkste arm den spijker niet meer uit den muur v kon trekken.

Zoo had hij, om slechts één voorbeeld te noemen, het als lid van Amsterdam's kerkeraad erop gezet, om de ouderlingen heel achteraan in de schaduw der heeren predikanten te zetten, en voor de predikanten meer geld op te eischen. En dat ééne thema behandelde hij nu niet slechts een enkel maal, als het pas gaf, maar dat ééne zelfde thema wist hij, raak of niet raak, bij alles te pas te brengen. Daarop kwam hij altoos weer terug. Hij striemde, hij geeselde de ouderlingen. Ze werden als kwajongens in den hoek gezet. En daar de Praeses altoos een predikant was, en deze et dus nooit tegen hem voor de ouderingen opnam, en er onder deze laatsten nieand was, die ook maar van verre tegen ijn machtig woord op kon, behaalde ten lotte het clericalisme, onder zijn aanvoeing, den meest voUedigen triomf, gingen alle i a t s s h m v e predikanten in zijn vaargeul over, en waren de ouderlingen er voorgoed onder gebracht.

Met dezelfde taaie hardnekkigheid nu wist Ds. Steinfort evenzoo een ieder die in zijn omgeving verkeerde, rusteloos te hypnotiseeren met Artikel 36. Hij was in dit opzicht als een Socrates, die altoos weer op dezelfde gedachte terugkwam, en ze er daardoor inhamerde. En dit ging daarom te gemakkelijker, omdat Ds. Steinfort in het minst geen man van actie was. Veeleer was aangeboren traagheid zijn hoofdgebrek. Wat hij er inhamerde, leidde dus tot niet de minste consequentie. Vandaar dat hij, hoezeer uit heel anderen hoek komende, bij het Neo-Kohlbruggianisme sympathie vond.

Onder den invloed van dien man nu is ook Dr. Hoedemaker gekomen. En welke die invloed was, mete men af naar het volgende. Toen schrijver dezes na zijn ziekte in 1876 in het vaderland terugkwam, enhijini878 Ds. Steinfort weer ontmoette, ondervroeg hij hem terstond, of het gerucht van dit kerkelijk hypnoticisme in zake Artikel 36 waarheid bevatte. Hierop nu ontving hij een volledig toestemmend antwoord. De Overheid moest de absolute waarheid handhaven, en moest dit zelfs in de kerk doen. Zij moest niet toelaten, dat er tegen de waarheid gereageerd, of ook maar gepredikt werd. En toen schrijver dezes hem daarop, geheel concreet, deze vraag stelde: Zou u dan meenen, dat de Burgemeester van Amsterdam, zoo hij zelf een supralapsarier was, er voor verantwoordelijk was, dat binnen Amstel's veste zelfs geen infralapsarier zijn overtuiging aan den man bracht? , antwoordde Ds. Steinfort met een volmondig ja. „Ja, dat zou zijn plicht zijn."

Hij zou het daarom wel niet doen. Hij kon het wel niet doen. Omdat allerlei wetten en omstandigheden het hem onmogelijk maakten. Maar op zichzelf was dat 's Burgemeesters plicht.

En daarbij deed dan dit geliefkoosde beeld dienst. Als een vader in de gevangenis zit, kan hij zijn zoon, zoo deze misdoet, niet kastijden. Maar toch blijft, in het afgetrokkene, het kastijden van een zoon die misdoet, vaderplicht.

Maar verder kwam men met Ds. Steinfort niet. Hij werkte zijn theorie nooit uit. Hij was geen man van omvattende studie. Hij schreef niet. Op hem had men dus geen verhaal. Aan hem had men geen houvast. Hij was een geduchte kracht in zijn engere omgeving, maar in de kerken buitenaf was zijn naam nauwlijks bekend, en in breeder wetenschappelijken kring heeft zoo goed als niemand ooit van hem gehoord.

Maar met Dr. Hoedemaker was dat anders. Deze toch voert een vlugge, vaardige pen, heeft zich op meer dan één gebied als een man van actie bekend gemaakt, en is ook op wetenschappelijk gebied met meer dan één publicatie opgetreden, waarvan men zelfs in het buitenland notitie nam.

Men mocht alzoo de verwachting koesteren, dat hij, na eenmaal op Ds. Steinfort's standpunt te zijn gaan staan, nu ook de wetenschappelijke verdediging van dat standpunt op zich zou nemen, en den weg zou aantoonen, die uit dat standpunt tot de actie van het leven en de levenspractijk leiden zou.

Wat kon ons dan welkomer zijn, dan een tamelijk omvangrijk geschrift van Dr. Hoedemaker te ontvangen, dat reeds door zijn korten titel ons de belofte bracht, dat nu eindelijk de lang verbeide uiteenzetting komen zou, ja, gekomen was.

We zeggen dit niet spottenderwijs, maar in vollen ernst.

Toen schrijver dezes van 1870 af tegen het absolute standpunt van artikel 36 partij koos, en dat niet half, maar heel deed, ontgingen hem toch in het minst de bezwaren niet, waardoor zulk een gravamen tegen Artikel 36 gedrukt werd.

En al heeft men nu in zulk een positie alle deze bezwaren met ernst onder de oogen gezien; ook al is men tot op den bodem der vraagstukken die hier de beslissing geven, doorgedrongen; en ook al acht men er in geslaagd te zijn, alle bedenkingen voor zichzelven te boven te zijn gekomen; toch neemt dit niet weg, dat men dan zoo gaarne de proef op de som ziet nemen. En die proef op de som is hier natuurlijk alleen zoo te vinden, dat een kundig en scherpzinnig man van tegenovergestelde overtuiging, zijn argumenten nogmaals op wetenschappelijke wijze tegenover de uwe stelt, en u zoo de gelegenheid biedt, om nogmaals rekening met u zelven te houden.

Het vraagstuk, dat het hier geldt, is zoo allesbeheerschend, dat ge geen man van ernst zijt, zoo ge op zulk een tegen-argumentatie geen prijs stelt, en niet de mogelijkheid aanneemt, dat men u van ongelijk overtuige.

Vraagt men nu echter, of het geschrift an Dr. Hoedemaker aan deze hoog gespannen verwachting beantwoord heeft, dan kunnen we niet anders, dan in een gevoel van diepe teleurstelling zeggen: Lees het, en antwoord dan zelf!

Natuurlijk ware een streng-logische en methodische behandeling der stof hier eisch geweest en zie nu de inhoudsopgave n, en oordeel zelf, of van zulk een behandeling hier ook maar in de verte sprake is. Of liever, leg naast deze critiek op onze rtikelen de polemiek van den Roomschen heoloog Bensdqrp, die, evenals Dr. Hoedemaker, het absolute standpunt tegenover onze artikelen over Kerk en Staat in becherming nam, en wie gevoelt niet aantonds het verschil tusschen ordelijke beandeling der stof en dwarrelende captieaking; om nu van het verschil in toon an waardeering van den tegenstander niet ens te reppen.

En als men nu vraagt naar de conclusiën,

waartoe hij geraakt, dan vragen we toch in ernst, wat het thans levend geslacht er aan heeft, om ons te komen zeggen, dat de Gereformeerde Landskerk weer moet worden ingevoerd, en dat aan de Roomschen hun volle burgerrecht moet worden ontnomen; dat alle nationale instellingen een Gereformeerd karakter moeten dragen, en dat onze Overheid al wat heidensch is moet verbieden, (dus natuurlijk ook de Mis in openbare godsdienstoefening); — als men vooruit weet, dat we nu nog tobben en lijden onder de booze naweeën van dat vroeger geldende stelsel; dat niets zoozeer als juist dat averechtsche stelsel onze Gereformeerde kerken er onder geholpen heeft; en dat, al ontzag men niets, en al dorst men alles aan, er van al dat fraais toch niets, volstrekt niets komt; ja, dat wie aan de bepleiting van zulk een stelsel zijn krachten wijdt, zich zelven en zijn geestverwanten doemt tot levenslange machteloosheid.

Kan dat nu bij de anderdenkenden ook maar den indruk van eerbied voor zulk pogen vestigen?

Zeker, dat zou nog mogelijk zijn, indien men zag, dat wie zóó oordeelen althans op eigen kerkelijk gebied zich een normale positie wisten te veroveren.

Maar hoe schreiend staat ook hier de nuchtere werkelijkheid in contrast tegenover den opgevijzelden eisch.

Dr. Hoedemaker is predikant in de Ned. Hervormde Kerk. In een kerk, waartoe duizenden en tienduizenden Godloochenaars behooren, die met het laatste overblijfsel der Christelijke belijdenis gebroken hebben, en hiervan allerminst een geheim maken, maar dit uiten brutaalweg. In een kerk, waartoe benoorden Moerdijk de breede onzedelijke massa behoort, die zich in allerlei ongerechtigheid verloopt, en zich om God noch zijn gebod bekommert. Ja, hij zit als predikant te Amsterdam indien zelfden kerkeraad, waar belijders van den Christus door Synodale overmacht uit zijn gezet.

Hij zelf is dan ook de eerste om te erkennen, dat heel de inrichting van zijn kerk vlak het tegendeel is van wat ze zijn moest. Hij geeft toe, dat zijn kerk hebben moest, wat de onze heeft, de oude Gereformeerde kerkelijke organisatie, met herstel van leeren zedetucht.

Maar terwijl alles bij het oude blijft, en op herstel van die goede organisatie niet het flauwste zweempje van een schijnkans bestaat, leeft hij jaar injaar uit ambtelijk in zoo volstrekt, onhoudbaren toestand voort, en wekt nu en dan op tot consult, tot een vergadering zonder consequentie, tot een bespreking zonder uitkomst.

Reeds de oude Grieken schreven als zetregel: i] yii\ óïdaOxs, ri öidaoxs tiZ T< fóit(t> , w. z. w.: Wie met een stelsel optreedt, moet er ook zelf naar leven. En al overdrijven we nu niet, Dr. Hoedemaker zelf moet toch gevoelen, hoeveel invloed zijn woord in kerkelijke zaken inboet, zoolang hij kerkelijk aldus leeft.

We zouden dit nog niet zoo stellig zeggen, zoo hij individualist van aanleg ware. Maar dat is hij niet. Zoo goed als de beste kent hij de solidariteit der verantwoordelijkheid ook op kerkelijk gebied. Het verontschuldigt hem dus niet, dat zijn kerkeraad orthodox is, en zijn collega's orthodox zijn. Hij is en blijft medeverantwoordelijk voor heel de Ned. Hervormde Kerk, en voor al de tweemaal honderdduizend leden van de plaatselijke kerk waartoe hij behoort.

En hoe is die massa ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Dr. Hoedemaker’s oplossing.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's