GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland, gebonden te Rotterdam, op 20 juni 1901.

Bekijk het origineel

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland, gebonden te Rotterdam, op 20 juni 1901.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Voorzitter, de heer J. H. de Lange, van 's Gravenhage, Diaconie A, opent de Conferentie met het laten zingen van de verzen 3 en 4 van den Morgenzang en met lezen van het laatste gedeelte van Handelingen 9, waaraan hij eenige beschouwingen vastknoopt, waarin hij wijst op de doorgaande ontwikkeling ook van de zonde en, als gevolg daarvan, de ellende, die wij nu na negentien eeuwen van beschaving aanschouwen. Toch, al vermenigvuldigt de ellende, de moeitCi de zorg, de diakenen behoeven niet te vragen waarheen. Als wij slechts het cog hebben op onzen Heiland, dan mogen wij gemoedigd onzen weg gaan. En al is het onder ons: niet vele rijken, niet vele machtigen, toch mogen wij, gereformeerde Diakenen, onze armen nog zoo ondersteunen dat zij niet langs de straten loopen te bedelen.

Na een welkomstwoord aan de opgekomenen gaat de Voorzitter voor in gebed.

Als adviseurs zijn aanwezig de-H.H. Predikanten Ds. Landwehr en Sillevis Smitt van de plaatselijke Kerken.

Een so-tal Diaconiën is vertegenwoordigd.

De Secretaris, de heer J. G. van den Burch van 's Gravenhage, Diaconie B, leest de notulen van de vorige Conferentie.

Naar aanleiding daarvan wordt eene vraag, waarom de tegenwoordige Conferentie niet te Gouda is gehouden, beantwoord.

De Diaconiën van Leiden A. en C. enReeuwijk hebben bericht van verhindering gezonden.

De Voorzitter brengt nu in bespreking vraag 3b, mgezonden door 's Gravenhage A:

Een of meer predikanten geven op de Conferentie wel advies, maar geen preadvies.

Na eenige bespreking wordt deze vraag ingetrokken.

Vervolgens bekomt het woord Ds. H. C. van den Brink, predikant te Rotterdam, als referent over het onderwerp: „Langs welken weg is meerdere onlwikkeUng van het Diaconaat te verwachten? " De geachte referent wil op deze vraag een kort antwoord geven. Het Diaconaat is in den loop der eeuwen verwaterd en verbasterd. Reeds ten tijde van de Reformatie was het in de Roornsche en Grieksche Kerk en eveneens nu in de Episcopaalsche Engelsche Kerk van zijn karakter beroofd. Eerst werd de Diaken een hulpe van den priester, later viel de armenzorg geheel weg en kwam de predikdienst er bij en werd hij Dienaar des Woords van lageren rang. Luther stelde den eisch, dat het Diaconaat in zijn oorspronkelijken staat moest worden hersteld, maar vond in zijne Kerken geen bijval. De Luthersche Diakenen, sub-en archidiakenen, zijn niet anders dan predikanten, die den titel van diaken voeren om geene inkomsten te verliezen. Alleen de Calvinistische reformatie wist door te zetten. Eene wel ingerichte Gereformeerde Kerk zonder barmhartigheid is dan ook niet denkbaar.

Op welke wijze heeft de diaken zich van zijn ambt te kwijten? Deze vraag is allerminst als een verwijt aan de Diakenen bedoeld.

Integendeel. Maar wij bedoelen, dat op wetenschappelijk terrein het Diakonaat zeer stiefmoederlijk is bedeeld. Broeders, die den nood der tijden en den ernst van het ambt eenigermate verstaan, komen telkens voor vragen te staan, die dringend de behoefte aantoonen van eene degelijke leer van het Diakonaat aan eene heldere theorie, gegrond op zuivere, uit Gods Woord geputte beginselen. Het eerste antwoord, het hoofdantwoord op de gestelde vraag dient te zijn: daar moet zijn ernstige, biddende studie van de beginselen die ten grondslag moeten liggen. Wij hebben noodig een degelijk wetenschappelijk handboek van de Diakonale vakken der theologie. Zulk een standaardwerk missen wij. Het Diakonale veld ligt nog braak. De man moet nog opstaan, die hier het licht op den kandelaar plaatsen zal. En ons oog richt zich naar de eigene Scholen der theologische wetenschap. Van de Duitsche geleerden hebben wij geen vrucht te wachten. In Gereformeerde Kerken kwam het Diakonaat alleen tot bloei. En waar het den Heere behaagt, juist op onze erven een opbloeien van de Gereformeerde beginselen te geven, daar worde ons vaderland eene nieuwe bakermat voor de Diakonale vakken der theologie. Ik breng het voorstel hier ter tafel, dat er van deze Conferentie een noodkreet uitga ot de Theologische Faculteit der Vrije Univeriteit en de Theologische School onzer Kerken. aar zoolang wij op vervulling van dezen ensch wachten, hebben wij te woekeren met et weinige, dat ons verleend is, moeten wij iet over de vele vragen vluchtig heenloopen f onnadenkend heenstappen. ledere practische westie moet getoetst worden aan de beginselen. e handelingen der Diakenen moeten niet pgaan in administratieven arbeid, in telling n verdeeling der gelden; dat is een bedienaar er barmhartigheid onwaardig. Niet altijd moet et bezoek der armen en hun nood onderwerp an bespreking zijn. Neen, bovendien moeten e Diakenen gaan studeeren en een deel unner samenkomsten besteed zijn aan samenpreking over de beginselen.

Enkele werken kunnen hierbij als leiddraad ienen, als Calvijn's Institutie, de Handelingen er Generale en JProvinciale Synoden, Kuyper's ractaat van de Reformatie, Olie en Wijn in de Wonden van Hoekstra, het Kerkelijk Diakonaat van De Haas, het Proces-Verbaal van het Sociaal-Congres, Christus en de Sociale Nooden. De Dienaars des Woords moeten aan zulke principiëele besprekingen deelnemen. In kleinere Kerken, waar naar art. 38 der Kerkenorde de Diakenen hulpdienst doen als Ouderling, moeten niet enkel tuchtzaken worden behandeld, maar moet ook een deel van de samenkomst worden gewijd aan den dienst der barmhartigheid. Zoo namelijk de Diakenen niet officieel samenkomen. Anders geldt ook voor deze kleine Kerken, het slot van art. 40, dat de Dienaren tot deze samenkomsten goed opzicht hebben en desnoods zich er bij laten viuden. Het hcht van den Dienst des Woords moet zijn schijnsel werpen op de uitoefening van den Dienst van het Diakonaat. Het licht van het Woord moet schijnen over de barmhartigheid, ook op den kansel en de catechisaties. De warmste ijver zal niet baten, zoo de gemeente hare roeping niet vervult.

In dit verband wijs ik nog op de Jongelingsvereenigingen, die onder goede leiding en voorlichting zegenend kunnen arbeiden. Ook in de afzonderlijke samenkomsten van lidmaten, ook wel lidmaten-catechisaties genoemd, mag de behandeling van het Diakonaat niet worden vergeten. Op die wijze worden Diakenen aangekweekt.

In de uitoefening van het ambt meenen wij, overeenkomstig de lijnen in de Encyclopaedic van Dr. Kuyper aangegeven, dat ter meerdere ontwikkeling moet gearbeid aan drieërlei taak, het voorkomen van armoede en lijden, het lenigen van armoede en verzachten van lijden en het verschaffen van de hiertoe vereischte middelen. Over elk dezer drie onderdeden nog een enkel woord.

Dat der Diakenen taak uitsluitend bestaan zou in wat men noemt bedeeling, wordt onder ons door niemand meer staande gehouden. Zelfs het woord bedeeling weren wij liefst. Het plaatst de armen, als minderen, onder de rijken en welvarenden als hunne meerderen. Dit mag ons uitgangspunt niet zijn. De drager van het ambt van barmhartigheid draagt den naam Diakonos, dat is, dienaar. Alle leden zijn als broeders gelijken van elkander; verschil in rang en stand als op maatschappelijk terrein mag op het erf der Kerk niet in rekening worden gebracht. De H. Schrift spreekt van „mededeeleri" Ef. 4:28, Rom. 12 : 13. „Deelt mede tot de behoeften der heiligen." Letterlijk staat er: Maakt u deelgenooten van de behoeften der heiligen". Deze uitdrukking wijst ons den grondslag: e gemeenschap der broederlijke hefde. Deze vereischt, dat het ideaal geen minder mag wezen dan dit: e verwezenlijking van den heerlijken toestand der eerste Christengemeente. Hand. 4 : 34 en 35. Niemand was er onder hen, die gebrek had. Agur's bede: rmoede of rijkdom geeft mij niet, voed mij met het brood mijns bescheiden deels, moet mede door den arbeid van het Diakonaat, voor alle leden der kerk verhooring vinden. Nu is voorkomen beter, en dikwijls gemakkelijker, dan genezen. Tot vervulling van deze taak moeten geestelijke en stoffelijke middelen worden aangewend. Geestelijke middelen, om de verwaarloozing van het gezinsleven tegen te gaan. De diaken is geen Dienaar des Woords of Opziener, maar wel brengt zijn ambtelijke dienst de roeping mede, om het Woord Gods onder slordige geloovigen te doen schijnen. Een goed woord vindt een goede plaats. En overigens zij er samenwerking tusschen Diakenen en Opzieners. Daarnaast moet stoffelijke hulp worden verleend. Door raadgevingen, geldschietingen op kleine schaal, kan soms eene zaak of bedrijf tot bloei komen; medische hulp en versterkende middelen kunnen een zwakken of kranken huisvader behouden. Soms kan der Diakenen roeping zijn, de werkgevers te wijzen op de ordinantiën des Heeren in zake de verzorging van invahede werkUeden, of het noodzakelijke van eene goede regeling van pensioen en verzekering. Of het raadzaam is dat de Diakonie hiertoe de hulp van de Overheid inroept, laat ik thans liefst buiten bespreking.

Ten tweede. Het lenigen van armoede en het verzachten van lijden. Gelijk uit het voorbeeld van den Heiland duidelijk blijkt, moet de barmhartigheid van Christus worden bewezen aan alle ellendigen. De natuurlijke verzorgers moeten niet worden verdrongen, maar desnoods opgewekt, het particulier initiatief moet in het rechte spoor worden geleid; de moeielijke quaestie om het ambt der geloovigen in het gewenschte verband te brengen, moet worden opgelost, en ook naar de zijde der Overheid moet der Diakenen bemoeüng zich nauwkeurig afbakenen. In alles moet de Diakonie haar geheel eenig karakter, de ambtelijke bediening der barmhartigheid, handhaven naast en tegenover alle filantropie van Christelijken en niet Christelijken aard. Het betoonen van barmhartigheid zij steeds een voorwerp van ernstige overweging; sleurwerk en ijver zonder verstand zij hier buitengesloten. En eindelijk behoeven vele vraagstukken onderlinge samenspreking. Door eene conferentie als deze kan goede invloed worden uitgeoefend; zij kan gezegend werken. Maar hare beraadslagingen hebben geen kerkrechterlijk, maar een zedelijk, slechts een adviseerend karakter. Voor meerdere ontwikkeling van het diakonaat is het bepaald vereischt, dat de diakonale zaken plaatsvinden op de meerdere kerkelijke vergaderingen. De weg hiertoe is opengesteld in art, 41 der Kerkorde.

Het laatste stuk der diakonale ambtsbediening is het verschaffen van middelen. Het hinkende paard komt ook hier achteraan. Toch gelooven wij, dat dit paard niet altijd hinkende behoeft te blijven, indien maar de diakenen getrouw huisbezoek doen, niet slechts bij armen en nooddruftigen, maar ook bij rijken en welvarenden, om hun voor te houden, welke ordinandën de Heere gesteld heeft voor het gebruik van aardsche goederen. Zoo zal de kunst van geven worden gekweekt in de gemeente en kan bij verstandig beheer het ontmoedigend getob verdwijnen.

Ten slotte zij er alle nadruk op gelegd, dat langs den aangewezen weg meerdere ontwikkeling verwacht kan worden. Maar evenzeer als van de uitnemendste bediening des Woords en van het getrouwste opzicht, geen vrucht kan verwacht worden, zonder de werking des Heiligen Geestes, evenzeer is voor de ambtelijke bediening der barmhartigheid aan dien zegen

dies gelegen De gemeente moge er bij de verkiezing van diakenen steeds dieper van doordrongen zijn, dat zij in niet mindere mate dan de andere ambtedragers, mannen moeten zijn vol des Heiligen Geestes, der wijsheid en des geloofs, gelijk ons van de eerste diakenen, onder leiding der apostelen verkozen, is opgeteekend. De barmhartigheid zelve bloeit alleen op als eene plante der liefde Gods, die ons is gegeven door den Heiligen Geest. En alleen eene krachtige opleving kan verwacht, zoo zich aan onzen arbeid naar de beginselen paart een gezamenlijke, eendrachtige smeeking der gansche gemeejrfe, om eene milde toevloeiing des Heiligen Geêstes. Dat gebed zal verhooring vinden bij 'onzen getrouwen Verbondsgod. Want het gaat om het heii van zijn arm en ellendig volk, dat op zijnen naam vertrouwt en de glorie zijner barmhartigheid in Christus Jezus onzen Heere.

De voorzitter dankt den referent met instemming der vergadering voor Z.Eerw.'s arbeid.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1901

De Heraut | 2 Pagina's

Provinciale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Zuid-Holland, gebonden te Rotterdam, op 20 juni 1901.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1901

De Heraut | 2 Pagina's