GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN DREIGEND GEVAAR.

XI.

Met moed en op God vertrouwend was Heinrich, als gezegd, zijn werk in de Russische hoofdstad begonnen.

Zijn kennis van de taal kwam hem nu te pas, , en 't bleek thans hoe goed het was dat hij zich in die taal had geoefend, al had dan ook de juffer er een beetje last van gehad.

Voor de patroons, de heeren Schroder, bleek onze Heinrich als agent al even bruikbaar, als in zijn vroegere betrekking. Het gelukte hem zeer voordeelige overeenkomsten te sluiten en voor de vele zaken, waarin zijn patroons handelden, goeden aftrek te vinden. Reeds na een half jaar ging het zoo goed dat de heeren Schroder, uit eigen beweging, de jaarwedde van hun agent aanmerkelijk verhoogden. Deze van zijn kant werkte ijverig om de zaken al meer uit te breiden. Zoo dienden heer en ondergeschikte elkander op de rechte wijs, heel anders dan men tegenwoordig 't zoo vaak ziet, dat ze als grimmige dieren tegenover elkaar staan. Dat is niet wat de Heere God wil, die ons niet leert dat wij onzen meerdere als vijand te beschouwen of onzen mindere slechts ten onzen bate te gebruiken hebben. Boaz zei tot zijn maaiers: „De Heere zij met u" en zij antwoordden: „De Heere zegene u." Zoo moet het zijn en gaat het goed.

Een tijdlang had Schliemann alzoo trouw en eerlijk en met goed gevolg zaken voor zijn heeren gedaan, toen een gedachte bij hem opkwam, die in nauw verband stond met zijn verdere plannen. Immers hoeveel andere dingen hij ook aan het hoofd had, Griekenland en Troye en het _ opgravingsplan vergat hij niet. Vast stond bij hem, zoo eenigszins mogelijk, nog eens naar Troye te gaan. Doch daarvoor moest hij geheel onafhankelijk man zijn, en over heel wat geld kunnen beschikken.

Daartoe nu meende hij 't best te kunnen komen, door zelf als koopman op te treden. Hij sprak er over met de heeren Schroder. Dezen speet het wel een trouwen agent te moeten missen. Doch eenerzijds had hij veel voor hen gedaan, kon een tweede nu 't werk best voortzetten en was die wel te Petersburg te vinden, anderszijds was hetgeen Schlieman weuschte zeer natuurlijk. Zoo scheidden ze dan als vrienden en begon de man, die als een arme schipbreukeling te Amsterdam was beland, thans zijn eigen zaken als koopman te Petersburg. Zoover bad hij het, naar 's Heeren bestel, mogen brengen.

Zooals ik reeds zei, bleef Schlieman, al was hij met hart en ziel koopman, toch zijn voornemen in gedachten houden. Hij ging voort met talen leeren en oefende zich ook ijverig in het oud Grieksch, dat er anders uitziet dan het Grieksch dat nu te Athene gebruikt wordt. In het eerstbedoelde Grieksch zijn de boeken geschreven van Homerus en anderen, die handelen over de dingen, waarin Schlieman zoo groot belang stelde. Hij begreep ter cht dat hij de kennis der oude taal noodig had, wilde hij slagen.

Koopman en geleerde te wezen, gaat in den regel niet samen. Schliemann — er zijn meer voorbeelden — heeft echter bewezen, dat het mogelijk is.

Drie jaren nadat onze vriend zijn eigen zaken begonnen was, zag hij zich reeds in het bezit van een vermogen van ongeveer honderdduizend gulden, 't Was eerlijk erworven, al zon de wereld hebben kunnen zeggen, dat het geluk den jongen koopman had gedienn. Wij echter weten dat niet het blind „geluk" — 't welk niets is — maar de Heere God ook over voorof tegenspoed in aardsche dingen beslist.

De herfst was aangebroken. Een groote lading verfhout was door Schlieman besteld en zou uit Memel in Oost Pruisen naar Petersburg worden verscheept.

Doch wat gebeurt?

Den 4en October breekt te Memel een felle brand uit, in de nabijheid der pakhuizen waar koopmansgoederen uit alle oorden der wereld liggen. Snel grepen de vlammen in 't rond; een aantal woonhuizen lagen weldra in de asch en toen sloeg het vuur over op de pakhuizen. Alle krachten werden ingespannen om de vuurgloed te doven. Maar aanvankelijk vergeefs. Hoog stegen de vlammen en telkens dreef de wind den vonkenregen verder, die weder huizen in den brand zette. Heel den nacht woedden de vlammen. Eindelijk tegen den morgen werd men het vuur in zoover meester, dat het althans tot een bepaalde kring was beperkt.

Maar daar binnen was dan ook alles als 't ware een rookende puinhoop. Bijna niets was gespaard gebleven. Rookende muren en verkoolde balken nog slechts wezen de plekken aan waar een dag te voren honderden woonden en schatten lagen opgestapeld.

Met groote bezorgdheid vernam Schlieman wat er geschied was. Een niet gering deel van zijn vermogen had hij in een lading verfhout gestoken en de vrees was niet ongegrond dat alles zou verloren zijn. Wel pleegt men tegen dergelijke ongevallen zich te verzekeren, doch 't zij dat dit verzuimd was of om een of andere reden ondoenlijk, — de goederen waren niet verzekerd en heel de schade, als die er was, kwam voor des koopmans rekening.

HUTJE MET MUTJE.

Een geacht lezer zendt ons het "volgende dat we gaarne opnemen:

Zoover mijne kennis van dialecten strekt moet de verklaring van de uitdrukking „'t hutje met 't mutje" gezocht worden in het Overijssehch landsdialect. Daar luidt het: „'t huttien met 't muttien", wat in gewoon Hollandsche uitspraak is: „'t hutje met de oude zeug" (moedervarken.) 't Zou dus beteekenen: niet 't hok te verkoopen zonder 't varken, dat dan geen plaats miMK zou hebben. Dus in de beteekenis: „'t een met 't ander" (maar juist nog niet „iets dat waardeloos is") maar „dat eigenlijk bij elkander moet blijven", ligt het eigenaardige dezer zegswijze. 1) Misschien kan u deze uitlegging interesseeren of den lezers der Heraut, die de „vragenrubriek" gaarne nazien. Dit geeft mij vrijmoedigheid om ze naast uwe verklaring te geven.

Met alle achting

L. G. G. v. d. m.

AAN VRAGERS.

In het boek van den profeet Daniël wordt gesproken van een harigen bok en een ram.

1) Iets eigenaardigs is, dat men dit zeggen niet omzetten kan.

die met elkander strijden. Ook wordt dan nader gezegd wat tot verklaring dient. Is nu ook uit de geschiedenis duidelijk wie bedoeld worden en waarin de strijd bestond?

Hier wordt blijkbaar gedoeld op wat we lezen in Daniël 8 vs. 20 en 21 nl:

De ram met de twee hoornen, dien gij gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen. Die harige bok nu is de koning van Griekenland; en de groote hoorn, welke tusschen zijne oogen is, is de eerste koning.

Daniël leefde, gelijk we weten, onder de regeering van Darius en Cyrus of Kores, vorsten der Meden en Perzen. Dat was ruim 500 jaar vóór Christus.

Nu wordt in zijn profetisch boek het koninkrijk van Perzië o. a. voorgesteld door een ram, die geweldig kan stooten. Tegen dien ram komt dan een harige bok, die den ram aanvalt en nedervelt. Die harige bok, zegt de profeet, "is de koning van Griekenland.

Deze koning van Griekenland is Alexander de Groote, die 200 jaar na Daniël leefde. Alexander, vorst van Macedonië, toog oostwaarts en overwon den laatsten Perzischen koning Darius Codomannus in drie veldslagen. Het Perzische rijk werd toen een deel van het Macedonische. Hieruit blijkt hoe letterlijk de voorzegging van Daniël, hem door God gegeven, is vervuld.

Een dichtlievend lezer vraagt of het goed is, verzen te schrijven, die niet rijmen en of iets dat niet rijmt, wel een gedicht kan wezen, zooals b.v. het vers: Het Onweder, van den dichter Bellamy.

Tot antwoord diene, dat de hoofdzaak bij een gedicht is de gedachte; daarbij kan komen de maat, en eindelijk het rijm. Er is nog meer, maar dat laten we hier rusten.

Nu is bij de oudste gedichten, b.v. die in den Bijbel voorkomen, als het lied van Mozes, dat van Debora, de inhoud eigenlijk alles. Er komt soms, als in Psalm 2 b.v. vooral, nog wel iets bij, namelijk de herhaUng van het gezegde, het herzeggen of uitbreiden in andere woorden, maar dat is noch maat noch rijm.

Tot een voorbeeld kunnen dienen b. v. de verzen 3, 4 en 5 van genoemden Psalm 2. Laat ons Hunne banden verscheuren, en Hunne touwen van ons werpen. Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal ze bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijnen toorn, en in Zijne grimmigheid zal Hij ze verschrikken.

In later gedichten uit den tijd vóór Christus komt maat voor, zekere vaste regelen waaraan men zich hield, min of meer als bij ons in de muziek. Deze dichtmaat vindt men ook m onze verzen weder, al is er in de maten groot verschil bij vroeger.

Rijmende verzen echter dagteekenen uit veel later tijd en komen in de oude talen, ten minste toen ze nog levende talen waren, niet voor. Er zijn wel Latijnsche verzen die rijmen, maar die zijn niet door Romeinen gemaakt. In de nieuwere talen werden de rijmende verzen algemeen. Toch bleef men ook veel rijmlooze verzen maken en groote dichters, als Shakespeare, Milton en Goethe, hebben hunne werken veelal in zulke verzen geschreven. Ze komen in vreemde talen nog dikwijls voor. In het Fransch echter nooit.

Bij ons werden rijmlooze verzen hoofdzakelijk gemaakt tegen het einde der achttiende eeuw. Doch ze hebben weinig plaats gehouden. Voor de ooren van vele Nederlanders is 't niet genoeg dat een vers maat heeft, maar moeten er ook rijmklanken zijn. Dit is nu wel niet juist, maar zeker is, dat onze grootste dichters tot nu toe, bijna nooit rijmlooze verzen schreven.

Iets bijzonders dat nu bijna nooit meer voorkomt, maar wel in de middeleeuwen, was het „stafrijm." D. w. z. men bracht in eiken regel woorden die met denzelfden klank begonnen, b.v.: D d

Nu zweeft de zoele zuidenwind Zacht over ^erg en ^osch. De witte wolken drijven heen. De /ieve /ente kwam.

Onze vrager zal nu wel begrijpen dat een vers of gedicht niet afhangt van het rijm. Doch het blijft waar, dat men in ons land zelden rijmlooze verzen verkiest. Maat echter, moet naar onze begrippen een vers hebben. Het is gebonden stijl. Laat men de maat ook •weg, dan wordt het zeer moeielijk de grens te trekken tusschen dicht en ondicht.

We kunnen er hier niet meer van zeggen, 't Zal nu wel duidelijk zijn. Alleen dient nog wel opgemerkt, dat niet al wat rijmt een vers of gedicht is. Want dan zouden alle makers van nieuwjaarsverzen en bruiloftsliederen tot de dichters of de dichteressen behooren, en zoodoende zou dat gild al te groot worden. Met een weinig goeden wil, kan ieder nog wel wat rijmen. Maar dichten is een bijzondere gave Gods, die men zich met den besten wil niet kan verwerven. Wel kan men haar oefenen en alzoo besteden. Zij het maar steeds tot Gods eer!

Op een vraag van P. V. te K. dient tot antwoord dat de Epacta ('t woord beduidt: bijvoeging) is 't getal dagen sinds de laatste nieuwe maan tot i Januari. Men heeft die kennis dezer tijden noodig tot berekening van het Paaschfeest, van welks tijd gelijk men weet weer die van Hemelvaartsdag en Pinksteren afhangt.

CORRESPONDENTIE

P. V. te K. Uw twee, eigenlijk zes vragen hopen we te beantwoorden, doch iets anders gaat nog voor.

Ds. L. G. G. te Z. Vriendelijk dank voorde zeer gewaardeerde opmerking, die we gaarne zullen opnemen.

J. H. O. te P. (of R.) Uw schrijven van den i8en Aug. ontvingen we pas den 2 2en, dus te laat voor uw doel. Wellicht is te Parijs 14 Rue de Trévise de inlichting te krijgen.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1902

De Heraut | 4 Pagina's