GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

EEN LEVENSGESCHIEDENIS.

XIII.

Hoe zwaar een tegenslag het vertrek van het schip ook voor Lukas mocht zijn, hem bleef niet over dan zich in zijn lot te schikken.

Trouwens, dat was minder moeilijk, dan het hem eerst docht. Immers, zijn gastheer, die zich al aanstonds een vriendelijk, welwillend man had betoond, bleek dat ook verder te zijn. Hij vroeg Lukas, die natuurlijk niet wist wat te beginnen, of hij lust had hem te helpen bij den arbeid, en de ander zei van zelf aanstonds ja.

Zoo trokken ze er dan nog denzelfden middag op uit. Niet ver van het huis, lag een stuk land, dat met koren beplant was, en een ander waarop vruchten groeiden. Daarachter stond een bosch.

Het was een zeer schoone omgeving, mooier dan Lukas ooit te Dartmouth had gezien. Er viel echter veel te doen, vooral daar de eigenaar, de man die in het huis woonde, telkens meer grond wilde ontginnen, waarvoor hij in deze nieuwe nederzetting alleen een kleine belasting had te betalen. Doch daar men eiken dag zijn eisch gaf en niet meer, zoo was het werk best uit te houden. Alleen was onzen zeeman alles natuurlijk vreemd, en bekwam het spitten hem den eersten dag niet best. Doch zijn vriend zei lachend, dat het wel beteren zou en dat was waar, gelijk Lukas al spoedig ondervond.

Hoewel het in 't begin nog al moeilijk viel, elkanders woorden te verstaan, toch ging ook dit weldra beter. De gastheer kende, gelijk ik jsei, een weinig Engelsch, en zijn gast begreep al spoedig een aantal woorden die de ander gebruikte, zoo als bêche en rateau 1), die zeker m 't Engelsch niet zoo heeten. Zoo was het dan ook mogelijk, dat zij elkaar weldra, zoo goed mogelijk, hun levensgeschiedenis vertelden, die vooral Lukas zeer verlangde, van zijn nieuwen vriend te hooren, daar hij nog steeds niet begreep, wie en wat deze was.

In 't kort dan verhaalde de gastheer dit:

Ik ben geboren in het zuiden van Frankrijk. Mijn ouders waren landlieden, en ik ben ook tot den veldarbeid opgeleid.

Mijn vader en moeder behoorden beiden, van ouder tot ouder, tot de Protestanten, de Gereformeerden, en hadden mij in de vreeze des Heeren opgevoed, waarvoor ik hun altoos zal dankbaar zijn. Wij leefden in vrede in ons dorp, dat bijna enkel Gereformeerden bevatte, en konden vrij ons geloof belijden, gelijk koning Hendrik had toegestaan. Doch onder dezen tegenwoordigen koning, Lodewijk XIV is alles veranderd. Hij heeft het oor geleend aan de inblazingen der Roomsche priesters, en zoo begon men ons te plagen en te kwellen. Er kwam een priester in ons dorp, en hij beproefde met schoone beloften dezen en genen afvallig te maken. Toen dit niet gelukte, dreigde hij dat er soldaten zouden komen, en men ons straften zou, zoo we niet tot de Roomsche kerk overkwamen.

Weldra begonnen allerlei kwellingen. Onze kerk werd gesloten en, zoo men zei, zou ook weldra het edict van Nantes herroepen worden. Dit was een besluit van koning Hendrik, waarbij wij wel niet geheele, maar toch tamelijk veel vrijheid kregen voor ons geloof.

Mijn vader stierf in dien tijd, en inijn moeder verkocht toen ons land en ging met ons kinderen naar Montauban, waar onze oom wooude. Daar leefden wij eenigen tijd tot ik, ouder geworden, naar een anderen oom moest, om in den wijnbouw mijn brood te verdienen. Doch in die streek, waar ik kwam, was bijna alles Roomsch, en daar ik voor mijn gelooi uitkwam, werd ik al spoedig gehaat en voor ketter uitgescholden. Ik hoorde ook dat zij mij zouden aanklagen, en in overleg met mijn oom besloot ik toen te vluchten in een schip, dat juist uit Roebelle vertrok, en naar Engeland ging.

Ik kwam te Londen aan en vond daar niet weinigen, die even als ik, om des geloofs wille Frankrijk hadden verlaten; vele anderen waren naar de Nederlanden gegaan. We hadden te Londen ook onze eigen kerk, en ik was graag in de stad gebleven, als ik er maar werk had kunnen vinden. Doch natuurlijk kon ik als landbouwer nergens terecht, en teren op de goedwilligheid van enkele vermogenden onder de onzen, dat wilde ik niet. Ik ging dus buiten Londen werk zoeken en vond dat ook, maar verdiende weinig. Toen hoorde ik dat de Enschen de Holandsche kolonie Nieuw-Nederland in Amerika in bezit hadden gekregen, en dat daar velen heen gingen, omdat er met wer ken wat te verdienen viel, en men er zoo vrij leven kon. Ik kreeg geld voor de reis bijeen en vertrok.

Ik heb een poos in dat land gewoond, - waar veel Hollanders en ook veel Engelschen waren, en zoo leerde ik de Engelsche taal zoo een weinig; ik kan me er althans mee helpen. Ook kon ik aardig verdienen, als ik mijn best deed. Van mijn moeder en mijn broers en zusters kon ik niets te weten komen. Ik vrees dat zij door de vervolging zijn verstrooid.

Toen ik wat geld had overgegaard, hoorde ik van de Engelschen, dat de Franschen zich hadden gevestigd in deze streek, en daar forten bouwden. Ik kreeg toen een groot verlangen, weder onder mijn landgenooten te zijn, doch vreesde dat ik ook daar in moeilijkheden kon komen. Kort daarop echter, hoorde ik van iemand die hier geweest was, dat er niet werd gevraagd wat iemand geloofde, en dat ieder land kon krijgen ook. Want men was blij als er velen kwamen, wie dan ook, als ze maar hielpen om de streek bewoonbaar en welvarend te maken. Zoo ging ik hier heen.

’t Kwam uit zoo als mij gezegd was. Ik werd als Franschman heel goed ontvangen, kreeg een flink stuk land en zou door de regeering be schermd worden.

Ik woon hier nu vijf jaar, heb me een huis gebouwd en bewerk mijn land, dat mij meer opbrengt dan ik noodig heb. Hoe graag zou ik mijn moeder — als zij nog leeft — en de an deren hier hebben. Maar ik zie geen kans hen te bereiken; op mijn brieven is nog nooit antwoord gekomen. Ik woon hier alleen en de naaste buren zijn wel een uur ver. Want er komen hier wel veel vreemdelingen, maar meestal om te handelen en hun geluk te beproeven, doch niet als landbouwers.

Doch ik vrees den Heere God en ben dus nooit alleen. Hij zorgt trouw voor mij, en zo kan ik dan ook de menschen wel missen en de genietingen der wereld ontberen. Mocht de Heere mij nog eens geven mijn vaderland terug te zien en wij er hem nog eens ongehinderd dienen. Als mijn land zoo de belijders des Heeren vervolgt, gaat het te gronde.

CORRESPONDENTIE.

J. te K. We zijn bezig het te onderzoeken, slagen we, dan deelen we de uitkomst mee.

I) Schop en hark.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's