GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bijbelsche Theologie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelsche Theologie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de Centrale Pastorale Conferentie te Zwolle, waarvan het verslag onlangs in ons blad werd opgenomen, heeft Prof. Lindeboom een reeks stellingen verdedigd ov& x Dogmatiek en Exegese, wier strekking ons niet zonder bedenking schijnt.

Wat Prof. Lindeboom gezegd heeft over het nauwe verband tusschen Exegese en Dogmatiek heeft, gelijk vanzelf spreekt, onze hartelijke instemming. Dat alle Dogmatiek aan de Schrift onderworpen moet blijven en de Schrift alleen kenbron, norma, en judex moet zijn op dogmatisch gebied is een kostelijke waarheid. Naar ons weten is hierover onder Gereformeerde theologen geen het minste verschil. Wanneer Prof. Lindeboom dan ook insinueerde aan het slot van zijn betoog, dat sommige theologen en predikers onder ons het eene deel van Gods Woord zouden opofferen aan het andere en klare en duidelijke uitspraken der Schrift, zooals dat wij doode zondaren moeten roepen tot geloof en bekeering, verwerpen door te zeggen: dat past niet in mijn systeem, een doode kan niet hooren enz, , dan is dit een door niets bewezen beschuldiging. Het liefste nemen wij aan, dat de verslaggever hier niet juist de bedoeling van den referent heeft weergegeven, maar indien Prof. Lindeboom deze aanklacht werkelijk meende, dan zou het zijn roeping zijn zulk een beschuldiging niet in een samenkomst van broederen te uiten, maar met naam en toenaam zulke verwerpers van de waarheid, die de Schrift bevat, aan te klagen bij de bevoegde kerkelijke rechtbank. Een dergelijke algemeene verdachtmaking schaadt alleen hem, die haar uitspreekt.

Veel erntiger is echter ons bezwaar tegen de omschrijving, die Prof. Lindeboom van de taak der Dogmatiek gaf. Prof. Lindeboom is Exegeet en geen Dogmaticus. Het is hem dus niet ten kwade te duiden, dat de door hem gegeven stellingen meer denken doen aan expectoraties, dan aan streng wetenschappelijke definities. Eerst de nadere toelichting bij de stellingen gegeven, zou dan ook klaarheid kunnen geven omtrent hetgeen de referent eigenlijk bedoelde. Maar uit het debat, dat op dit referaat volgde, blijkt wel, dat Prof. Lindeboom een dogmatiek wil, die èn haar systeem èn haar wijze van voorstelling èn haar terminologie rechtstreeks aan de Schrift ontleent Dit alles nu schijnt zeer Schrifttuurlijk en mag daarom op den klank afgaande menig eenvoudige bekooren, maar elk theoloog weet, hoe onder deze schoonklinkende leuze telkens weer de poging is beproefd om het dieper inzicht, dat God de Heere door de leiding des Heiligen Geestes in de Kerken in de wetenschap aan Zijne gemeente schonk, haar afhandig te maken. Met dit zelfde zeggen traden de Dooperschen op om de Gereformeerden en Lutherschen te bestrijden. Onder die vlag voer het Coccejanisme, dat den weg baande voor subjectivisme en rationalisme. Dat zelfde parool werd in Duitschland gebruikt door de zoogenaamde Bijbelsche School, die in theosophie verliep. En waar de uitkomst zoo telkens leerde, hoe deze schoone leuze op bittere schade voor het geloofsleven uitliep, daar houde Prof. Lindeboom het ons ten goede, dat wij niet zonder vreeze zijn program voor een Bijbelsche Dogmatiek aanvaarden kunnen.

Reeds terstond valt het op, dat Prof. Lindeboom in heel zijn definitie over het dogma der Kerk met geen woord spreekt. Wel wordt gezegd, dat de gemeente de roeping heeft om de dogmatiek te toetsen aan haar belijdenis; wel wordt de subjectieve eisch gesteld in zeer vage bewoordingen, dat de dogmaticus de waarheid der Schrift „in de gemeenschap der heiligen" moet belijden, maar ide plaats, die aan het kerkelijk dogma in de : ; ^ogpa-tiek toekomt wordt niet bepaald. Zoo krijgt het al den schijn, alsof elke Dogmaticus door exegese zelfstandig uit de Schrift het systeem der kennisse Gods heeft af te leiden, waarbij de hoofdzaak is, dat hij voor zich zelf verzekerd moet zijn, dat hij het „dogma en de dogmata des Heiligen Geestes" vertolkt.

En deze schijn wordt nog sterker, waar Prof. Lindebooom leert dat deze dogmata als dogmata in de Schrift zelf te vinden zijn; dat het systeem, waarin deze dogmata gezet worden, evenzeer in de Schrift moet worden gevonden, ja dat alle terminologie, die niet rechtstreeks aan de Schrift zelf ontleend is, moet worden afgekeur^. Hierin ligt een volkomen miskenning van wat de Heilige Schrift ons biedt. De Schrift is de volle, rijke openbaring Gods in woorden en daden, een openbaring die een organisch proces doorliep en daarom uit de moederbelofte in het Paradijs steeds rijker en heerlijker zich ontplooide. Maar juist dit historisch karakter der Openbaring maakt, dat schier geen enkel dogma in gereeden vorm in de Schrift te vinden is. Men neme welk dogma men wil, het dogma van de drieëenheid, van de erfzonde, van de ambten van Christus, van de vereeniging der beide naturen, en wijze één plaats aan uit de Schrift waarin dit dogma in klaren vorm ligt uitgedrukt. Zeker, in het dogma schuilt geen enkel element, dat in de Schrift zelf niet gevonden wordt; anders zou het geen dogma zijn. Maar deze elementen liggen in de Schrift verspreid, ingeweven in he historisch verband, en eerst door deze elementen uit dat verband los te wikkelen en saam te voegen, kan het dogma ontstaan. Natuurlijk gaat het niet aan, dit hier in bijzonderheden aan te toonen; slechts één voorbeeld moge volstaan. Wanneer onze Gereformeerde kerk als dogma belijdt, dat de Sacramenten teekenen en zegelen zijn door God ingesteld, dan rust dit dogma in hoofdzaak op hetgeen Paulus zegt in Rom. 4:11: aar men vergete niet, dat Paulus daar spreekt niet over Doop en Avondmaal, maar over de besnijdenis en daarom eerst uit de vergelijking met geheel andere plaatsen der Schrift moet worden vastgesteld de band, die tusschen de besnijdenis als sacrament van het Oude Verbond en doop en avondmaal als sacramenten van het Nieuwe Verbond bestaat.

Veel sterker nog klemt datzelfde bezwaar, wanneer men deze dogmata tot een systeem wil vereenigen. Dit systeem kan natuurlijk geen product zijn van ons menschelijk denken; het systeem, d. w. z. de onderlinge samenhang dezer dogmata, ^s door God zelf vastgesteld en kan door ons slechts worden nagedacht. Daarover is geen verschil van meening. Maar wel loopt de strijd hierover, of dit systeem als zoodanig in de Schrift zelf ons met zoovele woorden is geopenbaard. Elke poging nu om dit systeem in de Schrift zelf te vinden, is steeds mislukt. De Schrift geeft de openbaring in historischen vorm, teekent ons haar voortgaande ontwikkeling, maar biedt juist daarom het systeem ons niet. Vandaar dan ook, dat al onze groote Dogmatici den weg, door Prof. Lindeboom aangegeven, niet hebben gevolgd en dat de poging door de Coccejaansche theologen beproefd, om door hun foederaaltheologie het systeem der Dogmatiek aan de Schrift te ontleenen, tot niets anders dan tot verzwakking van de Gereformeerde belijdenis heeft geleid.

En eindelijk wat de terminologie aangaat, zoo weet zelfs de eenvoudigste leek, dat de dogmatische terminologie niet aan de Schrift ontleend is en niet ontleend kan worden, omdat dë Schrift zulk een terminologie ons niet geeft. Termen als het wezen Gods en de drie personen in het Goddelijk wezen, erfschuld en erfsmet, oorsprotjkelijke gerechtigheid, de ambten van Christus, de vereeniging der beide naturen, de plaatsbekleedende gerechtigheid, werkverbond en genade verbond, sacramenten enz. zijn in de Schrift niet te vinden. Wil Prof. Lindeboom dus consequent zijn en eiken term, die in de Schrift niet gevonden wordt, van de dogmatische erve bannen, dan moeten ook deze termen worden veroordeeld. Het gaat toch niet aan, protest aan te teekenen tegen één dezer termen, (de eeuwige rechtvaardigmaking) op grond dat de Schrift dezen term niet gebruikt, en zelf van allerlei termen zich te bedienen die in de Schrift evenmin worden gevonden.

Niet onsnedig heeft dan ook een der aanwezigen die met Prof. Lindeboom in debat trad, opgemerkt, dat op zijn standpunt geen sprake kon zijn van Dogmatiek, maar alleen van Bijbelsche Theologie. Daarmede werd de spijker op den kop getikt.

Het is dan ook niet te hopen, dat de dogmatici in onze kerkelijke wereld het pad, door Prof. Lindeboom aangewezen, zullen inslaan. Want al kan dit de bedoeling van Prof. Lindeboom niet geweest zijn, wiens gehechtheid aan onze belijdenis boven verdenking is, dit pad loopt uit op een derving van de winste, die de leiding des Geestes al deze eeuwen door aan de kerk bracht en op een zich keer en onder den naam van Schrift-theologie tegen de belijdenis der gemeente, gelijk de historie der dogmatiek telkens heeft getoond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Bijbelsche Theologie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's