GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dupliek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dupliek.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Lindeboom zond ons het volgende schrijven, dat wij wederom plaats verleenen :

Zöö gaat het niet.

Aan de Redactie van

De Heraut.

Geachte Redactie!

Een tweede woord van verweer, nu tegen uw voorschrift en naschrift bij mijn: Bijbelsche theologie, hl lümT-Bijbelschc theologie 1 in Nos. van 8 en 15 Nov., zou minstens eenige kolom men in beslag nemen, zoowel uit oorzaak van den zakelijken inhoud, als van de eigenaardige manier, waarop gij ook nu weder in de discussie te werk gaat. Niet als „gast" — als zoodanig had en heb ik u niets te verzoeken — maar als door u voor het front der Kerken beschuldigde en tentoongestelde ijveraar voor een gevaarlijken weg, zou ik meenen wederom alle recht te hebben, op een ruime plaats voor m. i. noodzakelijk critisch verweer. Na uwe vermaning tot „bescheidenheid, " zal ik u echter daarmede niet lastig vallen. Ook afgezien van die vermaning, zou ik voortzetting van zulke discussie niet doelmatig achten. Zóó gaat liet niet. Zóó zoude het gaan gelijken op krijgertje spelen, meer dan op ernstige bespreking van de ernstvolle zaken, 'k Zal daarom liever in mijn maandblad en 't bij blad op uwe critiek acht nemen en u een ex. van de betreffende Nos. toezenden. Vergun mij alleen nog de plaatsing van deze regelen, waarin ik den indruk weergeef, dien uw verdediging tegen mijn verweer op mij heeft gemaakt.

I. Uw bijschrift en vóórschrift bij mijn bovengenoemd artikel, acht ik nog veel minder verschoonbaar, dan uw haastig woord in 't No. van 18 Oct., en ik moet ook dat afwijzen als inderdaad ongegrond, en ook in strijd met wat de historie der Geref. theologie, waarop gij u beroept, hare beoefenaars leert. 2. Gij geeft daardoor reden - van nadenken, dat gij den theoloog, met name den dogmaticus, gerechtigd acht, of misschien wel geroepen, niet „zoo dicht mogelijk te blijven aan de taal en de wijze van voorstelling, die in den Bijbel gebruikt worden; en dat gij alzoo, in strijd met de Dordtsche Synode 1618/19 en latere Gereformeerde vaderen, philosophische waaghalzerij in Dogmatiek en Exegese eerder aanmoedigt dan tegenstaat. 3. Het gewicht van het geschil — door genoemd een verschil van beginselen, „die als uur en water elkander uitsluiten" - eischt . i. dringend, dat gij nu ook eens helder in t licht stelt, liefst door /i? ^^«stellingen tegen de ijne, boe gij u het verband denkt tusschen ogmatiek en Exegese, tusschen Theologie en hilosophie. De Kerken hebben er recht op, en ij hebben er behoefte aan, dat nauwkeurig te weten, opdat zij zoowel u als wie tegen u bezwaar hebben, kunnen toetsen aan het onfeilbaar Woord en naar dat recht beoordeelen. 4. Het zal mij aangenaam zijn, ter wille van de waarheid en den vrede, als gij - indien gij van oordeel mocht zijn, eene waarschuwende veroordeeling van mijn standpunt en streven i. z. Dogmatiek en Exegese te moeten handhaven - het niet bij die woorden laat, maar in den kerkelijken weg, ons geschil aan het oordeel en de uitspraak der Kerken onderwerpt.

Hierbij zou ik het laten, indien niet één punt een woord van toelichting noodig had. Gij hebt in uw bijschrift uw beschuldiging van „insinueeren" toegelicht, als gegrond in deze woorden, uit het verslag der discussie op de Conferentie: Als de Schrift b.v. leert, dat wij doode zondaars moeten roepen tot geloof en bekeering, dan mag geen dogmaticus of prediker zeggen: a, maar dat past in mijn systeem niet: en doode kan niet hooren enz." Dat zulks „niet mag" stemt ieder toe. Dat iemand van ons willens en wetens de Schriftleer zal afwijzen ten believe van zijn systeem, kan misschien uit die woorden worden gelezen, maar, gehoord in verband met de stellingen en de discussie, zoudt gij niet dien indruk hebben gekregen. De zin en bedoeling is niet zulk een „lasterlijke" aantijging, 'tzij rechtstreeks óf zijdelings, maar een krachtige • waarschuwing tegen de drijfkracht van logisch systematiseeren der geopenbaarde mysteriën des geloofs, die lichtelijk er toe leiden kan, dat de exegese dienstbaar wordt gemaakt aan wat bij exegeet en dogmaticus als reeds vaststaande geldt Ieder wordt in zien en zeggen, in denken en spreken geleid en beheerscht door zijn gronddenkbeelden, door zijn „systeem, " voor zoover hij er een heeft. De duidelijkste uitspraken der Schrift worden voor een dogmaticus die eenheid zoekt, ook waar de Schrift de ««heid niet te zien geeft, maar twee zijden, onduidelijk; zijn systeem of zijn „uitgangspunt" hetzelfde achtend als de analogia Jidci, waarmede alle exegese om vrij te zijn moet overeenkomen —• aanvaardt hij niet den duidelijken zin, maar zoekt een die met zijne gronddenkbeelden en zijn systeem strookt. Al doet iemand dat in de vaste meening, dat hij de Schrift naar haar eigen recht en eisch uitlegt, nochtans is zulk doen niet onschuldig. Daarom is het niet overbodig, elkander en ons zelven tegen dat gevaar te waarschuwen. Ook omdat ons .hart arglistig is, en de verleider niet verre. Dat ook onder ons duidelijke teksten inderdaad wórden gekrenkt door vooropgezette denkbeelden, o. a. teksten, die de verkondiging der zaligheid ook aan de heidenen en andere onwedergeborenen bevelen, en de wedergeboorte als vrucht van de roeping voorstellen — zie o. a. i Petr. 2:9 — zal ik eerlang D. V., in de bespreking der stellingen, met de stukken aantoonen. Als uwe ruimte het toelaat, zag ik dit woord gaarne in het e.k. No. opgenomen.

Uw Bw. Dienaar,

L. LINDEBOOM.

Kampen, i8 Nov 190s.

Aan dit schrijven veel toe te voegen is niet noodig.

Gelijk men ziet, heeft Prof Lindeboom althans op één punt amende honorable gedaan. Wij zijn daarvoor dankbaar. Maar iaat ons de hoop uitspreken mogen, dat Prof. Lindeboom, die zoo vaak anderen aanvalt, verkettert en beschuldigt, in het vervolg wat voorzichtiger moge worden. Zijn aanval nu pas weer in de Bazuin op twee van onze Gereformeerde advokaten, die met naam en toenaam aan de kaak werden gesteld en voor ons Gereformeerde volk gebrandmerkt, omdat zij eenvoudig hun plicht naar eed en recht hadden gedaan, grenst aan overtreding van het 9e gebod. Zulke uitlatingen doen nameloos veel kwaad, ondermijnen bij ons volk het vertrouwen en kunnen heusch niet achteraf worden goedgemaakt met een verontschuldiging, dat men het zóó boos niet bedoeld had.

Aan het vriendelijk verzoek van Prof. Lindeboom om nu eens principieel op het dogmatisch geschilpunt in te gaan voldoen we evenmin als aan zijn wensch om hem aan te klagen bij de kerkelijke machten. Prof. Lindeboom houdt' van stuivertje verwisselen en zou liefst de rollen omkeeren. Niet wij, maar hij is begonnen met op de pastorale conferentie onze beide dogmatici van professie Dr. A. Kuyper en Dr. H. Bavinck aan te vallen, en den indruk te geven alsof deze de eenvoudigheid der Schrift hadden verlaten om te gaan boeleeren met de ongeloovige philosophie. Daartegenover veroorloofden we ons de opmerking, dat het standpunt door Prof. Lindeboom zelf ingenomen, als twee druppelen water op het oude Coccejanisme geleek.

Gevoelt Prof. Lindeboon er behoefte aan, dat onze Synode uitspraak doe over dit geschil, dan ligt het op zijn weg de procedure bij de kerken aanhangig te maken. Voor ons bestaat die noodzaak niet, omdat Prof. Lindeboom te Kampen niet de Dogmatiek maar de Exegese onderwijst en zijn eigenaardige opvatting van de Dogmatiek dus weinig invloed oefent op de opleiding onzer a.s. predikanten. Voor Prof. Lindeboom daarentegen staat de zaak geheel anders, want zij die én aan de Vrije Universiteit én te Kampen zelf de Dogmatiek doceeren, nemen een standpunt in, - dat volgens Prof. Lindeboom voor de Kerken verderfelijk is. Zelfs zou de vraag kunnen gedaan worden of Prof. Lindeboom, wanneer hij zijn schoonmaak begint, niet beter zou doen met eerst de [„eigen inrichting der Kerken" te zuiveren, voordat hij bij de Vrije Universiteit de philosophische spinnewebben komt wegvegen. Of heeft hij de inaugureele oratie van zijn ambtgenoot in de Dogmatiek nog niet gelezen.'

Waar wij hiermede het debat sluiten, zij ons ten slotte nog eene opmerking vergund. Onze Gereformeerde dogmatici hebben in onze dagen een • dubbel zware taak. Het gebied der Gereformeerde Dogmatiek lag jaren lang braak. Ethische en moderne

theologen hebben hier oppermachtig geheerscht. Met het Calvinisme werd alleen als merkwaardige antiquiteit uit de rommelkamér gerekend. En al kleefde ons volk met mannentrouw aan de Gereformeerde belijdenis, op wetenschappelijk gebied was er niemand, die de oude Gereformeerde banier weer ophief.

Thans heeft het God behaagd ons weer mannen te schenken, die niet alleen onverdroten hebben gekampt tegen het doorvloeien der ethische en het afbreken der moderne theologie, maar die ook op den grondslag onzer vaderen hebben verder gebouwd en het oude goud hebben omgegoten in vormen, passend bij het denken onj: er eeuw.

In Gods hand is hun arbeid het middel geweest om duizenden weer vastheid te geven voor het geloof, in breeder kring weer bezieling te wekken voor de Gereformeerde beginselen, aan het Calvinisme weer een eereplaats te geven op het gebied der wetenschap.

Onfeilbaar zijn deze mannen daarom niet, en een broederlijke critiek zal ook hun geen kwaad doen.

Maar wat Prof. Lindeboom nu reeds jaren lang doet, is geheel iets anders. Het is een stelselmatig bestrijden en verdacht maken van hun pogen, een ondermijnen bij de kerken van het vertrouv/en dat deze mannen bezitten en waarzonder hun arbeid met vruchteloosheid geslagen wordt.

Te bedenkelijker is deze altoos afbrekende critiek, omdat Prof. Lindeboom zelf op het hem toegewezen terrein der Exegese nog nooit zelfs een poging heeft gewaagd om onze Gereformeerde theologie met een wetenschappelijk werk te verrijken. Niettegenstaande het ongeloof op het Nieuwe Testament de scherpste aanvallen heeft gericht, en daarom hier'de kostelijkste gelegenheid aan Prof. Lindeboom geschon­ g ken was om zijn wapenen te keeren tegen den vijand van Gods Woord en voor de heiügheden des Heeren op te komen, schijnt de buitenlandsche vijand voor hem niet te bestaan en treffen dé felste slagen altoos de broeders, die hetzelfde geloof deelachtig zijn.

Wanneer Prof. Lindeboom zich thans geroepen acht om ook op dogmatisch gebied den toon aan te geven, uit de hoogte den staf breekt over den arbeid onzer dogmatici van professie, die in het zweet huns aanschijn het brood der wetenschap hebben bereid, ja hen openlijk beschuldigt, dat zij met de ijdele philosophic koketteeren, — dan dringt onwillekeurig zich de vraag op de lippen, of zeker oud vaderlandsch spreekwoord van schoenmaker en leest hier niet van toepassing is. Zou Prof. Lindeboom niet beter doen met op het gebied der Exegese, door de kerken hem toebetrouwd, ons volk eens te verrijken met een standaardwerk dan altoos critiek te oefenen op een terrein dat niet het zijne is.?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Dupliek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's